
Zoals iedere dag zijn de deuren van de kerk open. Erik Wong stapt naar binnen en wijst de weg naar een bakstenen trap. De treden zijn oud en versleten, de trap wentelt naar boven en eindigt op een houten tussenvloer. Door een venster is het mechaniek te zien van de oude torenklok, die in 1617 werd gegoten voor de kerk van Ranum, een kilometer of tien naar het zuidwesten. Nadat de kerk was afgebrand, kreeg de klok hier in Hornhuizen een nieuwe bestemming.
De weg naar het topje van de toren gaat verder via twee steile houten ladders. Behendig klimt Wong op het uitkijkplateau in de felgele, houten torenkap. Je ziet de Waddenzee op minder dan een kilometer naar het noorden, de door Pierre Cuypers ontworpen kerktoren van Kloosterburen op een steenworp afstand in het westen, de uitgestrekte aardappelvelden, de pittoreske huizen langs de enige straat die het dorp rijk is. En aan de voet van de toren staat het meest opvallende gebouw van Hornhuizen: de oude Boeren Sociëteit die Wong, in Amsterdam een succesvol grafisch ontwerper, nieuw leven inblies als werkplek/pension/café/culturele vrijplaats aan het einde van de wereld.
Tien minuten eerder zat Wong aan een van de houten tafeltjes in zijn eigen Wongema, hond Schurk aan zijn voeten, uitzicht op de kerk aan de overkant. ‘Na twintig jaar op een etage in Amsterdam begon ik terug te verlangen naar het gevoel van mijn jeugd’, vertelt hij. ‘Met blote voeten de tuin in.’ En hij begon zich te vervelen in de eenzijdige bubble van blanke, hoogopgeleide creatievelingen. ‘Wat ik hier zo mooi vind, is de eenduidigheid van dingen. Een vogel vliegt van de ene plek naar de andere, een tractor rijdt voorbij. Er is maar één realiteit. In de stad voel je altijd de gelijktijdigheid der dingen.’
En daarom zit hij hier nu. In een immens pand op het Groningse platteland. Er is een houten bar, er zijn houten tafels, met houten vintage stoelen, een boekenkast met spelletjes, leensokken, boeken en een straatnaambordje met de tekst: ‘Wongemaplaain, ’N Goud stee aan ’t begun van de wereld’. Gekregen van de dorpsbewoners, die hem na vier intense jaren in het hart hebben gesloten.
Noord-Groningen betekent krimp. Of liever bevolkingsdaling. Krimp impliceert dat dorpen en steden in omvang afnemen. ‘Maar krimp is alleen maar dat er meer mensen weggaan dan erbij komen, het zegt niets over de kwaliteit van de mensen’, aldus Wong. Bovendien zou je het vreemd kunnen noemen dat er na decennia van klagen over de drukte in ons kleine landje en het gebrek aan ruimte nu ineens paniek ontstaat over de afname van het aantal mensen. ‘Het kan mij niet leeg genoeg zijn’, zegt Wong met volle overtuiging. ‘Daardoor ontstaat ruimte.’
Het is inmiddels bijna twintig jaar geleden dat de Maastrichtse hoogleraar Wim Derks in een gedegen publicatie voorspelde dat het niet lang zou duren voordat de bevolking in bepaalde delen van het land zou afnemen. Met als voorhoede Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Oost-Groningen, regio’s die door de perifere ligging en het industriële verleden moeite hadden hun inwoners economische perspectieven te bieden. Jonge mensen trekken weg, de hoogopgeleide voorop. Ouderen en minder geschoolden blijven achter. Het gevolg: ontgroening, vergrijzing, afname van het arbeidspotentieel en dus nog minder interesse van bedrijven om zich er te vestigen. Het is een wisselwerking die leidt tot een neerwaartse spiraal: het aantal inwoners daalt, voorzieningen verdwijnen en de plek wordt nog minder aantrekkelijk om er te wonen, werken of recreëren.
Hoewel inmiddels met emeritaat wil Derks nog wel een keer vertellen over die begintijd, waarin hij werd weggezet als een doemdenker. ‘Het was natuurlijk helemaal geen verrassing dat de Nederlandse bevolking op den duur zou gaan dalen. Al vanaf 1972 werden er te weinig kinderen geboren om op lange termijn het inwoneraantal op peil te houden’, zegt hij door de telefoon. We kenden de piramide uit de jaren vijftig en zestig, met onderaan de grote bulk van babyboomers. De algemene verwachting was dat een grote aanwas als die aan het einde van de jaren veertig en het begin van de jaren vijftig in de te voorziene toekomst niet meer zou worden geëvenaard. Het kindertal per gezin bleef tientallen jaren afnemen en bevolkingsafname was op den duur een onvermijdelijke uitkomst.
‘Maar je mocht het niet zeggen’, zegt Derks. ‘Alsof het proces daarmee zou worden versneld en het kon worden voorkomen als we het niet hardop uitspraken.’ Tien jaar lang werden zijn waarschuwingen structureel genegeerd. Gemeenten waar de krimp voor de deur stond, bleven grond aankopen voor woningbouw. Nieuwe winkelcentra en theaters werden geopend. ‘Het zou veel geld en ellende hebben gescheeld als er vroeger was geanticipeerd op de bevolkingsafname. Nu moeten ze de kosten voor die grond afschrijven en moeten voorzieningen weer worden gesloten.’
Het keerpunt kwam in 2006, naar aanleiding van de publicatie Structurele bevolkingsdaling: Een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers van Derks en zijn collega’s Peter Hovens en Leo Klinkers. Tien jaar na de eerste waarschuwingen bleken bestuurders en beleidsmakers nu wél ontvankelijk voor de onaangename boodschap. Symbolisch was het bezoek van toenmalig minister Eberhard van der Laan aan het zuiden van Limburg. Ineens was krimp een officieel onderwerp op de agenda, een probleem dat vroeg om een oplossing. ‘We hebben altijd gedacht in groei’, zegt Derks. ‘Maar toen werd er voor het eerst geld vrijgemaakt voor krimpgebieden. Om ook krimp in goede banen te kunnen leiden.’
In zijn kantoor aan de Amsterdamse Zuidas zit hoogleraar ruimtelijke economie Pieter Tordoir aan zijn langgerekte, massief houten tafel. Vanuit zijn raam op de veertiende verdieping kijkt hij neer op de voorbij rijdende treinen, metro’s, auto’s en fietsen. In de lucht helikopters van het vumc, en toestellen van klm, Qatar Airways en Air China. Op de grond, aan de voet van zijn eigen Symphony-toren, een verzameling graafmachines, kranen en bouwmannen die werken aan een fietsparkeergarage. Ook hier aan de Zuidas, het meest verstedelijkte gebied van Nederland, is extra ruimte nodig om de duizenden fietsen te herbergen die dagelijks moeten worden gestald.
Zolang de Nederlandse bevolking groeit, en dat zal ze nog een aantal decennia blijven doen, betekent krimp in het ene deel van het land groei in een ander deel. Waar de grensregio’s leger worden, wordt de Randstad voller. En niet alleen de Randstad, ook in populaire woon- en werksteden als Groningen, Eindhoven, Arnhem, Zwolle, Nijmegen en Den Bosch wordt het drukker. In de slipstream van deze succesvolle steden groeien ook de aantrekkelijke dorpen in de directe omgeving.
‘Drachten-Heerenveen, dat gaat heel goed.’ Tordoir, naast hoogleraar aan de UvA ook eigenaar van zijn eigen adviesbureau Atelier Tordoir, kijkt serieus. Hij klapt zijn MacBook open en opent zijn kleine meesterwerk De veranderende geografie van Nederland, een uitzonderlijk uitvoerig onderzoek naar geografische ontwikkelingen in Nederland. Economische trends, de arbeidsmarkt, verhuisbewegingen, demografische gegevens, woningprijzen, duurzaamheid: alles staat erin. Het resultaat van eindeloze literatuurstudie, maandenlang monnikenwerk in het archief van het cbs en analyses in een dataverwerkingsprogramma dat is ontwikkeld voor de analisten op Wall Street. Tordoir scrolt door het bestand en draait zijn laptop een kwartslag om een kaart te laten zien van de ontwikkeling van de werkgelegenheid, waarop Nederland is verdeeld in groene, grijze, rode en gele gebieden.
Omringd door de rode achterstandsgebieden in Groningen en Friesland licht de regio Drachten-Heerenveen in het zuidwesten van Friesland inderdaad opvallend op in groen-gele kleuren. ‘Nederland ontwikkelt zich steeds meer als één grote stadsstaat’, legt Tordoir uit. ‘Een netwerk van steden, waarlangs de economische lijnen lopen en die functioneren als geïntegreerd geheel. Interstedelijke en interregionale netwerken worden steeds sterker.’
In Friesland en Groningen ontwikkelt zich momenteel een sterk stedelijk netwerk langs de snelwegen A6 en A7. De eerste gaat vanaf Amsterdam dwars door de Flevopolder en de Noordoostpolder, om via Drachten en Heerenveen te eindigen in de stad Groningen. De tweede vertrekt ook in Amsterdam en sluit via de Kop van Noord-Holland en de Afsluitdijk ter hoogte van Heerenveen aan op de A6. Samen gaan ze voort als A7. Leeuwarden, dat weliswaar is aangesloten op de snelweg A31, maar niet op de grote doorgaande verbindingen, valt zichtbaar buiten de boot. De stad en haar directe ommeland kleuren op de kaart grijs; de werkgelegenheid ontwikkelt zich aanzienlijk slechter dan in de nabijgelegen steden.
Wat ze dan zoal doen, in Heerenveen en Drachten? Er is bijvoorbeeld een sterk zuivel- en voedselcluster rondom FrieslandCampina, een zuivelcoöperatie met meer dan 22.000 werknemers, 17.000 aangesloten boeren en een omzet van 8,3 miljard euro. Het bedrijf is met vier vestigingen stevig vertegenwoordigd in Drachten en directe omgeving. En dan zijn er nog zuivelfabrieken van de Nieuw-Zeelandse gigant Fonterra en de Nederlandse zuivelproducenten A-Ware Foodgroop, Ausnutria Hyproca en Henri Willig. In Heerenveen werd begin oktober de eerste paal geslagen van de vijfde zuivelfabriek in de stad. Productie, laboratoria, verwerking, inkoop, verkoop, administratie, ook bij zuivel komt veel kijken.
Rondom Drachten ontwikkelt zich een innovatiecluster, met daarin onder andere Philips Consumer Lifestyle, de grootste Philips-fabriek van Nederland, waar onder meer de Philishave en de Senseo werden ontwikkeld en geproduceerd.
‘Maar deze twee steden zijn ook aangesloten op het nationaal stedelijk netwerk’, zegt Tordoir. Ze liggen weliswaar niet centraal, maar zeker ook niet perifeer. Snelwegen en spoorlijnen stoppen niet, maar doorkruisen de regio. Mensen, informatie en goederen gaan makkelijk van de ene plek naar de andere. Samen stuwen ze elkaar omhoog, creëren ze werkgelegenheid, economische dynamiek en uitwisseling van kennis en maken ze van de regio een trekpleister voor arbeidskrachten. Minder mensen vertrekken, meer komen er bij. Economisch perspectief is samen met een aantrekkelijk woonklimaat de belangrijkste overweging om ergens wel of niet te gaan wonen.
Voor Erik Wong is het leven goed in Hornhuizen, daar waar Nederland ophoudt en het water begint. Of zoals de Noord-Groningers zelf zeggen: daar waar het water ophoudt en Nederland begint. Hij kan zich een avontuur op het krimpende platteland permitteren. Na twintig jaar in Amsterdam is hij sterk geworteld in de hoofdstad en voor zijn baan als docent aan de Rietveld Academie reist hij iedere week heen en weer. Of het niet ver is? ‘Nee, dat heb ik nooit gevonden. Maar misschien komt dat doordat ik een tijd in de Verenigde Staten en in Canada heb gewoond. De afstanden in Nederland stellen eigenlijk niets voor.’
Het gaat er grotendeels om wat er aan het einde van de rit op je wacht. Wat levert de tijdsinvestering op? Eenmaal aangekomen in Hornhuizen is de charme van Hornhuizen onmiskenbaar en dringt zich de vraag op waarom een vrijstaande woning van 135 vierkante meter hier te koop staat voor 215.000 euro, terwijl je in Amsterdam het driedubbele betaalt. En dan is dit nog een van de mooiste en dus duurdere dorpen in de streek en nog niet zo perifeer als het noordoosten van de provincie. De meest prachtige woningen zijn voor bodemprijzen af te halen. Waarom zijn we niet allemaal als Erik Wong, laten we de drukte van de Randstad niet achter ons om te kiezen voor de rust, ruimte en vrijheid van het platteland?
‘Het is me niet meegevallen om Wongema van de grond te krijgen’, doorbreekt Wong de illusie. ‘Ik had verwacht dat ik nu, na vier jaar, verder zou zijn.’ Dat er meer bedrijven waren die zijn etablissement hadden uitgekozen voor een training, een workshop, een heidag. Maar mensen worden afgeschrikt door de leegte op de kaart, de tocht door onbekend gebied. ‘Ik zie het altijd aan mijn studenten als ze hier komen. Ze stappen met een strak gezicht de streekbus uit. Ze wilden de stad helemaal niet uit. Maar na tien minuten zijn ze dat gevoel kwijt en voelen ze zich thuis.’ Maar komen ze daarna nog een keer? Nee. Eenmaal terug in het drukke westen zijn ze het gevoel weer kwijt. Daar gaan ze direct op in de spannende wereld van kansen, netwerken, kosmopolitisme. Van vermaak, drukte en verleiding.
De wereld waar alles mogelijk is, en die ook nog altijd de natuurlijke habitat is van Wong. Hij dacht als creatieve zelfstandige footloose te zijn, te kunnen werken waar hij wilde, met een laptop en telefoon bij de hand. ‘Maar dat is helemaal niet zo. Zo werkt het niet. Je hebt die besprekingen, afspraken, vergaderingen en toevallige ontmoetingen nodig om gevoel te houden voor de wereld waarin je werkt. Voor het weefsel van de stad en van het netwerk.’ En om in beeld te blijven.
In 2014 publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau het omvangrijke rapport Verschil in Nederland, een analyse van de toenemende ongelijkheid, die zich niet alleen afspeelt langs de grens van hoog- en laagopgeleid en de positie op de arbeidsmarkt, ook het beschikbare (sociale) netwerk en het esthetisch kapitaal (uiterlijk en de waardering daarvan) zijn van groot belang. Het scp kwam tot een verdeling van de bevolking in zes categorieën, met als uitersten de gevestigde bovenlaag en het precariaat. De eerste groep is hoogopgeleid, heeft een goed inkomen en een groot vermogen, een groot sociaal netwerk (familie, vrienden) en een groot instrumenteel netwerk (persoonlijk invloedrijke mensen kennen). Deze vijftien procent van de bevolking heeft over het algemeen een koopwoning met een relatief grote overwaarde.

Het precariaat, een samenvoeging van ‘precair’ en ‘proletariaat’, omvat eveneens vijftien procent van de bevolking. Het zijn laagopgeleiden, mensen met weinig inkomen en weinig vermogen, relatief weinig sociale contacten, een nagenoeg afwezig instrumenteel netwerk en een sociale huurwoning.
Tussen deze twee extremen bevinden zich nog de jonge kansrijken, de werkende middengroep, de comfortabel gepensioneerden en de onzekere werkenden. Terwijl de gevestigde bovenlaag en de jonge kansrijken zich nestelen in de meest gewilde steden, dorpen, buurten en straten raken sociaal en economisch succes voor het precariaat en de onzekere werkenden steeds verder buiten bereik. Segregatie is niet alleen een probleem van Amsterdam, Utrecht, Den Haag of Rotterdam, het is een probleem dat zich door het hele land afspeelt. De Randstad transformeert tot een enclave van succesvollen, terwijl de perifere delen van Nederland worden leeggezogen. Talent, kapitaal, werkgelegenheid, toekomstperspectief, ze verlaten het zuiden van Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en het noordoosten van Groningen, maar ook delen van Drenthe, de Achterhoek, de Kop van Noord-Holland en zelfs gemeenten binnen de Randstad.
Naarmate de overheid zich verder terugtrekt en kerken, verenigingen en klassieke hiërarchische structuren verdwijnen, zijn mensen steeds meer aangewezen op een eigen netwerk. Het is een ontwikkeling die segregatie bij voorbaat in de hand werkt. Iemand met mogelijkheden en ambitie verlaat al snel een dorp of regio waar niets te halen valt. De mensen met weinig potentie blijven achter en zijn wat betreft hun netwerk op elkaar aangewezen.
‘Door leegloop is er een braindrain’, zegt Gerrit Schuurhuis, bestuurslid van de vereniging Groninger Dorpen. ‘Vroeger had je in elk dorp wel iemand die de boel op sleeptouw nam.’ Hij was er zelf zo een. ‘Ik was voorzitter van het Dorpshuis, had in de politiek gezeten, ik wist de weg naar subsidies en naar de juiste mensen.’ Een onmisbare drijvende kracht. Vroeger bleven ze wonen in het dorp waar ze hoorden, tegenwoordig is de kans groot dat ze vertrekken, op zoek naar nieuwe uitdagingen. ‘De burgemeester van Appingedam zei een keer tegen me dat als een hoogopgeleid persoon met een goed netwerk uit een dorp vertrekt de hele boel kan inzakken.’
Dat het landelijke economische beleid zich de afgelopen jaren heeft gericht op de drie economische topregio’s Amsterdam, Rotterdam/Den Haag en de brainportregio Eindhoven heeft deze ontwikkeling versterkt. Geld en aandacht werden besteed aan het vergroten van het succes, terwijl afglijdende regio’s het moesten doen met een potje wisselgeld.
‘Ik heb het liever over de kracht van krimp. Ik houd er helemaal niet van om te zeuren’, zegt Marianne Besselink, voormalig lid van de Tweede Kamer en van de Provinciale Staten van Groningen. Een paar dagen geleden heeft ze haar baan bij de gemeente Groningen ingeruild voor het burgemeestersambt in Bronckhorst, een krimpende gemeente in de Achterhoek. Besselink is lid van de pvda, maar van de ondernemende vleugel van de partij. De afgelopen jaren heeft ze met eigen ogen gezien hoeveel kracht en creativiteit er loskomen in een gemeenschap die wordt gevraagd zelf de problemen op te lossen. Of daar in ieder geval een aanzienlijke rol in te spelen. ‘De burger neemt steeds meer het heft in handen.’
Ze praat dus ook liever niet over krimp als probleem. Waar bestaande structuren verdwijnen, ontstaat de mogelijkheid om iets nieuws op te bouwen. Neem de Eemshaven, een industriehaven waar de verwachte economische ontwikkeling niet op gang kwam. Delfzijl, stad aan de haven, was een van de eerste krimpende gemeenten van het land. Op termijn zal het aantal kinderen met vijftig procent afnemen, woningen worden gesloopt, winkels en scholen sluiten hun deuren. Met gebundelde krachten wordt gewerkt aan de leefbaarheid van de stad: minder voorzieningen, een compacter centrum, sloop van woningen zodat de woningmarkt weer gezond wordt. Samenwerking tussen scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen om de kwaliteit in stand te houden.
Maar intussen ontwikkelt de Eemshavendelta zich als een hoogwaardige hightech-regio; er wordt ineens gesproken over Energy Dataport Eemshaven. Er komt sinds 2001 een datakabel aan land, die Europa verbindt met de Verenigde Staten. Er werden twee kolencentrales gebouwd en RWE/Essent legde er het grootste windmolenpark van Nederland aan. De datakabel en de energiezekerheid waren voor Google aanleiding een datacentrum ter waarde van zeshonderd miljoen euro te bouwen, dat in 2016 of 2017 wordt geopend.
Maar dat economische succes zal niet veel invloed hebben op het lot van Delfzijl. In de perceptie van velen is dat een onaangename stad in een verre uithoek. ‘De komende jaren is er ongeveer honderd miljoen euro nodig voor onder meer het slopen van verouderde, leegstaande woningen’, legt Besselink uit. ‘Normaal gesproken wordt de sloop van oude woningen gefinancierd door de verkoop van nieuwe bouwprojecten, maar in Delfzijl en andere krimpgemeenten gaat dat niet op, want er wordt niet meer bijgebouwd.’ Dus is er ander geld nodig. Daarvan hebben de provincie, de gemeente, het rijk en de corporaties de helft bijeengebracht.
Niet slopen en de boel laten verpauperen leidt tot een stad vol spookwijken en spookstraten, terwijl slopen op maat en nieuw bouwen op maat de stad weer een frisse aanblik en iets van nieuw elan kunnen geven. Niet om krimp tegen te gaan, maar om de uitstroom te beheersen en de leefbaarheid van de stad aanvaardbaar te houden. Uit het bijzonder beperkte potje dat daar in Den Haag voor is gereserveerd kan dat niet worden betaald. Maar de opgave die er in de krimpgebieden ligt, gaat de mogelijkheden van de regio te boven: het is een nationaal vraagstuk.
Het is een grijze najaarsochtend en Mark Sekuur staat op een groot open veld in het Ebbingekwartier, hartje Groningen. Achter hem wordt met groot materieel gewerkt aan de bouw van het Student Hotel, een luxe budgethotel met 365 kamers. Daarnaast staat een charmant opgeknapt fabrieksgebouw, met daarin het hippe restaurant Oberland, en aan de rand van het terrein een bonte verzameling tijdelijke gebouwen met kunstenaars, collegezalen, een kinderdagverblijf en meer. ‘Dit was jarenlang een rotte plek in de stad’, zegt Sekuur, eigenaar van ruimtelijk adviesbureau Prima Focus. Een oud fabrieksterrein, waarvan het gros van de gebouwen al in de jaren zestig werd gesloopt en dat sindsdien braak lag. Bouwplannen waren er wel, maar kwamen nooit van de grond. In 2006 nam een aantal creatief ondernemers het initiatief om het terrein nieuw leven in te blazen als broedplaats van innovatie en ondernemerschap, het type plek dat past bij het succes van de stad Groningen.
Groningen is de jongste stad van het land, met 55.000 studenten op een totale bevolking van ongeveer 200.000, een aantal dat door het jaar heen aan grote fluctuaties onderhevig is. Aan het einde van de zomer, bij het begin van het collegejaar, laten de statistieken ieder jaar een grote piek zien. Nieuwe studenten van de Rijksuniversiteit Groningen (rug) en de Hanze Hogeschool Groningen stromen massaal de stad binnen. De meeste zijn afkomstig uit de kleinere steden en dorpen in de regio, maar steeds meer ook uit andere delen van het land en de wereld. In de loop van het jaar loopt de teller weer terug als afgestudeerden terugkeren naar de stad of het dorp van herkomst of vertrekken naar het westen van het land. Een roltrapeffect, wordt het in vaktermen genoemd: een opstap voor inwoners van de regio, voordat ze vanwege betere carrièreperspectieven verder gaan naar een groter economisch centrum.
‘Maar steeds meer mensen blijven ook na hun afstuderen hier’, zegt Peter Michiel Schaap, die met architectuurcentrum Platform Gras een kantoor heeft aan de andere kant van het grote grasveld van het Ebbingekwartier. Hoewel cijfers het nog niet helemaal kunnen bevestigen, lijkt er iets bijzonders aan de hand in Groningen. De stad stond dit jaar in de Deloitte Fast 50-ranglijst voor start-ups op de tweede plek achter Amsterdam, maar vóór Eindhoven en Rotterdam. Twee jaar geleden opende er een Client Innovation Centre van ibm, op de campus van het Universitair Medisch Centrum Groningen (umcg) wordt een vestiging geopend van Siemens en de gemeente is in gesprek met de Chinese telecomgigant Huawei. Schaap: ‘Groningen is een heel innovatieve stad en de ict-opleidingen van de rug en de Hanze Hogeschool staan hoog aangeschreven. Daar komen bedrijven op af. De aanwezigheid van Google is vooral een symbolische stimulans voor het hightech-cluster dat ontstaat.’ En hoogwaardige werkgelegenheid bindt mensen aan de stad.
Het zijn de vruchten van beleid dat in 2009 werd ingezet. Wat is de economische toekomst van Noord-Nederland, zo luidde de vraag die de SER Noord-Nederland zichzelf destijds stelde. Wat zijn de kracht en de kansen? Wat moeten we bij elkaar brengen? Geen makkelijke vragen, voor een regio die worstelde met neerwaartse spiralen. Maar na stevige discussies tussen gemeente, ondernemers, provincie, onderwijsinstellingen en het umcg werd er een aantal duidelijke ambities en keuzes geformuleerd: big data, healthy ageing (gezondheidstechnologie), agrofood (voedingsindustrie), water en energie en speciale aandacht voor start-ups.
‘Daar hebben we aan vastgehouden en je ziet het resultaat’, is de conclusie van Frans Jaspers, jarenlang bestuurslid van het umcg en nu voorzitter van de SER Noord-Nederland. En dat zonder de Zuiderzeelijn, de snelle treinverbinding tussen Amsterdam en Groningen die eind jaren negentig werd afgeschoten. ‘Een domme beslissing’, zegt Jaspers zichtbaar geërgerd. Het was nota bene zijn eigen pvda die het plan de das om deed. ‘Weet je wat ze zeiden? We leggen geen trein van 2,5 miljard aan van Amsterdam naar het einde van de wereld. Letterlijk.’
De reistijd van twee uur tussen Groningen en de Randstad is te groot om te kunnen opereren als geïntegreerd economisch geheel. De tocht duurt te lang om heen en weer te reizen voor een afspraak of een vergadering. Als het aan Jaspers ligt komt het dossier van de Zuiderzeelijn dan ook snel weer op tafel. De lobby is al lang en breed ingezet, zowel op nationaal als Europees niveau. ‘Je merkt in het landelijke beleid dat er in de Tweede Kamer bijna alleen maar mensen uit de Randstad zitten.’ Dat vernauwt de blik. ‘Iedereen kijkt naar de vier grote steden, terwijl je gewoon moet erkennen dat Groningen een heel grote trekker is.’ Trek het spoor van Groningen door naar Hamburg en je hebt een razendsnelle verbinding tussen de Randstad en Noord-Duitsland, een van de sterkste economische regio’s van West-Europa.
En trouwens, zijn investeringen in spoorverbindingen, snelwegen of sloopwerkzaamheden alleen de moeite waard als ze economisch rendabel zijn of mogen er ook andere overwegingen zijn? Een vraag die zich nadrukkelijk opdringt naarmate de samenleving verder segregeert en de ruimtelijke component groter wordt.
De Zuiderzeelijn, ook Erik Wong ziet hem graag komen. Hoewel de kans klein is dat hij nog in Hornhuizen is als de verbinding zou zijn aangelegd. De huur van het immense pand is hoog, mede door slecht verlopen onderhandelingen met de vorige eigenaar. ‘Een louche figuur’, zegt Wong. ‘Hij had een pistool in zijn auto liggen en dreigde mijn kop eraf te rammen. Dat zou hij ook echt doen, denk ik.’ En door forse tegenvallers tijdens de verbouwing. Zijn droom kon worden verwezenlijkt door de hulp van de stichting dbf, die zich inzet voor de leefbaarheid van het platteland in de noordelijke provincies. dbf deed de aankoop, Wong huurt. En de eerste huurtermijn van vijf jaar is over een jaar ten einde. ‘Ik zou dan kunnen stoppen’, zegt hij. ‘Maar dat doe ik niet. Ik wil het in ieder geval tien jaar volhouden. Die tijd heb ik nodig om echt iets moois op te zetten.’
Maar oud worden in Hornhuizen? Nee. ‘Ik zie mezelf hier niet met een rollator door het dorp lopen. Dat lijkt me best eenzaam’, zegt hij, terwijl hij vanaf de kerktoren uitkijkt op de Waddenzee. ‘Ik ben toch een stadsmens.’ Zoals al die andere stedelingen wil hij koffie kunnen drinken in het café, boodschappen doen om de hoek en ’s avonds naar het theater. Het zijn precies de dingen die hier missen. En dat wat er is zal langzaam verdwijnen. Zoals de Coöp-supermarkt in het dorp verderop, die het moeilijk heeft en waarschijnlijk binnen afzienbare tijd zijn deuren zal moeten sluiten. En wat gebeurt er met Wongema als Wong terugkeert naar het bruisende leven in Amsterdam? Het etablissement dat nieuw elan bracht – kan Hornhuizen nog wel zonder Wong, de man met de contacten, de ongekroonde koning van het dorp? ‘Ik heb mijn huurwoning in Amsterdam een paar jaar geleden opgezegd’, zegt Wong. ‘Dus het is eerder de vraag of ik ooit de stad nog in kom.’
Vinex voorbij
In de serie ‘Vinex voorbij’ blikt Floor Milikowski terug op 25 jaar Vinex en kijkt ze vooruit naar de grote ruimtelijke opgaven waar Nederland de komende jaren voor gesteld staat. In gesprek met denkers, ontwerpers en bestuurders zoekt zij naar een antwoord op de vraag: hoe geven we de toekomst van Nederland vorm?
Vinex Voorbij #5: Groei vs krimp
Met onder anderen Marianne Besselink (burgemeester Bronckhorst), Erik Wong (Wongema), prof. Pieter Tordoir (ruimtelijke economie, UvA), Peter Michiel Schaap (Platform Gras). Gespreksleiding: Susanne Heering en Floor Milikowski.
Pakhuis De Zwijger, Amsterdam. Do 26 november, 20.00 uur. Toegang gratis
Aanmelden via dezwijger.nl
Beeld: (1) Etablissement Wongema vanuit de kerktoren van Hornhuizen. Foto Erik Wong; (2) Het centrum van Delfzijl, april 2015. Foto Kees van de Veen / HH