Ze gaat door het leven als Generation Praktikum: de generatie van vaak hoogopgeleide jongeren die met diploma op zak jarenlang van de ene stage naar de andere hoppen, zonder vast werk te krijgen. De term houdt de gemoederen in Duitsland bezig. Zodanig zelfs dat die tweede werd op de door de Gesellschaft für deutsche Sprache samengestelde ranglijst van ‘woorden van het jaar 2006’. Daarmee liet de stagegeneratie die andere, nauw verwante hippe sociale kwestie van het Prekariat drie plaatsen achter zich. De precieze omvang van het probleem blijft vooralsnog onduidelijk, maar er is wel degelijk iets aan de hand. In opdracht van de DGB-Jugend, de Duitse vakbondsjongeren, deden medewerkers van de Freie Universität onderzoek onder een aantal groepen studenten. Hieruit bleek dat maar liefst 41 procent ná het afronden van de studie nog een stage liep, gemiddeld zes maanden lang. Ruim tien procent van de studenten deed twee stages, vier procent zelfs drie of meer. Vrouwen waren oververtegenwoordigd onder deze zogeheten Dauerpraktikanten, de 21ste-eeuwse opvolgers van de eeuwige student. De inhoud van de stage liet hierbij te wensen over. Slechts een derde van de studenten gaf aan dat het leren voorop stond bij de stage. Die lijkt vaker dienst te doen als een soort verlengde sollicitatieprocedure. ‘Stages mogen niet neerkomen op een extra proeftijd, die ook nog eens uit eigen zak – of beter: door de ouders – betaald moet worden’, concludeerden de onderzoekers.
Verantwoordelijk minister en prominent sociaal-democraat Franz Müntefering heeft al gesproken over ‘uitbuiting’. Eurocommissaris Spidla, verantwoordelijk voor werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen, ging begin september nog verder. ‘Stages kunnen de deur naar werk openen’, zei hij. ‘Maar het is schandalig dat jonge mensen van de ene stage naar de andere gaan, zonder uitzicht op een vast contract en dan ook nog zonder betaling.’ Om hier een einde aan te maken, heeft de Europese Commissie voor volgend jaar een ‘kwaliteitscharter’ voor stages aangekondigd.
Het probleem speelt volgens de Europese Commissie vooral in landen als Frankrijk, Duitsland en Italië. Daar verdringen grote aantallen jongeren zich om een baan. Door de krapte op de arbeidsmarkt is dat in Nederland veel minder het geval. Van enige scepsis over het middel stageplaats is hier niets te merken. Daarvan moeten er nog veel meer komen, is de breed gedeelde overtuiging van werkgevers tot vakbeweging, van vvd tot sp. Tal van politici namen afgelopen zomervakantie het voortouw. Zo oriënteerde vvd-kamerlid Helma Neppérus zich met een snuffelstage achtereenvolgens op de Milieudienst Rijnmond, een bouwbedrijf en de autorecycling.
Maar ook aan concrete maatregelen vanuit het kabinet schort het niet. Zo is er de verplichte maatschappelijke stage voor middelbare scholieren. In het regeerakkoord werd gemikt op een periode van drie maanden. Uit geld- en tijdgebrek is dat voornemen inmiddels bijgesteld tot een snuffelstage van zes tot twaalf dagen. Het kabinet stelt hiervoor ruim honderd miljoen euro ter beschikking. Minister Verburg (cda, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) heeft al aangekondigd in dit kader ook tienduizend ‘groene’ stages te willen creëren in de agrarische sector.
Stages dienen vooral als medicijn tegen talloze maatschappelijke kwalen en om achterstanden weg te werken. Werkloze jongeren worden al langer verplicht stage te lopen of anderszins werkervaring op te doen tegen een lagere vergoeding. Hun aantal zal alleen maar groter worden, nu het recht op bijstand onder de 27 jaar vervalt. Het doel is de ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ te verkleinen. Hetzelfde gaat gelden voor inburgeraars, zo is te lezen in het Deltaplan Inburgering. In 2011 zal tachtig procent van de inburgeringsprogramma’s gekoppeld zijn aan een stage, baan of vrijwilligerswerk. Ook radicaliserende jongeren hebben volgens het kabinet baat bij een stage. En niet te vergeten de 1,5 miljoen Nederlanders die analfabeet of laaggeletterd zijn. Vanuit het bedrijfsleven wordt er zelfs voor gepleit leraren stages te laten lopen. Dat zou nodig zijn om het onderwijs beter te laten aansluiten op de beroepspraktijk.
Het vroegere regeringsmotto van ‘werk, werk, werk’ kan inmiddels net zo goed vervangen worden door ‘stages, stages, stages’. Tegen het achterliggende motief van meedoen in de maatschappij zullen weinigen bezwaar hebben. Maar het stimuleren van precaire arbeidsverhoudingen zal niet bijdragen aan een gevoel van ‘erbij horen’ bij de betreffende jongeren en migranten. Want daar zit ’m de crux. Tot nu toe ging alle aandacht uit naar de vraag hoe er meer stageplekken geschapen kunnen worden om aan de enorme vraag te voldoen. Maar het is minstens zo belangrijk vast te stellen in hoeverre deze reusachtige groei van een laag- of onbetaalde stagesector volwaardige banen oplevert of hier juist ten koste van gaat.
Aan harde cijfers ontbreekt het. Er zijn zelfs geen officiële, landelijke gegevens over het totale aantal mensen dat in Nederland stage loopt, de gemiddelde duur van de stage en de stagevergoeding. Dat mag opmerkelijk heten bij een thema waarvoor zoveel tijd en energie wordt uitgetrokken. Wel zijn er enquêtes. Zoals die van de website Stageplaza.nl onder 1041 bedrijven, iets te pretentieus het ‘Nationale Stageonderzoek’ gedoopt. Daaruit volgt dat stagevergoedingen gemiddeld tussen de twee- en driehonderd euro liggen. Als voornaamste reden om stagiairs in dienst te nemen, noemen werkgevers werving en selectie van toekomstig personeel. Maar ook de extra menskracht en de goedkope arbeidskracht spelen een belangrijke rol.
Individuele voorbeelden van stagiairs als melkkoe zijn er dan ook zeker. Sommige mediabedrijven draaien voor een belangrijk deel op stagiairs. Ook in de detailhandel of horeca komt het voor dat een scholier dienst doet als spotgoedkoop werkpaard. Enkele jaren terug doken vaker spookverhalen op, zoals over een onvoorbereide mbo-scholiere die in de nachtdienst methadon moest verstrekken aan verslaafden. Maar bij de diverse betrokken organisaties heerst niet het beeld van grootschalige uitbuiting zoals in Duitsland. Zo laat de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs, waar mbo’ers terechtkunnen met vragen en opmerkingen over onder meer stages, weten hier weinig klachten over te ontvangen. Woordvoerder Martin van Oosten van de vakbond cnv ziet zulke situaties vooral in de zorg. ‘Stagiairs worden daar soms ingezet voor werk dat vroeger door vaste krachten werd gedaan. Het kenmerk van een stage moet zijn dat er ruimte is om te leren. Ik vraag me af of dat in alle gevallen zo is.’ De oorzaak ligt volgens Van Oosten vooral in het personeelstekort in die sectoren, waardoor de stagebegeleiding tekortschiet. Niet in bezuinigingsmotieven.
Ook bij de fnv komen af en toe klachten binnen van stagiairs die alleen koffie moeten zetten. ‘Maar het gaat meestal over discriminatie’, aldus voorzitter Judith Ploegman van FNV Jong. ‘Mensen met een verkeerde achternaam kunnen nog altijd moeilijk een stageplek vinden. Omgekeerd klagen werkgevers vooral over de houding van stagiairs, de zogeheten soft skills. Stagiairs die met een petje op binnenkomen of niet met twee woorden spreken.’ Ze is bekend met de situatie elders in Europa, maar hier ligt het anders. Ploegman: ‘In veel landen, zoals Frankrijk, zie je dat studenten met een diploma op zak eerst stage lopen en dan moeten hopen dat ze een echte baan krijgen. Dat is in Nederland gelukkig niet het geval.’
De nieuwe Nederlandse stagegeneratie heeft het dus zo slecht nog niet vergeleken met de Europese leeftijdsgenoten. Dat is in de eerste plaats te danken aan de lage werkloosheid. Voor het mbo geldt bovendien dat de instroom van scholieren afhankelijk is van de beschikbaarheid van stageplaatsen. Die loopt op haar beurt weer grotendeels gelijk op met de vraag op de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg uitgezonderd. Daardoor zijn vraag en aanbod van stages en banen redelijk op elkaar afgestemd.
Toch dreigen er problemen. Op dit moment is het tekort aan stageplaatsen grotendeels opgelost. Alleen de matching is een probleem: de plekken zijn er, de kandidaten ook, maar ze vinden elkaar niet. Door de ambitieuze kabinetsplannen kan het tekort weer snel toenemen. Met alle gevolgen van dien, legt beleidsmedewerker Arjan Ploegmakers van de fnv uit. ‘Op dit moment wordt de oplossing voor van alles en nog wat gezocht in duale trajecten. Werken en leren ineen dus. Nu zijn het weer de laaggeletterden en de inburgeraars. Zij kloppen straks allemaal aan voor stage of leerwerkplekken. Maar een werkgever is ook niet dom. Die kijkt gewoon naar wie hem het minste kost en het meeste oplevert.’
Verdringing van de ene stagiair door de andere dreigt dus, een trend die ook de MBO Raad signaleerde in haar jaarverslag. Helemaal nieuw is dat niet. Vanuit Curaçao klinken al langer klachten over de vele honderden Nederlandse stagiairs die de leerplekken van plaatselijke jongeren zouden bezetten en hen uit betaalde banen zouden verdringen. Die concurrentieslag om stageplaatsen zal straks ook binnen Nederland aanzwellen, voorspelt Ploegmakers. ‘Inburgeraars die de taal nog moeten leren, zijn doorgaans niet erg productief. Slimme vwo’ers zijn dat wel, ze pikken iets snel op. Ze zijn bovendien gratis, want de maatschappelijke stage is verplicht. Dat geldt weer niet voor mbo’ers, aan wie bedrijven meestal een stagevergoeding moeten betalen.’ Zo gaan arbeidsproductiviteit en kostenbesparing een grotere rol spelen. Oprechte zorg over de instroom van goed opgeleide vaklui blijft echter de voornaamste reden voor werkgevers om stagiairs aan te nemen, gelooft Ploegmakers.
Die zorg zal afnemen als economisch minder florissante tijden aanbreken. Dan daalt het aantal vacatures, groeit het aantal (hoogopgeleide) werkzoekenden en hebben werkgevers het weer voor het uitkiezen, zij het met de hand op de knip. Gegarandeerd dat ze dan eerst bekijken of er tussen het nu al historisch grote aantal stagiairs wat van hun gading zit.