Bob uit Zuid © Tim Knol / Excelsior Recordings

‘Yo yo yo, ey ey ey’, begint rapper Bob uit Zuid het vijfde nummer op zijn debuutalbum, en zingt dan: ‘Ik wil geen hit/ Niet op de radio/ Geen clip.’ Hij herhaalt: ‘Dit wordt geen hit/ Ik wil het niet/ En ik meen het.’ Dus: ‘Het moet een keer mislukken/ Na het schrijven verwijder ik mijn beste stukken.’

Yo yo yo, ey ey ey. Is dat een ode aan hiphop uit de jaren negentig, een ironische knipoog naar hiphopclichés of, het meest waarschijnlijk, beide? Want er zit veel liefde voor de jaren negentig in het werk van Bob uit Zuid, de artiestennaam van Bob Dijkshoorn, die halverwege die jaren negentig werd geboren en voor het eerst opdook op een mixtape op het label van Pepijn Lanen (De Jeugd van Tegenwoordig) en Abel van Gijlswijk (Hang Youth).

Hij heeft de vierkante rauwheid van Def P in zijn flow, kent zijn Beastie Boys-klassiekers, noemt zelf in interviews Beck als invloed, doet soms ook denken aan G. Love & Special Sauce en Fun Lovin’ Criminals, maar dan met de hoorbaar spontane opwinding waarmee de legendarische cultplaat 100% van het elektronische rockproject The Slew in 2009 tot stand kwam: de opwinding vastleggen, niet te veel bijvijlen, en de electronica dominant verklaren boven de instrumenten. In het geval van Bob uit Zuid: de Akai-drumcomputer.

Er ademt een zucht naar waarachtigheid uit het werk van Bob uit Zuid, en daaraan gekoppeld een afkeer van pretenties en leeg gesnoef. Vandaar Geen hit, het antwoord op rappers die rappen over hun aantal streams en daarmee over hun geld. Zo heeft hij meer grappige vondsten. Bob uit Zuid slaat zijn geld niet stuk in de stripclub, maar aan dure brokken voor zijn sint-bernard uit het asiel. Hij droomt niet hardop van een oprit vol Maybachs, maar in het bijna industrieel donkere Ruhrgebied formuleert hij zijn dromen: ‘Ik heb mijn eigen fabriek in het Ruhrgebied.’ De details zijn hilarisch: een Duitse bril voor zijn pikzwarte ogen, een toren die zwarte teer spuwt, een stalen auto met een Duitse vrouw erin, een diesel ‘want dat vertrouw ik meer’.

Zijn instelling leidt ook tot een voorkeur in een inmiddels achterhaald debat: dat over de grootste van de Grote Drie. In Schrijver ademt de erfenis door van de schrijver die daar buiten viel: Jan Wolkers, waddenlopend, ‘wandelschoenen in mijn blote reet’. En dan klinkt ineens een sample van de schrijver die wél tot de Grote Drie werd gerekend, en het daar volkomen mee eens was. Harry Mulisch zegt: ‘Bij mij was het zo dat ik op jonge leeftijd, toen ik vijftien, zestien was, dat ik zeker wist dat ik een genie was. Alleen wist ik nog niet waarin.’ Opscheppen is een grote kwaliteit in hiphop, maar geen enkele rapper heeft daarin ooit Mulisch verslagen. Zelfs Bob uit Zuid moet zich daarbij neerleggen.

Bob uit Zuid – Bob uit Zuid (Excelscior)