Pasjinin werd geboren in Fedoskino en opgeleid tot schilder in een typisch Russische laktechniek, die naar het dorpje Palech is vernoemd, en ook in het westen bekend is omdat er snuifdoosjes en matriosjkapoppen in worden uitgevoerd. De schilder was vanaf 1939 verbonden aan de kunstfabriek in zijn geboorteplaats. Zijn werk werd vanaf 1947 her en der in de Sovjet-Unie tentoongesteld en door verschillende musea aangekocht.

Het schilderij in het Rijksmuseum is een portret van Josif Vissiaronovitsj Dzjoegasjvili ‘Stalin’, meet 63 bij 48 cm en is vervaardigd in 1950. Onder de datering staat de vermelding ‘no.73’, wat aangeeft dat dit een lopende band werkje was.

Wat moet het Rijks ermee? Context. Het portret is afkomstig uit de nalatenschap van Paul de Groot (1899-1986), tot 1977 (ere)voorzitter van de Communistische Partij Nederland (CPN). De Groot bezocht Moskou geregeld en heeft het schilderij daar gekregen, of misschien (mooier nog) zelf gekocht. De CPN nam in 1963, zeven jaar na Chroesjtsjovs aanval op de sovjetleider, afstand van Moskou. De Groots (aangenomen) zoon, die het schilderij aan het museum schonk, wist dat het tot 1964 bij De Groot aan de muur gehangen had, tot hij verhuisde en het schilderij naar zolder verdween. Zal het ding bij de heropening van het Rijksmuseum – gesteld dat dit er ooit van komt – op zaal komen te hangen? Of hoort het ook daar op zolder?