Iedereen heeft het ooit gedaan als, om welke reden ook, afstanden gemeten moesten worden: stappen zetten. Eén stap was dan ongeveer een meter. Tenminste, als je elke stap zoveel oprekte als kon. Bij een mens van gemiddelde lengte, en de benen navenant, zijn bij normale gang de voetstappen circa 10 tot 15 centimeter korter dan een meter. Maar de meter is de standaard. De lengte ervan is een calculatie: de klassieke meter is berekend als een deel (1/10.000.000) van de helft van een meridiaan die, van de Noordpool tot de evenaar, 10.000 kilometer lang is. Dat gebeurde in 1795 in Parijs. De eerste hevigheid van de Revolutie en het schrikbewind van Robespierre waren voorbij. Het dagelijks bestuur bestond uit de directeuren van het Directoire die de staat weer op orde gingen brengen en zo veel mogelijk van het ancien régime opruimen. Wat ook moest gebeuren was de standaardisering van maten zodat die voor iedereen gelijk zouden zijn en overal hetzelfde. Eerst werd de standaardmeter uitgevoerd in messing, in 1799 werd die vervangen door platina. Die meter wordt in Parijs bewaard.

Maar ik dwaal af. De werken die de kunstenaar Stanley Brouwn maakt zijn op allerlei manieren formuleringen (en uitbeeldingen) van maten. In die werken worden, om zo te zeggen, maten zichtbaar gemaakt en beknopt samengevat. Wat hij daarbij vaak ook een rol laat spelen is de verhouding tussen de standaardmeter, eigenlijk een abstracte maat, en de maat van een voetstap die incidenteel en persoonlijk is. Trek op een vel papier langs een liniaal, als dat lukt, een feilloos rechte lijn van bijvoorbeeld 50 centimeter – en probeer dan uit de hand die lijn te kopiëren. Dat lukt denk ik niet (niet bij mij tenminste) zonder dat daar nerveuze bevingen bij gaan optreden. Het verschil tussen die twee lijnen is op z’n minst geheimzinnig. Het is een beving van de hand – en elke stap die je zet is in maat en kordaatheid afhankelijk van de mechaniek van het lichaam.

Wat is daar voor raadsel aan: dit boek is de verpakking van een werk: één meter naast één stap

In 1976 maakte Brouwn in het kader van zijn expositie in het Van Abbemuseum een langwerpig smal boek, in een oplaag van 500. Het is 100 x 10 centimeter en 1,2 cm dik. Op het wit kartonnen omslag staat: stanley brouwn 1 m 1 step – in onderkast van de helvetica. Het boek heeft zestien pagina’s, dat is één katern. Het is dus heel spaarzaam gemaakt en fysiek bescheiden. Het dunne lettertype, geen kapitalen, het papier het kaalste wit. Het boek is typografisch zo doorzichtig mogelijk want niets mag afleiden van het drama van de inhoud. De eerste vier bladzijden 1, 2, 3 en 4 zijn blanco. Op 5 (rechterpagina) staat onderaan 1 m aangegeven. Bladzijde 6 is weer blanco, en op 7 (rechts) langs de uiterste rand van de pagina loopt een dikke zwarte lijn (2 mm) over de volle hoogte van 100 cm – de maat van 1 meter accuraat vertoond. Vervolgens zijn bladzijden 8, 9 en 10 weer leeg. Rechtsonder op bladzijde 11 staat 1 step aangekondigd. Daarna is 12 leeg. Dan is van de hele rechterpagina 13 de 100 cm hoogte ingekort. Die is nu 88 centimeter. Langs de rand van het blad loopt opnieuw een zwarte lijn (2 mm) die de precieze maar toevallige lengte van 1 stap laat zien. Tot slot van deze uitgemeten vergelijking van maten, zijn bladzijden 14, 15 en 16 weer blanco.

Dit soort werk, dat uit de strenge verheldering voortkomt die de abstractie heeft achtergelaten, heet doorgaans conceptuele kunst. Dat is verwarrend omdat de indruk gewekt wordt dat dit soort constructies bedacht is. Dit precieze kunstwerk is een vinding (in de inhoudelijke context van Stanley Brouwns werk) die vervolgens is gemaakt en uitgevoerd. Dat maken van het werk, en de discrete uitvoering ervan in het boek, zijn volstrekt meetbaar. Wat is daar voor raadsel aan: dit boek is de verpakking van een werk: één meter naast één stap. Ik geloof dat Brouwn deze incidentele stap, voor dit werk, echt heeft gezet en toen opgemeten. De stap is bijna realisme. Er zijn ook andere in zijn werk: van 75 of 83 of 87 centimeter bijvoorbeeld. Die maten zijn zo toevallig als die van vóór het metrieke stelsel. De Amsterdamse voet was 28,3 centimeter maar de Rijnlandse 31,4. Maar dan die zwijgzame, onbeweeglijke, abstracte meter: die is pas echt ondoorgrondelijk als een zwart kwadraat.


PS: Stanley Brouwn wil zo anoniem mogelijk blijven. Dat past bij de stille aandachtigheid van zijn werkdie hij daarom niet gefotografeerd wil zien. Daar houden wij ons aan