Afgelopen zaterdag fietste ik weer eens door Brabant. Een lentezonnetje en langs de wegen en paden bloeiende stinzenplanten onder de nog kale bomen. Heerlijk. Totdat je langs een stal komt. En dat wil in Brabant nogal eens het geval zijn. Dan walmt de stank je tegemoet en slaat de lucht je op de longen. Brabant, en dan vooral Oost-Brabant, is één grote veefabriek. Een fabriek die niet alleen voor Nederland produceert, maar vooral ook voor de export.
De Raad voor de Leefomgeving, een adviesorgaan van het kabinet, kwam vorige week met het advies Duurzaam en gezond: Samen naar een houdbaar voedselsysteem. De eindconclusie van de raad is dat de veestapel fors kleiner moet. Anders zal die veestapel in z’n eentje in 2050 alle CO2 uitstoten die Nederland in dat jaar volgens internationale afspraken mag uitstoten. Dat zou stapelgek zijn.
Maar het gaat de raad niet alleen om duurzaamheid. In de titel van het advies staat heel bewust ook het woord gezond. Wat je ruikt in Brabant is niet alleen slecht voor het klimaat, maar ook slecht voor de omwonenden. De uitstoot van fijnstof van de vee-industrie en de ammoniak in de gigantische hoeveelheden mest die al die varkens, koeien, geiten en kippen produceren tasten de longen aan.
Ook is er het risico van een uitbraak van Q-koorts of vogelpest. De uitbraak van Q-koorts van een tiental jaren geleden had ten minste 26 sterfgevallen en vierduizend ziektegevallen tot gevolg. Volgens de databases van de ziekenhuizen waren het echter waarschijnlijk 76 doden. Het is een wrange vergelijking, maar de aardbevingen in Groningen zijn – gelukkig – tot nu toe minder gevaarlijk.
De reacties op het advies waren voorspelbaar. De Land- en Tuinbouworganisatie lto, de landbouwlobby, liet weten het niet eens te zijn met de conclusie. Die trompetterde: kijk eens wat we al doen, we spelen al in op de maatschappelijke vraag naar duurzamer vlees en we gebruiken al de schone energie van windmolens en zonnepanelen.
In de wandelgang van de Tweede Kamer hoor je dat een oppositiepartij als GroenLinks verheugd is met het advies. De conclusies van de raad voelen voor de GroenLinksers als een steun in de rug. Maar uit de hoek van de partijen die veel agrariërs in hun achterban hebben, uitgerekend de regeringspartijen cda, ChristenUnie en vvd, komen geluiden dat de wetenschappers van de raad buiten de werkelijkheid staan. Omdat het regeerakkoord al aanstuurt op wat met een mooi woord een warme sanering van de veestapel heet. Omdat als Nederland saneert de vee-industrie in het buitenland zal groeien en daar is die industrie nog vervuilender dan hier. Omdat wanneer als gevolg van de inkrimping van de veestapel het vlees duurder wordt de lagere inkomensgroepen geen vlees meer kunnen eten.
Om met dat laatste te beginnen. Laat het nou volgens het advies van de raad juist de bedoeling zijn dat we veel minder vlees gaan eten. Met z’n allen, dus ook de hogere inkomensgroepen. Dat zij zich dan vaker een duurder geworden biefstuk kunnen veroorloven dan lagere inkomensgroepen is nu ook al zo. Het lijkt me geen valide argument om de veestapel niet forser te saneren dan in het regeerakkoord is afgesproken.
Het tegenargument dat de productie zich dan zal verplaatsen naar een minder efficiënt producerend buitenland zag de raad aankomen. Ze voorspelt in haar advies dat de klimaatdoelstellingen in dat buitenland dan zullen gaan knellen en er daar dan ook ingegrepen moet worden. Bovendien denkt de raad dat de productie daar zal worden overgenomen door de meest efficiënte, lees schone, bedrijven.
Ik denk dat een bijkomend positief effect van de verplaatsing naar het buitenland kan zijn dat er minder – vervuilend – transport van vee en vlees nodig is. Volgens de Centrale Organisatie voor de Vleessector was in 2016 driekwart van het in Nederland geproduceerde varkensvlees bestemd voor het buitenland. Ook van de kalfsvleesproducten ging het grootste deel de grens over.
De negatieve reacties op het advies vertonen een bekend Haags patroon. Het is verzet tegen veranderingen die onontkoombaar zijn. Gevolg is dat pas wordt ingegrepen als het water aan de lippen staat. Vergelijk het met de verhoging van de aow-leeftijd. Ook die was gezien de demografische ontwikkelingen onontkoombaar, maar werd decennialang tegengehouden, zodat die verhoging relatief bruut moest worden ingevoerd. Daardoor konden vooral de ouderen onder de werkenden zich er minder goed op voorbereiden.
Ook nu dreigt gevaar als inkrimping van de veestapel niet voortvarender wordt aangepakt. Ten eerste het gevaar dat de lto juist wil voorkomen: een chaotische, koude sanering van veestapel en bedrijven. Fietsend door Brabant vraag je je af wat er in al die stallen gaat gebeuren als de varkens, kalveren en kippen daaruit dan zonder uitgedacht plan verdwenen zijn. Komen daar dan geiten in? Dat is een groeisector, waarin veehouders momenteel het meest verdienen, mede omdat voor geiten geen quota gelden. Maar stallen met geiten lossen de klimaat- en gezondheidsproblemen niet op.
Of worden die leegkomende stallen illegale drugsfabrieken, een plaag waar Brabant nu al onder gebukt gaat? Dan zou niet tijdig en niet gecontroleerd ingrijpen in de veestapel uiteindelijk gevolgen kunnen hebben voor de toch al dreigende ondermijning van de democratie en de rechtsstaat. Nu al proberen criminelen met drugsgeld invloed in de bovenwereld te kopen en schuwen daarbij bedreiging en geweld niet. Ook dat gevolg van een koude sanering van de veestapel moet worden voorkomen.