‘Wat betekent noir tegenwoordig nog?’ vraagt Michael Atkinson zich af in een essay, geleverd bij een nieuwe dvd van Jules Dassins gevangenisdrama Brute Force (1947). Atkinson, journalist voor onder meer The Village Voice en auteur van Ghosts in the Machine: Speculating on the Dark Heart of Pop Cinema, zoekt het antwoord via de constatering dat klassieke films noirs als flessen antieke brandy (géén wijn, te chique, vermoedelijk) zijn: deze films worden met het verlopen van de tijd alleen maar beter door hun tijdloze resonantie. Het geheim, volgens Atkinson, is de ondermijnende subtekst, namelijk de retorische vraag waarom socio-economische structuren onvoldoende draagkracht bieden voor de meerderheid van de bevolking. En wie deze vraag dringender dan de meeste filmmakers stelde, was Jules Dassin (1911).

Noir is springlevend. Deze stijl leeft niet alleen voort in de vormgeving van de moderne cinema, maar ook in de ideologische opmaak ervan. Het vertellen van een verhaal vanuit het perspectief van de ‘man op straat’ is nog altijd een standaard in Hollywood. En de kiem voor de band tussen kijker en personage werd voor een belangrijk deel gelegd tijdens de hoogtijdagen van de film noir, en daarvoor tijdens de opkomst van de gangsterfilm. Beide genres, beter, stijlen, hebben als centraal thema het idee van misdaad als daad van protest tegen ‘het systeem’. Dit gegeven vormt een rode draad in het werk van Jules Dassin, telg uit een Russisch-joods gezin van Brooklyn, New York, die eerst acteur werd en daarna filmregisseur. Dassin maakte in de jaren veertig briljante films noirs: naast Brute Force ook Thieves’ Highway en Night and the City. De subversieve kwaliteit van zijn werk bleef niet onopgemerkt. Producenten in Hollywood maakten hem al gauw duidelijk dat zijn dagen als cineast geteld waren. Vlak voordat hij voor de House Un-American Activities Committee zou verschijnen, vertrok hij naar Europa. Daar leidde hij aanvankelijk een armlastig bestaan, maar in 1955 maakte hij zijn beste film, Du rififi chez les hommes, een onvergetelijke heist movie waarin Dassin zijn grote meesterschap als vertolker van de dromen en angsten van mensen aan de onderkant van de maatschappij toonde.

Ironisch is dat Brute Force, die Dassin jaren vóór Rififi binnen het Hollywood-systeem maakte, ideologisch nóg scherper is. Atkinson noemt Dassin een ‘stedelijk dier uit de lagere klasse’, en dat is in Brute Force aan alles af te lezen. Het verhaal draait om een groepje gevangenen, geleid door Joe Collins (Burt Lancaster). De gevangenis is de maatschappij: gewelddadig en repressief en falend – een hel pur sang voor de zwakkeren. Tegenover hen staat de beul, Captain Munsey (Hume Cronyn), een fascistische wreedaard die plezier put uit het martelen. Het confronterende is dat Munsey er vriendelijk en intelligent uitziet, en in die zin wijst hij vooruit naar Ralph Fiennes’ Amon Goeth, de maniakale kampcommandant in Steven Spielbergs Schindler’s List (1993). Munsey én Goeth zijn quasi-beschaafden, letterlijk wolven in schaapskleren. Beiden laten hun echte karakter zien wanneer ze hun shirt uitdoen en, gekleed in smetteloos, wit onderhemd, ogenschijnlijk het symbool van opvoeding en beschaving, monsterlijke daden uitvoeren, in het geval van Goeth het van afstand neerschieten van joodse gevangenen, en in het geval van Munsey het met een stalen pijp afranselen van een onschuldige gevangene.

Brute Force is onverminderd actueel door de fascistische metaforiek en thematiek. Het is een ongelooflijk politieke film, verpakt in het genre van het gevangenisdrama.

Brute Force, dvd (Criterion). Andere films van Jules Dassin zijn overal te bestellen