Alleen wat niet ophoudt pijn te doen blijft in de herinnering, beweert Nietzsche. Zo heb ik als vierjarige eens mijn grote teen gestoten tijdens een bergwandeling. En ik weet dat nog. Ik weet zelfs nog wat ik zei, of jammerde. Het was: ‘Die steen hebben ze daar speciaal voor míj neergelegd!’ Herinner ik me dat als een film? Natuurlijk niet. Ik weet het alleen nog omdat het incident meteen is opgetild en aangekleed als anekdote. Op verjaardagen of wanneer ik thuis een nieuw vriendinnetje kwam voorstellen, kwam die Steen des Aanstoots uit een of andere mouw gerold.
Alleen wat eindeloos opgerakeld wordt blijft in de herinnering.
Hoe zal dat over een paar jaar zijn, als we allemaal ons Google-brilletje dragen of zo’n minicamera hebben opgeprikt? Tegenlicht portretteerde laatst mensen die hun hele leven op camera willen vastleggen en geloven dat in de toekomst iedereen dat gaat doen. Een compleet extern geheugen. Met zo’n extensie zou je die hele steenstootscène terug kunnen spelen, op Facebook zetten, enzovoort. Dat zou je kunnen doen en toch geloof ik dat het niet gaat gebeuren. We zijn narratieve dieren en ons geheugen werkt narratief. Hoe was je vakantie? Ga maar zitten, dan laat ik je de complete film zien. Kijk, daar loop ik naar het urinoir van het restaurant, en hier zie je me pissen… Doortrekken… Handen wassen… Afdrogen…
Welnee, zo’n vakantie wordt een verhaal, rond drie of vier anekdotes (‘en toen zei hij: die steen hebben ze daar spe-ciáál…’). We vatten samen, dikken aan, laten weg, maken fictie. Al die extern opgeslagen beelden en geluiden, die hele objectieve film van je leven, is volmaakt zinloos. Al was het maar omdat je een net zo lang leven nodig zou hebben om het ooit terug te zien.
Losse beelden en harde feiten zijn niets zonder het narratieve verband dat wij onmiddellijk als een lasso om ze heen werpen. ‘Die steen hebben ze daar speciaal voor mij neergelegd.’ Later ben ik me gaan afvragen: wie waren die ‘ze’? Wie waren die wonderlijke wezens die minutieus wisten welke route we zouden lopen en waar ik mijn voeten zou neerzetten? Ik weet het niet meer, en dat is ook met geen film meer terug te halen. Wel bewijst het dat ook voor een vierjarige losse feiten niet bestaan. Voet, steen, pijn: dat kunnen geen harde, zinloze feiten blijven, die moeten onmiddellijk optreden in een narratief verband. Iemand, meerdere iemanden zelfs, die beschikken over magische krachten, hebben die daar neergelegd met het doel mij te krenken.
We kennen de situaties allemaal. Je hebt net al je moed bijeengepakt om je belastingaangifte te doen. Alle formulieren en mappen liggen op tafel. Je concentreert je hevig. En juist dan besluit je buurman om aan zijn motor te gaan klussen, onder jouw raam, waarbij hij eindeloos gas moet geven en maar niet wegrijdt. (En dat is nog wel het meest irritante: de niet-ingeloste belofte dat de kwelling snel over zal zijn en hij elk moment weg kan scheuren.) Dat doet hij speciaal om mij te zieken, denkt een primitiever deel van je brein nog altijd. Want we kunnen het niet laten om causale verbanden te zien. Niets bestaat zonder oorzaak. Bij de visboer, die mijn zoon van vier de ‘viscoman’ noemt, vroeg hij gisteren: ‘Waar is vis eigenlijk van gemaakt?’
Zo’n permanente geheugencamera als in Tegenlicht past in de trend om weg van het narratieve te gaan. Het is een poging om naar harde, objectieve feiten terug te keren. Daarmee is het een volgende stap in de onttovering van de wereld. Ik denk er ook aan omdat Sinterklaas er straks weer is, en voor je het weet is het Kerstmis en Nieuwjaar.
Ooit, tot een bepaalde leeftijd, voelde Oud en Nieuw ook werkelijk als een tocht naar de overkant. Bij het wakker worden was er meteen opwinding: een nieuw jaar! Die jubelstemming als op de eerste pagina van Carry van Bruggens Eva: ‘Het is de eerste sneeuw van het nieuwe jaar, het is de eerste sneeuw van de nieuwe eeuw – sneeuw die de wereld vernieuwt.’
En dan, heel geleidelijk, wordt 1 januari elk jaar gewoon de volgende dag. Je viert je verjaardag niet meer, aan sinterklaas doe je niets meer, laat staan Pasen. Pas jaren later, als je zelf kinderen hebt, komt het allemaal weer terug, en leef je weer enigszins naar de mythische kalender. Ooit moet die veel belangrijker zijn geweest. Neem het katholicisme met al z’n heiligen en naamdagen. Onder de zakelijke, praktische tijdsindeling zat een bezielde, mysterieuze ordening, een magisch tijdverloop, niet door uren en afspraken gestuwd, maar door goden en halfgoden, door verhalen, verzinsels die we verbannen hebben naar het exclusieve domein van onnozele kinderen.