Papoea, het voormalige Nieuw-Guinea, dat tot 1962 een Nederlandse kolonie was, is nooit echt onafhankelijk geweest. De Papoease bevolking kent nog steeds antikoloniaal verzet, niet vanwege de Nederlandse overheersing, maar in reactie op de onvrijwillige Indonesische incorporatie van het gebied in 1963.

De Indonesische bezetting duurt nog steeds voort. Kort geleden nog, op 30 juni 2022, accepteerde het Indonesische parlement een wet om drie nieuwe administratieve provincies te realiseren in Papoea. De reden: het zou ontwikkeling en economische gelijkheid brengen en meer werkgelegenheid voor Papoea’s creëren in de arme regio rond de enorme Grasbergmijn. Bovendien claimen voorstanders dat op deze manier de oorspronkelijke bewoners een grotere kans krijgen op invloedrijke posities bij de regionale overheid.

Critici vrezen echter voor juist minder macht voor de bewoners van de regio, evenals toenemende verdeeldheid en een grotere kans op gewelddadige escalaties. Indonesisch mensenrechtenadvocaat Veronica Koman beschouwt het plan als een poging om de Papoease identiteit en hun verzet aan te tasten door toenemende verdeeldheid en overheidscontrole. De neokoloniale greep op Papoea lijkt dus eerder te verstrakken dan te verdwijnen.

De nieuwe wet zorgt voor opnieuw oplaaiende onrust in het gebied. Veel Papoea’s gingen de straat op om te protesteren. De West Papua National Liberation Army verwierp het plan voor de nieuwe provincies en dreigde betrokken overheidspersonen te vermoorden. Op 16 juli belaagden gewapende militanten in de Nduga-regio een transportbusje en schoten tien Indonesische burgers dood. De Liberation Army heeft de verantwoordelijkheid opgeëist en dreigt Indonesische immigranten te doden als zij Papoea niet verlaten. Het was het dodelijkste incident in Papoea sinds 2018.

Naast de gewelddadige West Papua National Liberation Army is er een grote groep Papoea’s die op een geweldloze manier naar onafhankelijkheid streeft. Het gezicht van de Papoease onafhankelijkheidsstrijd is Benny Wenda, die met zijn gezin in Oxford in ballingschap woont. Hij is oprichter van de campagne Free West Papua en pleit voor een referendum waarin de oorspronkelijke bewoners zelf kiezen of ze een Indonesische provincie willen blijven of onafhankelijk willen worden. Afgelopen mei was hij in het Europese parlement waar hij lidstaten smeekte de politieke situatie in West-Papoea niet langer politiek en economisch te steunen totdat Indonesië een bezoek van de Commissaris voor de Rechten van de Mens aan de provincie Papoea toestaat.

Wenda’s verschijning in internationale contexten is opvallend. Hij draagt vaak traditionele kleding, inclusief hoofdtooi. Het doet denken aan het beeld van de primitieve premoderne Papoea dat zo vaak is herhaald (in zowel Europees-Amerikaanse als Indonesische media) tot het mythische proporties aannam. Het is bijzonder dat hij deze zelfrepresentatie kiest, omdat traditionele kleding door buitenstaanders vaak gezien wordt als bewijs dat Papoea’s niet participeren in de huidige geglobaliseerde wereld.

De culturele mythe van Papoea’s als overblijvers van het stenen tijdperk is wijdverspreid. Etnografen observeerden bijvoorbeeld dat Papoea’s uit de Korowai-stam ‘fabriekskleding’ en geïmporteerde goederen opruimen voordat toeristen hen bezoeken. Dit om de toeristen in de waan te laten dat ze authentieke ‘primitievelingen’ ontmoeten die de moderne industrialisatie nog niet meegemaakt hebben. De afwezigheid van geïmporteerde goederen is inmiddels een handelsmerk en gecommercialiseerd bewijs van een volk dat nog in het stenen tijdperk leeft.

Het werk van fotograaf Jimmy Nelson is een ander hedendaags voorbeeld van de culturele stenentijdperkmythe die om Papoea zweeft. Net als zijn voorbeeld Edward Curtis, die de vanishing Indian twee eeuwen eerder fotografeerde, liet hij zijn modellen zonder gêne hun T-shirts verwisselen voor traditionele outfits. Hij verwijderde zorgvuldig alle signalen van globalisering (die ‘zelfs’ Papoea bereikt heeft) uit zijn foto’s, waardoor het lijkt of deze tijdgenoten inderdaad premoderne mensen zijn, wat de kijker vervreemdt van het afgebeelde individu en diens werkelijke sociale situatie.

Bovendien presenteert Nelson Papoea’s als onvermijdelijk verdwijnende mensen omdat zij de aantrekkingskracht van de kapitalistische consumptiemaatschappij – net als ‘wij’ – niet zullen kunnen weerstaan en daarmee hun authentieke zelf dreigen te verliezen. Het feit dat de gemiddelde Papoea wel degelijk geïmporteerde producten gebruikt, verstoort dan wel Nelsons mythische beeld van het authentieke premoderne Papoea, het vormt echter geen werkelijke bedreiging voor hun voortbestaan. Wat wél bedreigend is voor Papoea’s is de systematische marginalisering door Indonesië, maar daar schenkt Nelson geen aandacht aan. Het positioneren van medemensen in een andere tijd is een teken van een lineair wereldbeeld, product van het Verlichtingsdenken.

Dat wereldbeeld beschouwt sommige samenlevingen als overlevers van het eerste niveau van ontwikkeling, terwijl Europees-Amerikaanse samenlevingen op een hogere trap op de universele ontwikkelingsladder geplaatst worden. Dit paradigma lag ten grondslag aan het Europese imperialisme, gemotiveerd door het idee van de ontwikkeling van minder ‘geciviliseerde’ volkeren.
Zoals de antropoloog Johannes Fabian in de jaren tachtig scherp opmerkte, en daarmee de hele antropologie op zijn kop zette, is het positioneren van anderen in het verleden (door onder andere temporele aanduidingen als ‘primitief’, ‘ongeciviliseerd’ en ‘traditioneel’ te gebruiken) een manier om een idiosyncratische culturele ‘ander’ te construeren in plaats van daadwerkelijk legitieme uitspraken over de mens te doen. Wanneer je medemensen in het verleden positioneert, ontken je hun situatie in het heden en ontzeg je ze een toekomst. In het geval van Papoea is het cruciaal om de inwoners als tijdgenoten te zien, om plaats te maken voor politieke zelfbeschikking en het perspectief op een toekomst als onafhankelijk land zonder Indonesische interventie.

Met zijn uitstraling lijkt Benny Wenda op het eerste gezicht het stenentijdperkbeeld te herhalen. Kenners van Nelsons werk zien hun verwachtingen bevestigd: inderdaad, Papoea’s leven niet in dezelfde geglobaliseerde en gekapitaliseerde wereld als wij. Wenda herhaalt het beeld echter in een andere context, namelijk in het hart van de internationale politieke actualiteit in Londen. Hij voegt daarmee een nieuwe betekenis toe aan het beeld. Hierdoor is het onmogelijk om hem in het verleden te plaatsen en hem participatie in de actualiteit en een politieke stem te ontzeggen.

Helaas is het stenentijdperknarratief hardnekkig en wordt het nog steeds gebruikt als rechtvaardiging voor neokoloniale overheersing. Freeport Indonesia, dochteronderneming van het Amerikaanse Freeport-McMoRan, gebruikt het motief bijvoorbeeld om de extractie van natuurlijke grondstoffen in Papoea te rechtvaardigen. Het bedrijf geeft hun de mogelijkheid de sprong van de ‘steentijd’ naar de ‘ijzertijd’ te maken.

Het beeld van Papoea als stenentijdperkvolk is al vaak gebruikt ten dienste van het politiek-economisch eigenbelang van landen als de Verenigde Staten en Nederland. De geschiedenis van het stroeve dekolonisatieproces van Nederlands Nieuw-Guinea en de ontdekking van Papoease grondstoffen geven een goed beeld van de rol van het stenentijdperknarratief.

De drie Nederlandse geologen Jean Jacques Dozy, Frits Julius Wissel en Anton Hendrik Colijn beklommen in 1936 het Carstensz-gebergte in Centraal-Papoea en ontdekten daar gigantische hoeveelheden koper. Zij werkten voor de Nederlandsche Nieuw Guinee Petroleum Maatschappij. Tegenover Papoea verzweeg Nederland de vondst van de rijkdom aan natuurlijke grondstoffen. De ontdekking was voor Nederland geen reden om er direct een mijnindustrie op te zetten, maar intussen was er wel internationale economische belangstelling voor het gebied, onder meer van de Amerikaanse regering.

Het idee dat Papoea’s als steentijdbewoners in de ijzertijd gebracht moeten worden is in het verleden als positieve vooruitgang gepresenteerd

Te midden van alle dekolonisatieprocessen na de Tweede Wereldoorlog vond de Nederlandse regering het geen optie om de kolonie te houden. Nederland begon Nieuw-Guinea daarom in de jaren vijftig voor te bereiden op onafhankelijkheid en richtte de Nieuw-Guinea Raad op. Hierin waren Papoea’s vertegenwoordigd die de Morgenstervlag en het volkslied instelden. De toon voor de onafhankelijkheidsstrijd was gezet.

De Amerikaanse regering-Kennedy drong er bij Nederland en Indonesië op aan de handen ineen te slaan, waarna Nederland in 1962 Papoea overdroeg aan de United Nations Temporary Executive Authority, zonder Papoea hierover te berichten. Op 1 mei 1963 werd Papoea overgedragen aan Indonesië, op voorwaarde van een referendum onder de Papoease bevolking waarin de bewoners voor Indonesische incorporatie of voor onafhankelijkheid konden stemmen.

Na de militaire coup op Soekarno’s communistische bewind in 1965 zag Soeharto het als zijn taak Indonesië internationaal weer op de kaart te zetten en te behoeden voor faillissement. Zijn beleid was gericht op het aantrekken van westers kapitaal en hij nam daarom in de VS getrainde economen en IMF-experts aan. Ook de Verenigde Staten onder John F. Kennedy hadden, gezien Papoea’s rijke bodem en Freeports kans om daar de grootste mijn ter wereld aan te leggen, economisch belang bij de Indonesische incorporatie van Papoea.

Niet verwonderlijk is dan ook de twijfel van John F. Kennedy over het referendum dat tot Papoease onafhankelijkheid kon leiden. In de tijd dat de Nederlandse regering bij de Amerikanen lobbyde om de overdracht van Papoea aan Indonesië in 1962 te voorkomen, zeiden John F. en Robert Kennedy dat ze ‘de Papoea’s te achterlijk vonden voor een eigen natie’. John F. Kennedy beweerde bovendien dat de Papoea’s ‘als het ware in het stenen tijdperk leefden’, om te rechtvaardigen dat de Verenigde Staten Papoea’s zelfbeschikkingsrecht niet verdedigden.

In 1967 tekende Freeport Indonesia een contract met het nieuwe Indonesische regime voor het aanleggen van een kopermijn in Papoea in 1967. Cruciaal is hier dat Indonesië dit contract met Freeport twee jaar vóór de controversiële volksstemming liet tekenen. Op eenzelfde manier als de regering-Kennedy beschouwde Freeport Papoea als archaïsch, en de komst van de mijn als een middel om van de steentijd in de ijzertijd te geraken.

Het wereldwijd circulerende beeld van Papoea’s als stenentijdperkvolk stelt Indonesië in staat Papoea het politieke zelfbeschikkingsrecht te ontnemen en een nieuw koloniaal systeem in stand te houden. Net als toen gebruikt Indonesië dit narratief nu in samenwerking met Freeport Indonesia om Papoea’s het recht op zelfbeschikking te ontnemen en hun natuurlijke hulpbronnen voor eigen economisch belang te exploiteren.

Ondanks Indonesische mensenrechtenschendingen in het Papoea van de jaren zestig bleven de Verenigde Staten achter Indonesië staan. Bovendien wilden ze Soeharto’s anti-communistische regime steunen. De Act of Free Choice, die voor onafhankelijkheid van Papoea had kunnen zorgen, kwam er in 1969, waarbij een geselecteerde groep Papoea’s onder druk van Indonesische militaire intimidatie voor Indonesië stemde.

Sindsdien zijn Indonesische veiligheidstroepen niet meer weg te denken uit het straatbeeld en marginaliseert de Indonesische staat de oorspronkelijke bewoners systematisch, onder andere door de komst van Javaanse transmigranten, die door de overheid structureel bevoordeeld worden. De lokale bevolking heeft slechter betaalde banen op palmolieplantages, in de mijnbouw of als groenteverkoper, en heeft daardoor vaak te weinig geld om de eigen kinderen naar school te sturen.

Het verzet tegen Indonesische onderdrukking is groot in Papoea, getuige het aantal online en internationale initiatieven waarmee Papoea’s strijden voor zelfbeschikkingsrecht. Zo organiseert het onafhankelijke platform Papuan Voices filmcursussen voor activisten en journalisten uit Papoea om de verhalen die achter het conflict schuilen te delen. Naast het politieke belang van deze initiatieven wordt ook het hardnekkige stenentijdperknarratief onderuit gehaald. Door het perspectief van de lokale bevolking in het heden te delen wordt het voor de kijker onmogelijk hen nog te zien als volk dat in het verleden leeft en daarmee weg te kijken van hun huidige politieke situatie.

In een mini-documentaire die Papuan Voices online deelt vertelt Kasmira Fatagur over haar dagelijks leven in Wambes. Ze is een jonge moeder uit Waris die vroeger cacao verbouwde, totdat haar dorpsoudsten 18.337 hectare land verkochten aan investeerder Rajawali Group in 2010, waardoor ze moest verhuizen. Nu werkt ze op een palmolieplantage en stapt ze elke ochtend met haar jongste zoontje in de laadbak van een truck die haar samen met zo'n twintig andere vrouwen en kinderen naar de plantage brengt.

Ze uit kritiek op de dorpsoudsten die haar land stilzwijgend verkochten aan een investeerder en haar de mond snoerden toen ze ernaar vroeg omdat het ‘mannenzaken’ zijn. Bovendien biedt het verbouwen van palmolie geen toekomstperspectief, in tegenstelling tot cacao, omdat de grond uitgeput is tegen de tijd dat haar kinderen en kleinkinderen volwassen zijn, vertelt ze. Kasmira’s wens is dat haar kinderen naar school kunnen en goede werknemers worden, zodat zij niet dezelfde financiële problemen zullen hebben.

De verkoop van grond van oorspronkelijke bewoners aan palmoliebedrijven en de aanwezigheid van Freeport dwingt veel Papoea’s om op plantages en in de mijnbouw te werken. De grote bedrijven bieden werkgelegenheid, maar de lonen zijn vaak te laag voor Papoea’s om onderwijsgeld voor hun kinderen te kunnen betalen. Freeport maakte in 2010 een winst van bijna twee derde van de omzet en is de grootste belastingbetaler aan Indonesië. Bovendien ondersteunt het bedrijf de Indonesische veiligheidstroepen financieel om de Grasbergmijn te beveiligen. De milieuschade is enorm: de mijn levert dagelijks 167 miljoen ton mijnafval op dat in de bodem en de Aijkwa-rivier terechtkomt.

Het idee dat Papoea’s als steentijdbewoners in de ijzertijd gebracht moeten worden door grootschalige industriële ontwikkeling is in het verleden als positieve vooruitgang gepresenteerd. Freeport Indonesa zou ontwikkeling, banen en welvaart in Papoea brengen, maar tegen de tijd dat Freeports contract eindigt, in 2041, heeft het naar eigen schatting drie miljard ton mijnafval in land en water van Papoea gedumpt. Bovendien is er mede dankzij de gezamenlijke belangen van Freeport en de Indonesische regering nooit een eerlijk referendum geweest over de mogelijke onafhankelijkheid van Papoea.

Met het plan van de Indonesische regering om drie provincies aan Papoea toe te voegen wordt het ontwikkelingsnarratief opnieuw gemobiliseerd. Net als bij het Papoease dekolonisatieproces is de beslissing ook nu genomen zonder inspraak van de Papoease volksvertegenwoordigers, de Majelis Rakyat Papua. Ook dit plan om Papoea verder te ontwikkelen zal niet leiden tot economische gelijkheid, maar juist tot verdere exploitatie van Papoea’s bodem en het schenden van de rechten van de oorspronkelijke bevolking door beleid dat Indonesië met het leger hardhandig in Papoea verdedigt.

Ruth Janse is masterstudent Literary Studies en Philosophy of the Humanities aan de Universiteit van Amsterdam en heeft een masterscriptie geschreven over (verzet tegen) koloniale representatie in Papoea