
De Amfibische Man is half mens, half vis. Zijn enorme kieuwen en rechtop staande ruggengraat van vlijmscherpe stekels maken hem angstaanjagend om te zien. Soms verschijnen groene, lichtgevende strepen op zijn huid en maakt hij geluiden zo abject dat we ze niet kunnen plaatsen. Vreemd is hij, een monster. En toch, zijn grote ogen en mooie mond zeggen: ik ben zoals jullie, kijkers naar mijn film.
Op het eerste gezicht lijkt The Shape of Water een simpel sprookje over een monster en zijn minnares: het monster zit gevangen, het meisje wordt verliefd en wil hem redden. Maar de film gaat meer nog over de tragiek van de eeuwige buitenstaander. Regisseur Guillermo del Toro werkt dit thema consequent uit door een slim samenspel van verhalen uit de Griekse mythologie, de bijbel en de filmgeschiedenis. Tijdens het kijken raak je zo verwikkeld in zijn netwerk van verwijzingen dat je de weg dreigt kwijt te raken. Maar dat is precies de bedoeling: Del Toro vraagt van ons dat we de referenties als richtingwijzers gebruiken om uiteindelijk ergens uit te komen – bij een inzicht in hoe het is om altijd maar anders te zijn.
Dat blijkt in de merkwaardige scène in de film als Del Toro’s hoofdpersoon, de Amfibische Man, in een bioscoop belandt waar The Story of Ruth uit 1960 draait. Tussen de lege stoelen staat het monster als vastgenageld aan de grond te kijken. Op het scherm ziet hij zijn eigen verhaal gereflecteerd in het breedbeeld-bijbelepos in glorieuze Hollywood-kleuren. Wat het vreemde wezen in de bioscoop ziet, verleidt hem meteen: het verhaal van Ruth, de beeldschone heidense vrouw uit de titel die haar geliefde, de Israëlische immigrant Machlon, uit de klauwen van de Moabitische heersers redt. Tijdens hun vlucht trouwen Ruth en Machlon met elkaar. Zo worden ze de ‘gevaarlijke Ander’ die juist om die reden vernietigd moet worden.
Dat is precies wat er met de Amfibische Man en zijn beminde in The Shape of Water gebeurt. De ‘visman’ is het monster uit de Koude-Oorlogklassieker Creature from the Black Lagoon, niet een herverbeelding ervan, maar precies hetzelfde monster. Zoals hij in deze film uit 1954 in de ban raakt van een mooie, jonge vrouw, zo valt hij nu voor de charmes van Elisa (Sally Hawkins), een stomme schoonmaker werkzaam bij een Amerikaans militair instituut waar wetenschappers hem bestuderen. Het zijn de hoogtijdagen van de ruimterace en het monster bezit speciale krachten die men hoopt te benutten in de strijd tegen de Russen om technologische heerschappij. Hij zit er gevangen in een bak water en na zijn ontsnapping, geholpen door Elisa, vindt hij zijn weg naar het zaaltje waar hij gefascineerd kijkt naar de beelden uit The Story of Ruth. De bioscoop heeft de prachtige naam Orpheum, huis van Orpheus, de Thraciër uit de Griekse mythologie die alles, zelfs rotsen, en iedereen betovert met zijn muziek en verhalen.

Zo’n aartsverleider als Orpheus is ook Del Toro, maker van fantasy voor volwassenen zoals Hellboy, gebaseerd op de comics van Mike Mignola die eveneens een Amfibische Man als personage hebben, en Pan’s Labyrinth (2006) waarin sprookje en werkelijkheid naadloos in elkaar over gaan. In al zijn werk blijkt een grote liefde voor mythologie, maar ook voor de traditionele romantische stijl van het oude Hollywood die keer op keer terugkomt in de obscure referenties in The Shape of Water.
In het licht hiervan is het bijna een wonder dat de film genomineerd werd voor dertien Oscars. Je vraagt je af of kijkers ooit de weg zullen vinden in Del Toro’s fijnmazige verwijzingennetwerk, en of dat erg is. Niet iedereen heeft het verhaal van Orpheus paraat of van Ruth de Moabitische. Of weet wie Pat Boone, Mr. Ed en Betty Grable waren. Dan zijn er ook nog: Splash, Abe Sapien, Shirley Temple, Alan Moore, John Carpenter en Pygmalion. The Shape of Water is één lange hunkering naar de lafenis die mythologische en romantische fictie biedt, een bitterzoete zucht naar vroeger met als troost tekst die aan het begin van de film voorbij komt: ‘Tijd is als een rivier die vloeit vanuit ons verleden.’
De bron van de verhalen in de film is Giles (Richard Jenkins), de homoseksuele buurman van Elisa die zijn baan als illustrator van reclamebeelden kwijtraakt vanwege de moderniteit. Het is begin jaren zestig, Amerika slaat als nooit tevoren aan het consumeren. De toekomst wenkt, maar niet voor Giles. De romantische, getekende advertenties die hij maakt worden vervangen door fotorealistische reclame. Giles kan en wil zich niet aanpassen. Hij wentelt zich in de gesloten wereld van het romantische verleden. Constant staat zijn tv aan waarop oude Hollywood-musicals te zien zijn. Hij bekijkt ze samen met Elisa die als een kind zo blij straalt als de exotische figuren dansen en zingen in een setting die in niets op de werkelijkheid lijkt. De vraag is wat Giles en Elisa opschieten met al dit gezwijmel. En ook: wat hebben wij aan deze romantiek, aan films als The Shape of Water?
In een essay getiteld The Imagination of Disaster analyseert Susan Sontag ‘de atoombomcinema’, sciencefictionfilms uit de periode van ruwweg begin jaren vijftig tot midden jaren zestig, waarin Creature from the Black Lagoon en daarmee ook The Shape of Water passen. Sontag stelt dat fictie als deze dermate verleidelijk is dat ze de moderne mens kan verlossen van de humdrum van de harde werkelijkheid. Dat gebeurt via verhalen waarin gruwelijkheden als massale vernietiging van de mens op het nippertje uitmonden in een happy end. De keerzijde, aldus Sontag, is dat we door dit soort films even gemakkelijk blind kunnen worden voor wat er echt aan de hand is, zodat het ‘psychologisch ondraaglijke’ ons niets meer doet.
Alle films die Del Toro tot nu heeft gemaakt sussen de kijker in slaap, ze hypnotiseren met een stijl van escapisme die ervoor zorgt dat we even inert als de visman in de Orpheum naar het scherm staren. In de hoop dat ons eigen leven ook zo groots en meeslepend wordt als dat van de bijbelse Ruth en Boaz die tenslotte nog lang en gelukkig leven. Het gevaar hiervan is dat je maar blijft kijken, dat je de romantische richtingwijzers van Del Toro slaafs volgt en net als Giles en Elisa van referentie naar referentie springt en zo constant aan de periferie van films, muziek en verhalen blijft, zonder tot iets echts door te dringen. Misschien is dit wel de echte tragiek van de buitenstaander: die ziet de wereld nooit zoals de meeste mensen haar zien, die valt ten prooi aan een verlammend gevoel van isolatie. Pijnlijk is vervolgens het moment dat vreemdelingschap een roes biedt. Altijd anders zijn is dan niets anders dan altijd precies hetzelfde blijven.

Met The Shape of Water gaat Del Toro een stapje verder dan in zijn vorige werk. Hij confronteert de kijker met het waarachtige, met wat Sontag noemt het ‘psychologisch ondraaglijke’. Dat zien we in de gedaanteverwisseling van de frêle Elisa. In haar gevoel voor het monster vindt ze bevrijding van de geslotenheid die haar handicap haar oplegt. Haar bewustwording gaat langzaam: eerst maakt ze contact met de Amfibische Man door hem in zijn tank bij het instituut waar ze schoonmaakt gekookte eieren aan te bieden. Grote risico’s zijn hieraan verbonden: kolonel Richard Strickland (Michael Shannon), belast met de beveiliging van het instituut, is een man die rondloopt met een stroomstok zo lang als zijn arm en leeft op het randje van razernij. Eerst bijt het monster twee van zijn vingers eraf, dan loopt zijn gloednieuwe Cadillac blikschade op. Dat is hilarisch, want juist de auto staat in deze tijdgeest symbool voor de succesvolle man, hoofd van het naoorlogse, suburbane kerngezin. Eigenlijk heb je met hem te doen, wat illustratief is voor Del Toro’s verteltalent: naarmate Elisa en de Amfibische Man steeds meer menselijk worden, neemt monstruositeit bezit van Strickland. Dat zij en de Amfibische Man verliefd zijn op elkaar, en al helemaal dat ze een erotische relatie met elkaar krijgen, is onverteerbaar voor Strickland, die eveneens ‘iets’ voelt voor de vrouw die niet kan praten. Iets duisters drijft hem, iets giftig-mannelijks, omdat hij haar niet kan hebben.
Mannen als Strickland ontwikkelen dingen als atoombommen, bron van onze angsten, maar hun dagen zijn geteld in Del Toro’s verhaal. Terwijl Strickland de achtervolging inzet, krijgen de Amfibische Man en Elisa hulp van personages die allemaal ‘vreemdeling’ zijn: Giles die gay is, een collega van Elisa die zwart is (die Strickland toesnauwt met ‘jouw soort mensen’) en een sympathieke Russische spion die hunkert naar een eervol leven. De onvermijdelijke confrontatie tussen dit groepje en Strickland eindigt in een wonderschone scène waarin fantasie en werkelijkheid elkaar ontmoeten. Alle verhalen die Del Toro gebruikt om te verleiden én om zijn sprookje echt te maken, komen in het hoofd van de kijker bij elkaar: Ruth uit de bijbel die haar nieuwe cultuur omarmt; de sterren uit het gouden tijdperk van Hollywood die zo pijnlijk mooi en eeuwig onbereikbaar dansen en zingen op de televisie van Giles; en de stekelige vreemdeling zelf, die zich permanent vestigt in ons bewustzijn, omdat hij is zoals wij.
Niet verdoofd maar klaarwakker denk je tijdens de aftiteling nog maar eens aan Marilyn Monroe die in The Seven Year Itch (1955) net naar Creature from the Black Lagoon is geweest, de film perfect heeft begrepen en over het monster zegt: ‘Hij zag er nogal eng uit. Maar hij was niet alleen slecht. Ik denk dat hij hunkerde naar een beetje genegenheid, toch? Een gevoel dat iemand van je houdt, je nodig heeft, je begeert.’
The Shape of Water draait nu in de bioscoop. Op 4 maart worden de winnaars van de Oscars bekendgemaakt