‘A voice comes to one in the dark. Imagine.’ Nooit is een boek krachtiger begonnen, nooit heb ik een tekst sterker als epifanie ervaren dan het verhaal dat met deze zin begint. God zou zeggen: ‘Er zij licht.’ En er was licht: stel het je voor. De auteur is een schepper die oproept en laat verdwijnen. Wanneer het boek eindigt, dooft het licht en ben je weer even eenzaam als tevoren. Je – als dat persoonlijk voornaamwoord houdbaar is.

Een jaar of twintig geleden maakte ik kennis met het late proza van Samuel Beckett, korte verhalen die in niets leken op alles wat ik daarvoor had gelezen. Ze hadden wonderlijke titels als All Strange Away, Ill Seen Ill Said en Worstward Ho, en men fluisterde dat ze onleesbaar waren. De eerste tekst die ik tot me nam was Company (1980). Het boekje trof me als een moker. Een knoop vormde zich in mijn buik, in mijn keel ontstond een druk die naar ontlading zocht maar niet kon kiezen tussen oerkreet, lach en tranen, tegelijkertijd werd ik opgetild en blikte ik in een diepte die fysiek duizelingen wekte. Een diepte in mijzelf, vermoedelijk. Ik heb het verhaal nooit durven herlezen, tot vorige week. Toen gebeurde het opnieuw.

Iemand ligt op zijn rug in het donker. Hij hoort een stem en vermoedt dat wat die zegt tot hem is gericht. De stem haalt fragmentarische herinneringen op aan een Ierse jeugd, herinneringen waarvan de man in het donker aanneemt dat het de zijne zijn. Hoe de man en de stem in het donker terecht zijn gekomen is onbekend. Vervolgens wordt geopperd dat er een instantie zou kunnen zijn die de hele situatie verzonnen heeft: ‘In another dark or in the same another devising it all for company.’ Vanzelfsprekend is er ook nog een verteller die deze instantie in het leven roept. En een schrijver die via de verteller jou, de lezer, aanspreekt. De tekst probeert steeds opnieuw een tot mislukken gedoemde vorm van gezelschap te scheppen. ‘Confusion too is company up to a point.’ En: ‘A dead rat. What an addition to company that would be!’

Door de combinatie van klinische observaties met hartverscheurende beelden uit een verloren tijd, gevat in sterk ritmische en allitererende zinnen, door de subtiele verwijzingen naar Genesis, Dante en Shakespeare, door de volledige onttakeling van bijna alles verbleekt na Beckett alle andere literatuur tot een hopeloos achterhoedegevecht.