Extinction Rebellion demonstreerde op het Plein tegen het Ceta-verdrag dat in de Tweede Kamer werd behandeld. Den Haag, 2 februari 2020 © Phil Nijhuis / ANP

12 juli is het zover. Dan debatteert en stemt de Eerste Kamer over een nieuw handelsverdrag van de Europese Unie met Canada, Ceta genaamd. Dat het bij u waarschijnlijk een beetje is weggezakt, kan u niet worden aangerekend, na twee jaar corona, een geopolitieke crisis in Oekraïne, een gevallen kabinet, de langste coalitieonderhandelingen ooit en een roep om een nieuwe bestuurscultuur die uiteindelijk exact dezelfde cultuur bracht als de vorige.

De laatste keer dat er journalistieke aandacht voor was, is dus alweer een tijdje geleden. Mei 2020, om precies te zijn. Toen vond in de Eerste Kamer een zogenaamde deskundigencommissie plaats, waar experts voor het front van de senatoren de voor- en nadelen van het verdrag mochten toelichten. Met de gebruikelijke rolverdeling: de ingehuurde economen en juristen van het grootkapitaal waren voor en de onafhankelijke juristen – en een enkele financieel-geograaf – waren tegen.

Die bijeenkomst kwam op zijn beurt anderhalf jaar nadat de Tweede Kamer onverwacht nipt vóór had gestemd. Het was de fractie van de PvdA die voor een verrassing zorgde. Jarenlang trouw pleitbezorger van handelsverdragen en met een prominent lid dat zich er als minister van Buitenlandse Zaken trots op had laten voorstaan mede-architect te zijn geweest van wat als een nieuwe generatie handelsverdragen aan het eigen electoraat moest worden verkocht, stemde de fractie op 18 februari 2019 onverwacht tegen het handelsverdrag met Canada. Onvoldoende bescherming van arbeid, milieu en dierenwelzijn, twitterde fractievoorzitter Lodewijk Asscher destijds. Het paste binnen het progressieve charmeoffensief dat de sociaal-democraten na de electoraal dramatisch afgestrafte deelname aan het kabinet-Rutte III waren begonnen. Helaas was het niet toereikend om het verdrag toen en daar om zeep te helpen.

Nu wil het geval dat de coalitie in de Eerste Kamer niet over een meerderheid beschikt. Om precies te zijn: de coalitie heeft slechts 32 zetels en heeft er minimaal 38 nodig om het verdrag te ratificeren en de Europese Commissie weer een lidstaat verder te helpen. Appeltje, eitje, zou je als tegenstander van dit soort handelsverdragen zeggen. Jammer genoeg is de politieke werkelijkheid weerbarstiger. In de vroege zomer van 2020 werd namelijk duidelijk dat de fractievoorzitter van de PvdA in de Eerste Kamer, de Leidse politicoloog Ruud Koole, niet overtuigd was door de argumenten van de tegenstanders en, van de weeromstuit, wel van die van de voorstanders. En laat de PvdA in de Eerste Kamer nou net zes zetels hebben, bezet door senatoren als Ferd Crone en Mei Li Vos met hun respectievelijk vroeg-paarse en laat-paarse neoliberale palmares.

Koole liet begin mei 2020 in een interview met Trouw weten gecharmeerd te zijn van het voorstel dat Kaag en haar Franse collega een paar dagen eerder in de Financial Times hadden gelanceerd om onder Ceta landen te straffen met hogere tarieven als zij zich niet zouden houden aan minimumafspraken op het gebied van arbeid en milieu. Ook zag Koole mogelijkheden om de dominantie van grootzakelijke belangen in het nieuw op te richten arbitragehof dat conflicten tussen landen en aandeelhouders moest beslechten te doorbreken door een aantal zetels te reserveren voor milieuorganisaties. Oftewel, zo liet Koole doorschemeren, met de PvdA viel altijd te praten. Of nog anders: de PvdA heeft geen principiële bezwaren maar slechts marginale en als Rutte III (toen) of Rutte IV (nu) bereid was die creatief te adresseren, was de fractie alleszins bereid om het kabinet aan een meerderheid te helpen. Kool (pun intended) en geit sparen, zo kennen we de PvdA weer.

Twee jaar later zijn de tegenargumenten tegen Ceta dezelfde. Ieder vrijhandelsverdrag vergroot de schaalvergrotingstendensen in een toch al veel te veel gemonopoliseerde kapitalistische wereld, met alle gevolgen voor werknemers, mkb, middenstand, boeren, milieu en dieren van dien. Om over de gestage erosie van de democratie door grootzakelijk lobbyen maar te zwijgen. Terwijl ieder arbitragehof – hoe ook ingericht: met of zonder milieuorganisaties, al dan niet geformaliseerd, al dan niet privaat – uiteindelijk neerkomt op het buiten werking zetten van nationale wetgeving en het passeren van nationale wetgevers, en daarmee op een onttroning van de politiek en het ontdemocratiseren van de democratie. Precies zoals, volgens de historicus van het mondiale neoliberalisme, Quinn Slobodian, de bedoeling was van de neoliberale juristen die lang geleden aan de wieg hebben gestaan van de naoorlogse handelsverdragen. Oftewel, het oordeel van Asscher van februari 2019 staat nog fier overeind: slecht voor de achterban van de PvdA, slecht voor milieu, en slecht voor dieren.

En dat maakt 12 juli pikant. Want hebben niet een maand geleden de leden van de PvdA en GroenLinks met bijna Albanese stemuitslagen besloten om volgend jaar bij de verkiezingen als één senaatsfractie te zullen optrekken, als eerste formele stap naar volledige fusie? En is dat van de kant van de PvdA niet vooral ingegeven door de wens om een knalrode streep te trekken onder meer dan een kwart eeuw neoliberale fellow-travelling? Door de wens om zich te draperen met de ecologische sluiers van GroenLinks om zo fris en welgemoed een hopelijk progressieve, klimaatvriendelijke rest van de 21ste eeuw binnen te stappen? En is GroenLinks – ere wie ere toe komt – niet al die jaren een van de mede-aanjagers geweest van het groeiende verzet tegen dit soort neoliberale handelsverdragen? En zo dreigt het ideologische verleden een maand later alweer de gezamenlijke ideologische toekomst van de beide partijen de kop af te bijten.

Overigens moet van een eventueel ‘nee’ tegen Ceta op 12 juli nou weer niet de wereld worden verwacht. Naar goed Europees gebruik zijn de hoofdbestanddelen van het verdrag allang in werking getreden: die vielen buiten de bevoegdheden van de parlementen van de lidstaten en waren het exclusieve prerogatief van de Europese Commissie. Oftewel, zoals de eerdergenoemde Slobodian heeft laten zien: de Europese Unie, met zijn Interne Markt, is opgezet volgens exact dezelfde depolitiserende, ontdemocratiserende principes als Ceta, TTIP, Mercosur of hoe al die verdragen ook mogen heten.