De boerendochter woont met haar vader aan de rand van de ‘oude boerenwereld’ die aan het verdampen is, als ether op een schaaltje: je ruikt het nog wel maar het verschrompelt waar je naast staat. Zij verschrompelt mee. De vader negeert haar, zijn taal is een raapsel van uit elkaar vallende woorden en klanken. Er komt een vrouw die vader uit de krant heeft gehaald. Ze praat raar, telefoneert veel en is er verder voor de seks van pa, een soort zompig geluid op een dorre brits. De boerendochter is een overbodig mens geworden, die nog bloedworst kan maken zoals vroeger bloedworst werd gemaakt, maar al haar herinneringen aan de zee worden vertrapt. Ze draait door en verwondt haar vader dodelijk. Voor één keertje is ze nodig. Maar het hoeft niet meer. Ze begraaft zichzelf in het hart van haar land.
Herman van de Wijdeven bewerkte Coetzee’s roman In the Heart of the Country tot de toneeltekst In het hart, in karig Brabants, vulkanische taal van mensen in pannen die te lang op een hoog vuur hebben gestaan. Anny van Hoof regisseerde Joop Wittermans, de acteur die een mooie noordelijke dampkring om zich heen heeft hangen, en zijn dochter Margje Wittermans. Het is een rillende voorstelling geworden, zo'n van vrieskou beslagen ruit met het vermoeden van zinderende hitte daarachter. Vader en dochter Wittermans spelen geaard, ingehouden, snoeihard, kaal. Hun toneelspel voegt zich naar de tanigheid van een taal die voelt als een spier die te lang niet meer warm gewreven is. Na ruim een uur sta je buiten naar adem te happen, tranen weg te slikken, woorden te zoeken voor deze moedige poging het leven op een dodenakker te schetsen, mensen oog in oog met hun sterfelijkheid maar verbeten vechtend tegen de schaduw van het noodlot.
De oer-Brabantse toneelkern waar dit kleinood is gemaakt, Het Groote Hoofd van (onder meer) artistiek leider Anny van Hoof, had een tweede voorstelling in de bescheiden vrachtwagen geladen, Het platte land naar Martin McDonaghs The Lonesome West, naar Brabant vertaald door Marcel Otten. Het speelt in een gat waar de toekomst op het dorpskerkhof ligt, naast enkele daar in de loop der jaren eveneens bijgezette losse onderdelen van de tien geboden. Twee jong volwassen broers, onlangs wees geworden, houden zich overeind met liters thuis gestookte jenevers (aangeleverd door een vroeg oud pubermeisje), containers chips, eindeloze ruzies over jeugdtrauma’s en het tarten van een dorpspastoor (die, zonder zich te vergrijpen aan misdienaars een gemiddelde haalt van twaalf geloofscrises per week). Het stuk is een kruising tussen Who’s Afraid of Virginia Woolf van Edward Albee en Disco Pigs van Enda Walsh: een onafzienbare reeks diep ingekerfde beledigingen vermengd met een stapelkast vol verwensingen van een uitzichtloos bestaan, uitlopend in het enige lokale antidepressivum: een lang kanaal, diep genoeg om pijnloos in te verzuipen. Waar In het hart een sidderend memento is, gooit Het platte land het over een geheel andere boeg: hogeschool komedie. De hilarische vernederingen die de beide broers voor elkaar hebben bedacht bevatten een echo van tragedie, voorts is men niet wars van een soort gooi-en-smijt-viespeukerij, maar deze ‘genres’ is men dusdanig ver voorbij dat er ruimte ontstaat voor werkelijk hartveroverend mooi komediespelen, met name van de vetzuchtige dommekracht Fabian Jansen en de sissend vileine Michiel Nooter. De regie over dit circus van vernederingen voerde opnieuw Anny van Hoof. Omdat wij stadse mensen niet naar het Hoofd wilden (of konden) reizen, kwam het Hoofd naar ons. Het was een weldadige flitsvisite van koud een week. En ze smaakt naar meer.
Inlichtingen: www.hetgrootehoofd.nl