Anderen hebben het over ‘dat beddenparadijs’ of ‘het matrassengraf’. Die zien de revolutionaire aanpak van regisseur Jossi Wieler over het hoofd: niet vrouwenverleider Don Giovanni is de boosdoener, maar de Stenen Gast, de vader van Donna Anna, met zijn verstikkende, negentiende-eeuwse, rooms-katholieke en uiterst hypocriete moraal. Die productie was deel van een radicale aanpak in het Mozart-jaar 2006 van de drie opera’s die Mozart schreef met librettist Lorenzo da Ponte: Le nozze di Figaro in een moderne autoshowroom, Così fan tutte in een jaren-vijftigjeugdkamp en, inderdaad, bedden die ook graven kunnen zijn voor Don Giovanni. Deze producties worden komende jaren alle drie vervangen.

Tot zo ver mijn gemopper, want Pierre Audi heeft een interessante vervanging gevonden, een productie van Staatsoper Unter den Linden samen met de Salzburger Festspiele, geregisseerd door Claus Guth, die vooral naam heeft gemaakt met wereldpremières van eigentijds muziektheater. Guth benadrukt dat het ingewikkelde verhaal met zijn vele neven-intriges zich in één nacht afspeelt, in een paar uur, precies even lang als de opera duurt. Zijn vaste vormgever Christian Schmidt heeft daarvoor een ingenieus draaitoneel ontworpen, waardoor we een heel bos van steeds andere kanten bekijken. Verder is er alleen een haperende oude auto en een bushokje waar geen bus langskomt bij nodig.

Belangrijker is dat Don Giovanni (een heel menselijke Christopher Maltman) al in het begin van de opera dodelijk verwond wordt door een schot van de vader (een vervaarlijke Mika Kares) van Donna Anna. Hij sleept zich de hele opera voort, zijn handen op zijn wond en zakt af en toe voor bijna-dood ineen. De hele intrige ziet er dan anders uit. De flauwe grappen, de doorzichtige bedriegerijen, de gemene verleiderstrucs: waarom zouden we deze stervende man niet gunnen dat hij zich nog even aan het leven vastklampt?

De vrouwen zijn zeldzaam actief: Sally Matthews als Donna Anna zit met nog meer hartstocht hém achterna, dan hij haar; de bedrogen Donna Elvira (Véronique Gens) kan hem maar niet loslaten; het boerenmeisje Zerlina (Sabina Puértolas) laat zich maar al te graag door hem inpalmen. Alle drie liegen en bedriegen ze dat het een aard heeft, en dat oprecht; ze kampen nu eenmaal met allerlei dubbele gevoelens. Daardoor zijn ook de andere mannen – Adrian Sâmpetrean als de opportunistische, maar goedhartige knecht Leporello, Juan Francisco Gatell als een lafhartige Don Ottavio, Iurii Samoilov als een onbeheerste boerenbruidegom Masetto – eerder lijdzaam dan strijdlustig. Overigens leken de meeste zangers bij de première aanvankelijk het lastige evenwicht met het orkest vanaf het verre draaitoneel nog te moeten vinden.

Dirigent Marc Albrecht legde met het Nederlands Kamerorkest vooral de nadruk op de dramatische aspecten van deze, toch soms ook lichtvoetige, opera. Met succes. Zelden was het eenvoudige ‘No!’ in de slotscène, waarin Don Giovanni in het zicht van de dood weigert berouw te tonen voor zijn zonden, zo indrukwekkend en aangrijpend.


Don Giovanni, t/m 29 mei in Nationale Opera en Ballet in Amsterdam; operaballet.nl

Beeld: Juan Francisco Gatell als Don Ottavio in Don Giovanni (Marco Borggreve / De Nationale Opera)