
‘Niet te geloven, het is bijna een verdubbeling.’ Woordvoerder Jytte Reichert van Slachtofferhulp kijkt verbaasd naar de cijfers die ze zelf overhandigt. In 2014, ziet ze, klopten 804 verkrachtingsslachtoffers bij haar aan, vorig jaar waren dat er 1447. Een andere hulpverlener, van het Centrum Seksueel Geweld, ziet de toename ook. Vorig jaar zochten 4148 slachtoffers hulp bij een van hun centra, een stijging van 28 procent ten opzichte van het jaar ervoor.
Worden er dan meer mensen verkracht? Nee, zeggen hulpverleners en experts. ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat verkrachting nu meer voorkomt dan een paar jaar geleden. Ik heb daar geen verklaring voor en we zien dat ook niet in andere landen’, zegt Iva Bicanic, psycholoog en coördinator van Centrum Seksueel Geweld.
Waar komt de stijging dan vandaan? Succesvolle campagnes die slachtoffers van seksueel geweld aanmoedigen hulp te zoeken, zegt Reichert. Hulpverleners die beter samenwerken dan voorheen, zegt Bicanic. In die zin is de stijging eigenlijk ‘goed nieuws’. Want, zeggen beiden, de seksuele moraal verandert. De #MeToo-beweging heeft een taboe doorbroken: laat je horen als slachtoffer van een ongewenste seksuele ervaring, schaam je niet, wees zichtbaar, praat erover.
Bij de politie nam het aantal geregistreerde verkrachtingen de afgelopen zeven jaar dan ook toe, met maar liefst zestig procent. Sinds de vorming van de Nationale Politie in 2013 worden cijfers landelijk bijgehouden, in dat jaar meldden 1245 verkrachtingsslachtoffers zich bij de politie. Zeven jaar later, in 2019, waren dat er tweeduizend. Ook de politie is opgetogen. ‘Als ons inbraakcijfer of overvalcijfer groeit, dan moet de korpsleiding zich zorgen maken. Maar als de korpschef vraagt waarom de verkrachtingscijfers zo toenemen, dan zeg ik: daar ben ik trots op, omdat het goed is dat slachtoffers naar de politie stappen’, zegt Yet van Mastrigt, die bij de politie als landelijk zedenexpert de teams overziet.
Dat optimisme lijkt echter misplaatst. Onderzoek van Investico voor De Groene Amsterdammer en Trouw laat zien dat die bejubelde toegenomen meldingsbereidheid slachtoffers strafrechtelijk gezien niets oplevert. Een steeds groter deel van de slachtoffers ziet er na de eerste melding van verkrachting bij de politie vanaf om aangifte te doen, blijkt uit cijfers. Volgens zedenrechercheurs vergen de zaken meer tijd dan vroeger, bijvoorbeeld omdat WhatsApp-gesprekken, foto’s en locatiegegevens uit Google Maps het verzamelen van bewijs complexer en tijdsintensiever maken. Bovendien is er, net als bij alle onderdelen van de politie, ook bij ‘zeden’ een gebrek aan rechercheurs. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft weliswaar negentig extra zedenrechercheurs toegezegd, maar die kunnen nog niet volledig aan de slag door gebrek aan opleidingscapaciteit.
Zo stapelt het aantal zedenzaken zich op. Politie en OM hebben zichzelf opgelegd om de eerste rechtszitting in verkrachtingszaken binnen dertien maanden na de aangifte te laten plaatsvinden, maar in slechts de helft van de gevallen lukt dat. En hoewel zich meer slachtoffers aandienen, vindt de politie nu minder verdachten dan voorheen. Het aantal strafdossiers dat de politie aanlevert bij het OM schommelt al jaren rond hetzelfde aantal. Per saldo, na opsporing en vervolging, belanden er niet méér daders achter de tralies dan zeven jaar geleden, blijkt uit de opgevraagde cijfers.
Méér daders achter de tralies, dat is precies wat minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid wil. Sinds mei 2019 werkt hij aan een herziening van de zedenwet. Om verkrachting te bewijzen moet het slachtoffer aantonen dat de dader dwang uitoefende. Maar de wet moet ook slachtoffers beschermen die zich niet verzetten, doordat zij bevriezen of verstijven. Een nieuw artikel moet daarom ook ‘seks tegen de wil’ strafbaar maken, in gevallen waar dwang niet te bewijzen is. Zo moet het voor slachtoffers makkelijker worden om aangifte te doen. Maar kan de politie dat wel aan? Nee, zegt iedereen die wij spreken. Zonder extra zedenrechercheurs heeft de nieuwe zedenwet, de kroon op de slachtofferemancipatie van de afgelopen jaren, maar weinig effect.
‘Rug recht, tanden op elkaar.’ In hun kantoor aan het eind van een winkelstraat in IJmuiden vertellen zedenadvocaten Kate Lans en Louke Korfker hoe ze hun cliënten voorbereiden op hun eerste gesprek met de politie. ‘Het wordt heel heftig, vervelend en persoonlijk. Ze doen het bij iedereen, het heeft niks met jou te maken. Als je echt aangifte wilt doen, moet je je niet laten ontmoedigen.’ Natuurlijk is het goed dat de politie erop wijst dat de aangifte van een zedenmisdrijf loodzwaar zal zijn, maar slachtoffers ervaren die waarschuwing meer als een afrader, vertellen ze. ‘Allemaal’, zegt Korfker, ‘zonder uitzondering.’
‘Ik word weer boos als ik eraan denk’, vertelt Lans. ‘Een meid was door twee jongens verkracht. Heel extreem, heel naar. Echt een horrorfilm.’ De vrouw ging naar de politie en er volgde een ‘informatief gesprek’, de standaardprocedure bij zedenzaken. In zo’n gesprek vertelt een slachtoffer het verhaal, achterhalen zedenrechercheurs of er sprake is van een strafbaar feit en leggen zij uit welke rechten een slachtoffer heeft. Als die besluit om aangifte te doen, begint het strafrechtelijk proces.
Maar zo ging het met dit slachtoffer niet, zegt de advocaat. Die kreeg in het informatief gesprek te horen dat het weinig zin had om aangifte te doen omdat vervolging volgens de agenten ‘onwaarschijnlijk’ zou zijn. Daarom besloot de vrouw ervan af te zien. Pas na jaren van therapie en traumabehandeling klopte ze aan bij Lans en besloot ze alsnog aangifte te doen. Opnieuw volgde een informatief gesprek. ‘Ik heb doorgedrukt dat ik daarbij aanwezig mocht zijn’, zegt de advocaat. ‘Als ik er niet bij geweest was, had ze binnen vijf minuten weer buiten gestaan. “Wat voor zin heeft het? Hoe kunnen wij die dwang vaststellen? Hoe weten wij nou dat jij het niet wilde?” vroeg de verbalisant. Het slachtoffer klapte helemaal dicht. Ze was af.’ Opnieuw besloot de vrouw geen aangifte te doen. ‘Terwijl het geen kansloze zaak was – er waren WhatsApp-berichtjes, er was indirect bewijs. Maar ze kon het niet meer aan.’
‘Ik denk ook dat slachtoffers een informatief gesprek niet altijd als een fijn gesprek ervaren’, reageert Silvia Berendsen, zedenrechercheur in Nijverdal bij de eenheid Oost-Nederland. ‘Elk slachtoffer dat hier komt, wil horen: “We gaan nu direct de aangifte opnemen, we gaan de verdachte daarna aanhouden, over drie weken verschijnt-ie voor de rechter en gaat-ie voor vijf jaar de gevangenis in.” Maar zo gaat het gewoon niet’, vult haar collega Christa Kistemaker aan. We treffen beiden in een geavanceerde verhoorstudio die met kleurige muurschilderingen speciaal is ingericht op het horen van kinderen en mensen met een beperking. Naast het verhoren van kwetsbare slachtoffers en verdachten doen beiden ook al meer dan tien jaar ‘gewone’ zedenzaken.
‘Onze taak is waarheidsvinding, dus we moeten feitelijk zijn en neutraal blijven’, zegt Berendsen. Bovendien is een vervelende seksuele ervaring heel naar maar niet altijd strafbaar. ‘We proberen altijd zo goed mogelijk uit te leggen wat wel en niet vervolgd kan worden en waarom we gedetailleerd naar bepaalde dingen zullen vragen.’ En ja, die gedetailleerde vragen zijn volgens haar nodig, want bewijs moet voor de rechter niet alleen ‘wettig’ zijn, maar ook ‘overtuigend’. Veruit de meeste verkrachtingen vinden plaats in een-op-een-situaties en dat maakt het een van de lastigste wetsartikelen omdat de bewijslast moeilijk is. Onduidelijkheden zijn koren op de molen van de advocaat van de verdachte. Het is voor hen de kunst om de zaak meteen zo helder mogelijk op papier te krijgen, zodat een slachtoffer niet tijdens de zitting opnieuw vragen krijgt, zegt Berendsen. ‘We horen vaak: je gelooft me toch wel? Ja, we geloven wel wat je is overkomen, maar we weten niet of we het kunnen bewijzen. Dat is iets anders.’
Ook politie-zedenspecialist Yet van Mastrigt erkent dat het informatieve gesprek soms inderdaad ontmoedigend werkt voor slachtoffers. ‘Toch gaan mijn nekharen overeind staan bij het woord “ontmoediging”. Zedenrechercheurs willen boeven vangen!’ Ze zucht. ‘Weet je, ik steek mijn hand er ook niet voor in het vuur. Onze mensen doen soms uitspraken omdat ze het slachtoffer willen beschermen’, zegt ze op het hoofdkantoor van de politie in Den Haag. ‘“Het is misschien wel strafbaar, maar het wordt zo lastig”, zeggen ze dan. Maar dat soort uitspraken moeten ze overlaten aan slachtofferadvocaten.’
Niet voor niets is er vanuit de leiding steeds meer aandacht voor de informatieve gesprekken, zegt ze. Zo wordt nu begonnen met ‘intervisie’. Daarbij luisteren zedenrechercheurs zelf hun informatieve gesprekken terug om zich bewust te worden van wat ze zeggen. Waar gaat het mis en wat moet dus beter? Soms schiet de kwaliteit van opsporingscollega’s ook tekort, suggereert de zedenexpert diplomatiek: ‘Er zit een aantal rechercheurs tussen van wie we zeggen “hou op tijd functioneringsgesprekken”.’
De klachten over ontmoediging duiken echter zo vaak op dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2019 onderzoek deed naar de bejegening van zedenslachtoffers door de politie. Het resultaat liegt er niet om: de intenties van zedenrechercheurs mogen dan goed zijn, ze bespreken tijdens het informatieve gesprek ‘impliciet en expliciet de slagingskans van een zaak door de kenmerken van de zaak en het slachtoffer in de voorlichting te betrekken. Wanneer de onmogelijkheden van de zaak en de negatieve consequenties van het doen van aangifte de boventoon voeren, voelen slachtoffers zich gestuurd om geen aangifte te doen.’
Ook cijfers onderschrijven het beeld van ontmoediging en laten zien dat verkrachtingsslachtoffers na het informatieve gesprek vaker afzien van aangifte. Het gat tussen het aantal meldingen en het aantal aangiften groeit, blijkt uit politiecijfers. De meldingen van verkrachting namen in vijf jaar met zo’n zestig procent toe, terwijl de aangiften slechts met 23 procent stegen. In 2015 besloot 49 procent van de slachtoffers na het eerste gesprek over te gaan tot aangifte. Vorig jaar was dat nog maar 38 procent.
De politie houdt zelf niet bij waarom er zoveel meldingen stranden bij de balie. De cijfers hoeven niet op ontmoediging te duiden, zegt een woordvoerder van de korpsleiding: ‘Het zou kunnen zijn dat wij in heel veel van de zaken die mensen nu melden, constateren dat er geen strafbaar feit is gepleegd. Of misschien gaat het wel om een strafbaar feit, maar is er te weinig bewijs.’ Maar dat is precies waar het wringt: slachtoffers kunnen zich ontmoedigd voelen wanneer rechercheurs al vóór de aangifte wijzen op de beperkte kans van slagen van hun zaak. Bovendien is het niet zo dat nu vooral de kansrijke zaken doorgang vinden en de weinig kansrijke zaken al eerder in het proces stranden. Uit analyse van de cijfers blijkt dat bijna zestig procent van de verkrachtingszaken uitmondt in een sepot, vaak vanwege een gebrek aan bewijs. Dat was in 2013 zo en in 2019 is dat nog steeds het geval.
En er zijn meer zorgwekkende cijfers. In 2013 registreerde de politie bijvoorbeeld volgens het cbs 705 verdachten van verkrachting. Dat aantal liep terug tot 565 in 2019. Het aantal dossiers van verkrachtingszaken dat de politie aflevert bij het OM schommelt al jaren tussen de 500 en 650. In 2013 waren het er 650, in de jaren erna wat minder, en in 2019 weer 634. De politie levert dus eerder minder dan meer verdachten en dossiers af dan vóór die enorme toename in meldingen.
Politie en OM hebben zichzelf in 2016 ook opgelegd dat ze in tachtig procent van alle zedenzaken het onderzoek binnen een half jaar na aangifte moeten afronden, maar uit het Inspectierapport blijkt dat dat afgelopen jaar slechts in 59 procent van de zaken lukte. En zoals gezegd: binnen dertien maanden na aangifte moet de eerste zitting in de rechtszaal zijn, maar dit lukt slechts in de helft van de zedenzaken, zo geeft Van Mastrigt toe. Dus ook hier overschrijden politie en OM de eigen normen.
De Inspectie vond zelfs zaken uit 2017 die in juni 2020 nog steeds ‘in afwachting zijn van afronding’. In Nijverdal vertelt zedenrechercheur Christa Kistemaker hoe ze zo’n zaak kreeg toegewezen en dan het slachtoffer belt. ‘“Maar het is al drie jaar geleden gebeurd”, is de reactie dan. Op zo’n moment zit ik echt met schaamrood op mijn wangen aan de telefoon.’
‘We zijn een kleine afdeling en het werk neemt alleen maar toe’, vertelt Kistemaker. Niet alleen door de toename in aangiften; ook doordat het recherchewerk steeds ingewikkelder wordt: ‘Door de digitalisering hebben we veel meer onderzoekswerk: filmpjes, foto’s, locatiegegevens van Google Maps, app-conversaties.’ Al die gegevens kunnen dienen als aanvullend bewijs, wat in zedenzaken vaak doorslaggevend is bij de beslissing van het OM om over te gaan tot vervolging én later bij het oordeel van de rechter. Kistemaker: ‘We hebben voor de bewijsvoering zeker profijt van alle nieuwe mogelijkheden, maar het is enorm tijdrovend.’ Een hele WhatsApp-geschiedenis doornemen op zoek naar dat ene bericht dat kan dienen als bewijs, kost Kistemaker en Berendsen soms zomaar een hele werkdag. Voor de zedenrecherche is de digitalisering, kortom, een zegen én een vloek.

Extra zedenrechercheurs zijn volgens Kistemaker en Berendsen hard nodig. Maar in hun beleving is Team Zeden een beetje het ondergeschoven kindje van het politiekorps. ‘Zeden wordt weleens de “praatpolitie” genoemd’, zegt Kistemaker. ‘Ik hoorde eens dat iemand verrast was dat het hier zo druk is. Collega’s hebben soms het idee dat we alleen maar een beetje kletsen met mensen’, vult Berendsen aan. In september 2019 gaf de minister eindelijk gehoor aan de vraag om meer mensen. Grapperhaus stelt structureel vijftien miljoen euro extra beschikbaar voor de zedenpolitie. De capaciteit zal met zestig fte worden verhoogd, wat in de praktijk neerkomt op negentig nieuwe zedenrechercheurs.
Maar ook aan dit goede nieuws zit een nare bijsmaak. ‘De nacht na de toezegging van de minister heb ik niet geslapen’, zegt zedenexpert Yet van Mastrigt. ‘Gaan we straks bij andere afdelingen rechercheurs wegtrekken voor Team Zeden?’ Ze weet dat de werving van zedenrechercheurs vooral intern zal plaatsvinden. In dat geval volstaat een eenjarige zedenopleiding aan de Politieacademie. Voor mensen van buiten de politie zou gelden dat ze zelfs eerst nog een driejarige opleiding tot ‘gewone’ politieambtenaar moeten volgen. Het ministerie verlegt het capaciteitsprobleem gewoon naar een andere afdeling binnen de politie.
De Politieacademie, die de interne of externe kandidaten moet opleiden voor Team Zeden, kampt ook met een capaciteitstekort. Voor de door de minister beloofde uitbreiding van 2019 lukte het al niet om alle zedenrechercheurs op te leiden, hoe dat voor de negentig nieuwe rechercheurs moet gaan is onduidelijk. De Inspectie constateert dat mensen die bij Zeden willen gaan werken nu al een jaar moeten wachten. Rechercheurs binnen Team Zeden zonder die opleiding mogen niet alle handelingen in een opsporingsonderzoek uitvoeren en kunnen alleen aan de slag onder supervisie van collega’s die wel het certificaat op zak hebben.
Slechts één partij heeft wel baat bij vertraging in een zedenonderzoek. ‘Hoe langer een zaak stilligt, hoe beter een verdachte ervan afkomt’, zegt zedenadvocaat Kate Lans op het kantoor in IJmuiden. Lans en Korfker staan naast slachtoffers ook verdachten bij en weten daardoor heel goed hoe het in de praktijk gaat. De kwaliteit van een dossier neemt af als een onderzoek pas laat op gang komt of lang duurt. Getuigenverklaringen zijn met het verstrijken van de tijd bijvoorbeeld minder gedetailleerd en betrouwbaar. ‘De kans op een bewezenverklaring, of überhaupt een vervolging, wordt met de dag kleiner’, vult Korfker aan.
Een verdachte krijgt bij vertraging alle kans om het verhaal ‘helemaal te kneden’ of zelfs bewijs te wissen. Verdachten kunnen hun telefoon nog leegmaken bijvoorbeeld, voordat de politie die uitleest. ‘Advocaten adviseren hun cliënt dat ook, als het een verdachte is.’ In de rechtspraak geldt bovendien een ‘redelijke termijn’ van twee jaar. Als die overschreden wordt, kan strafvermindering optreden.
Cijfers van de rechtspraak leggen dit probleem pijnlijk bloot. In 2013 deelde de rechter 134 keer een straf uit voor verkrachting, in 2019 was dat 129 keer. Die bejubelde toestroom aan meldingen levert slachtoffers strafrechtelijk dus bar weinig op: bijna achthonderd meldingen meer, maar niet één extra dader achter de tralies.
Welk effect de nieuwe zedenwet precies gaat hebben voor de politie is nog onzeker. ‘Dat is koffiedik kijken’, zegt strafrechter Jacco Janssen. Maar met het conceptvoorstel dat nu voorligt, kunnen ‘de sluizen opengaan’. Daarin staat dat iets ‘seks tegen de wil’ is als de verdachte ‘weet of redelijkerwijs moet vermoeden’ dat het slachtoffer niet wilde. ‘Als er meer strafbaar is, kan er meer aangifte worden gedaan. De politie kan dan minder vaak zeggen dat ze niets met een zaak kunnen’, zegt Janssen. ‘Het is afhankelijk van waar de minister uiteindelijk de grens wil leggen. Hij wil meer strafbaar stellen, dus ik vermoed dat die grens misschien wel laag komt te liggen. Dat zal bepalen of er al dan niet een hausse komt aan nieuwe zaken bij de politie.’
Toch waarschuwt Janssen voor valse hoop: ‘Dit nieuwe wetsartikel wordt nu gepresenteerd als het tovermiddel voor al uw seksuele delicten, maar dat zal het niet blijken te zijn.’ In het advies dat de Raad voor de rechtspraak half augustus publiceerde staat dan ook dat een ‘winstwaarschuwing’ aan de samenleving op zijn plaats zou zijn. Het beeld dat seksuele misdrijven veel sneller en makkelijker bewezenverklaard zullen worden is waarschijnlijk te optimistisch, vindt de raad. De wet verandert niks aan de bewijslast. Met andere woorden: zaken worden niet makkelijker, het worden er alleen meer.
‘Wij horen hetzelfde van zedenrechercheurs’, zegt Jan Struijs, voorzitter van politievakbond npb. ‘Ze kunnen het nu al bij lange na niet aan en het wordt alleen maar erger.’ Verkrachting is een van de ernstigste en meest ingrijpende misdrijven die er zijn. ‘Honderden slachtoffers worden nu onvoldoende geholpen doordat rechercheurs niet genoeg tijd hebben om alles te onderzoeken. Als zaken stranden, blijven daders vrij rondlopen. Zo simpel is het’, zegt Struijs. ‘Slachtoffers raken zo hun vertrouwen in de rechtsstaat kwijt en als politie zet je je legitimiteit ermee op het spel. Seksueel geweld zou topprioriteit moeten zijn. We moeten dit nu eindelijk eens serieus gaan nemen.’
De slachtofferemancipatie van de laatste jaren levert tot nu toe weinig concreet resultaat op en het is nog maar de vraag of de nieuwe zedenwet daar verandering in gaat brengen. Zonder extra mensen gaat het niet, zeggen alle zedenrechercheurs. Op een politiebureau in Eindhoven vertelt rechercheur Marja de Louw hoe ze nog elke verkrachtingszaak met evenveel bevlogenheid oppakt als haar eerste in 1982. En hoe ze na een werkdag altijd naar huis fietst. ‘Dat doe ik graag, zo kan ik alles achter me laten’, zegt ze. ‘Maar als het zo druk is denk ik aan alles wat ik nog had kunnen doen. Je moet met zeventig procent tevreden zijn. Niet omdat ik iets niet weet of niet kan, maar gewoon omdat het te druk is. Dat geeft een heel vervelend gevoel.’
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten