Ann Lindell is – zoals gebruikelijk in moderne politieseries – een baasjespolitieman op het hoofdbureau van Uppsala, net terug van zwangerschapsverlof. In de nacht van vrijdag op zaterdag, begin mei, is een hele straat aan diggelen geslagen, waarna in een boekwinkel het lijk van een jongeman wordt gevonden. «Nog nieuws van de rassenstrijd», roept Lindell op dinsdagmiddag uit. Op dat moment lijkt de moord geklaard: er is min of meer een bekentenis van een andere jongeman, die aan het slachtoffer zijn vriendin was kwijtgeraakt. Na pamfletten van maandag, waarin het geweld en de moord aan allochtonen werd toegeschreven, is Uppsala «geëxplodeerd in een reeks gebeurtenissen die allemaal te maken hadden met immigranten». Een stad explodeert, dat gaat snel. Lindell heeft al spijt van de term «rassenstrijd». In tegenstelling tot de oudere garde, die ondanks goede bedoelingen niet tegen de situatie met de nieuwe Zweden blijkt opgewassen, kijkt zij verder: «Het was oorlog tegen een innerlijke vijand die ze niet kon aanwijzen.» Ze voelt het aan, maar weet het nog niet. Innerlijke vijand betekent: Zweedse racisten. Een actiegroep heeft een gezin uit Bangladesh verbrand, steekt een kerk in de fik en wordt bij een moskee vervolgens hardhandig tegengehouden. Interne vijand betekent ook: bij de politie zelf. Een ouder stel is in de weekendnacht actief bij de rellen en de moord betrokken geweest.
In de roman wordt dit alles voor een deel op de gebruikelijke wijze gedetecteerd, voor de rest aangevuld met psychologische informatie van binnenuit. De ene benadering slaat de andere dood. Bijvoorbeeld de inleving in Ali, zoon van politieke rebellen uit Iran. Is hij medeschuldig of alleen toeschouwer? Zijn achtergrond moet ook uit de verf komen. Er is het innerlijke leven van de politievrouw, maar ook dat van de corrupte agenten en de echte slechteriken. Hier heb je nu een voorbeeld van literatuur die stikt in het «straatrumoer»; het boek staat bol van zogenaamde actuele «onderwerpen». Helaas krijgt de schrijver het niet in het gelid; hij komt aan vertellen niet eens toe, zo druk is hij bezig met verzamelen van materiaal en het schiften van goed en kwaad. De titelvogel nachtzwaluw dient als vergelijking wanneer Ali met zijn grootvader Hadi, die in Iran nog schaapsherder was, op bezoek is bij een ouder boerenechtpaar. In de haast waarmee alle ingrediënten verwerkt worden, schicht de nachtvogel er als een symbool doorheen.