Het zijn zeven verhalen waarop je in de beste traditie van Alice Munro, J.D. Salinger en Tsjechov eindeloos kunt kauwen zonder dat de smaak minder wordt. Grote tragedies zijn het in dagelijkse settings, als een dinertje met vrienden, werkcolleges aan de universiteit, praktijkruimte van een therapeut. Zwijgzaamheid speelt een grote rol in de verhalen, het soort zwijgzaamheid dat tot dodelijke ongelukken leidt, of in ieder geval tot misverstanden, en zielenpijn. Lee schrijft een afgewogen soort proza, dat helder en mysterieus is, met verwijzingen naar dichtregels, beklijvende observaties en geraffineerde psychologie.

Op Nederlands literair gebied vond ik Compassie van Stephan Enter een hoogtepunt. Een wanhopig mooi boek dat niet bang is om een erg overzichtelijk gegeven – man zoekt vrouw – volkomen in de bek te kijken. Beter dan willekeurig naslagwerk of uitputtende verhandeling legt deze kleine roman iets wezenlijks bloot over het gevecht tussen weerzin en aantrekkingskracht. Compassie heeft een heel eigen lyriek en absurditeit, ik heb erbij gelachen en gerild.

Wat mij betreft had de Ierse schrijfster Anne Enright het afgelopen jaar (opnieuw) de Booker Prize mogen winnen, deze keer met The Green Road, een krachtig gecomponeerde en grillig geschreven roman, verpletterend en ontroerend in het oerverhaal dat zij als geen ander kan vertellen. Over hoe familieleden een leven lang met je blijven meelopen, ook als ze overleden zijn.