De vreselijkste zin in Anton Tsjechovs Oom Wanja wordt in het derde bedrijf uitgesproken door Sonja, de naar eigen zeggen lelijkste vrouw op het Russische landgoed: «Ik heb geen trots meer.» Ze is waanzinnig verliefd op huisarts Astrov (iedereen weet het, alleen Astrov zelf niet) en ze is naar eigen zeggen in die verliefdheid haar gevoel voor eigenwaarde kwijtgeraakt. Nuchter deelt Gunilla Verbeke (Sonja) haar stiefmoeder Jelena (Saskia Temmink) mee wat ze allemaal heeft gedaan om in de aandacht van Astrov te komen. En opeens breekt ze, in een korte, hopeloze huilbui. De stiefmoeder besluit: hier moet iets gebeuren. Jelena, die zelf een oogje op Astrov heeft en doorziet dat het nooit iets zal worden tussen Astrov en Sonja, belooft te «bemiddelen».

Die «bemiddeling» is een van de merkwaardigste liefdesscènes die ik ken. Astrov is in zijn werkkamer op het landgoed in de weer met landkaarten. Hij is gefascineerd door de Russische ontbossing, maar ook door Jelena. Zoals de schoonheid van de natuur hem raakt, zo raakt ook de schoonheid van de lusteloze, verveelde Jelena hem. Van ontbossing laat Astrov de scène springen naar het «roofdiertje» Jelena. Het gesprek over de natuur wordt een aanranding. De verliefdheid van Sonja, waar het gesprek over zou gaan, is nog slechts een bijzin in een alinea.

Deze scène wordt meestal gespeeld als een broeierige baltsdans rond een kaartentafel. Hier trekt Barry Atsma (Astrov) tijdens een wandeling op een kaal plankier nonchalant drie lullige kaartjes uit zijn borstzak, Saskia Temmink (Jelena) speelt verveelde belangstelling en kijkt vooral gefascineerd naar de verboden vrucht. De geaarde nuchterheid van de scène is tekenend voor de voorstelling die Olivier Provily (1970) bij Toneelgroep Amsterdam maakte van Oom Wanja. Provily is drie jaar geleden afgestudeerd aan de regieopleiding en geldt sinds dat moment als «veelbelovend». Dit is zijn eerste regie in de «grote zaal», voor het lijsttoneel van de schouwburgen. Hij koos Tsjechov vanuit een weloverwogen optiek: mensen denken dat ze gelukkig móeten worden. Als dat niet lukt (en meestal lukt dat niet) gaan ze aan het ontbreken van dat geluk mateloos lijden. Daarover gaat Oom Wanja, lijkt de bijna klinische conclusie van regisseur Provily. Zo heeft hij het stuk benaderd. Zonder een dwingende interpretatie. Tsjechovs meedogenloosheid, de tekst, de personages met liefde volgend.

De scenografie van Marcel Schmalgemeijer is een wonder van nuchtere eenvoud. De wereld is gekanteld, het «decor» een bloemrijk grasveld dat tot achterwand is geworden. De natuur is negentig graden naar voren geklapt en een paar meter naar achter geschoven. De verliefde wanhoop van Sonja, uitgesproken tegenover Jelena, gebeurt in aanwezigheid van het object van beider «verliefdheid»: de Astrov van Barry Atsma ligt op dat moment te doezelen in het gras, wat in de toneelwerkelijkheid van deze voorstelling betekent dat hij op één been staat in de graswand. Fascinerend beeld.

Alles is in deze voorstelling wat het is, niks meer, niks minder. Er wordt niets opgedrongen, niets geïllustreerd, de gebeurtenissen worden bijna achteloos gepresenteerd. En als de door een stille wanhoop bevangen Wanja in datzelfde derde bedrijf met een pistool wild om zich heen begint te schieten, ontstaat er opeens een vlammende energie. Daarover volgende week meer.

Nog tot en met 15 januari in Groningen, Zwolle, Alkmaar, Amstelveen, Den Helder, Gouda, Delft en Amsterdam. Inlichtingen: www.toneelgroepamsterdam.nl