Bas Zuyderland (1963) debuteerde in 1994 als theaterregisseur voor een publiek van jongeren met De zelfmoord van de meisjes (naar het onlangs verfilmde boek The Virgin Suicides van Jeffrey Eugenides), een voorstelling die verbluffend van eenvoud was in haar stijlmiddelen. Het complexe verhaal werd verteld vanuit de verbijstering van de puberjongens, die werkeloos moesten toezien hoe hun buurmeisjes zich de een na de ander van het leven beroofden. Over zijn fascinatie voor het maken van dergelijke vertellingen zei Zuyderland indertijd: «Ik wil dat je de acteur in en uit zijn rol, het personage ziet stappen, zodat je als toeschouwer het theater ziet ontstaan. Weten dat ze maar doen alsof, en dat je er dan tóch in meegaat. Zodat het net lijkt alsof niet de acteur, maar jij als toeschouwer de illusie creëert.»

Zuyderlands bron is de brechtiaanse nieuwsgierigheid: ís iets wel wat het líjkt te zijn? Zijn favoriete publieksgroepen (kinderen en jongeren) heeft hij sinds die eerste keer niet meer in de steek gelaten, zónder overigens exclusief voor hen te kiezen: Zuyderlands theatervertellingen zijn in de meest letterlijke zin van het woord «leeftijdloos». Met zijn eigen leeftijdgenoten Inèz Derksen en Silvia Andringa heeft hij nu een nieuwe jeugdtheatergroep opgericht, Het Laagland, die zich meteen in de belangstelling van de subsidiegevers kan verheugen en die vanaf 1 januari 2001 in Limburg voor vier jaar aan de slag kan. Omdat Zuyderland en zijn kompanen niet van die afwachters zijn, moesten er meteen voorstellingen komen, om het nieuwe leven als officieel «erkende» kunstenaars met toneel uitbundig te vieren. Die uitbundigheid viel, wat de voorwaarden betreft, een beetje tegen: de kassa van de erkenning begint pas na de jaarwisseling echt te rinkelen. Met minimale middelen (vier jonge spelers en vier stoelen) en maximale inzet, kwam derhalve de voorstelling Beat tot stand.

Voor het materiaal greep Zuyderland naar een tekst van de Russische, politiek bijzonder incorrecte, homoseksuele anti-dissident Eduard Limonov (1943), die in het emigrantencircus van de nomadische Russen over het algemeen wordt afgedaan als schunnig en vulgair, de verzinner van drankovergoten, melancholische dromen over nietsnutten en fantasten. Enkele van die non-personen («puberende jongens» sche®tst de folder met een nieuw werkwoord) hangen rond aan de rafelranden van een metropool, zuipen zich een stuk in de Russische nationale feestdag, en vieren het feit dat een van hen die nacht voor het eerst met zijn favoriete vriendinne tje naar bed zal gaan. Met het dartele gemak van jonge veulens springen de vier acteurs (in meerderheid nog studerend aan de Utrechtse acteursopleiding) in en uit een grote reeks personages en situaties, allemaal geboetseerd rond de ogenschijnlijk eenvoudige vraag of het de jonge minnaar («Eddy Baby» wordt hij liefkozend genoemd) zal lukken zijn vurig verlangde verovering te volvoeren.

Maar om die magere anekdote is het in Beat, zo blijkt al snel, helemaal niet begonnen. De jongens — het ene meisje fungeert handig als verteller, een rol waar ze trouwens ook naar believen in en uit springt — oefenen in hun gedrag de stoerheid van de volwassenen die ze willen zijn maar waar ze nog niet bij horen. «Eddy Baby» blijft in zijn simpele lyrische gedichten eigenlijk veel dichter bij wie hij is dan via zijn flitsende alles-kits-achter-de-rits-gedrag. Hij komt van een koude kermis thuis en is in dat ene etmaal waarin Beat zich afspeelt op een heel andere manier volwassen geworden dan hij bij het ochtendgloren wilde weten. De wereld is immers groter dan hij dacht. Zuyderland heeft met zijn spelers en die vier stoelen op dat kale speelvlak een gouden miniatuurtje getoverd. Het toneel voor stoere pubers gaat aan hem en zijn «Laaglanders» nog een heleboel plezier beleven.

Beat is nog tot en met 1 december te zien in Nederland en Vlaanderen. Inlichtingen en speellijsten: stip-produkties, 020-6230623, website: http://www.stipprodukties.nl.