Achteraf lijkt het alsof we alleen maar naar die stad zijn gereisd om op een terras te zitten. Om iets te drinken wat ik mij jaren later nog zal herinneren. Samen een simpele naam gegeven: fabrikant en consument. Noem een makkelijke naam. Van drank of café. Leven gaat toch wel door.

Kijk daar gaat het al, want een enkele keer verscheen de bazin van het café op haar balkon (aan de overzijde van café en terras), om een paar roze ranonkelige rozen af te snijden. Waarbij ze vergeet te zingen. Wij zongen ook niet. We dronken. Lazen ons boek. In ons boek is altijd wel iets over drinken terug te vinden. We kiezen ons boek daarop uit. Dat meisje, dat meisje dat naast mij zit dacht, net negen jaar, vanmorgen dat O sole mio! het volkslied van Italië is.

Ons café heet La Pace. Den Haag schijnt ook een zaak van die naam gehad te hebben. In Haags Italiaans. De schrijver A. Alberts zat er in zijn studententijd wel eens met Gerretson. Zijn prof. Voor anderen Geerten Gossaert. Alberts merkte op dat het in die jaren (1930), langzaamaan gebruik werd («zelfs bij mensen van middelbare leeftijd») jonge klare te drinken, in plaats van oude. Dat is een wezenlijke constatering. Je moet oog en oor hebben voor die dingen.

Nog net die makkelijke naam niet vergeten: «Nonino». Neem er één op mijn kosten. Mocht je hem tegenkomen. Grappa. Met opstijgende en pure smaak. Als de spaken van een nieuw Romeins fietswiel.