‘Zeg eens twintig keer ork.’

‘Ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork, ork.’

‘Soep eet je met een…’

‘Vork.’

De Tour de Francs is beslist door Italiaans gebergte. Niet de Alpen of de Pyreneeën, maar de Dolomieten hebben bepaald dat de Ronde van Wrangkrijk als winnaar Alberto Contador (24 jaar) kreeg en niet Michael Rasmussen (60 kilo).

Rasmussen werd het slachtoffer, het zoveelste, van het grootkapitaal. Zijn trieste aftocht berust op één vergissing. In plaats van te zeggen dat hij ging trainen in Italië, in de Dolomieten, zei hij dat hij naar Mexico ging, naar Cancún en omstreken. Toen het hem later weer werd gevraagd, met het mes op de keel, bleef hij daarbij. Om die ‘leugen’ werd hij uit de Tour gezet.

Dat is niet goed. We moeten de vergissing niet zien als een leugen, of als oplichterij, maar als een medisch probleem. Rasmussen heeft een aandoening.

Hij sprak na zijn val met niemand, behalve met de Deense televisie en een verslaggever van het altijd vasthoudende Vegetarisch Sportfront, die toch contact wist te krijgen met de held.

Rasmussen heeft een taalstoornis, zo blijkt. ‘Ik ben vroeger wel naar logepodie geweest om er vanaf te komen, maar dat hielp niet. Noch een eporatie aan mijn huig. Het zit diep. Soms heb ik er last van. Als klimmer ben je kwetsbaar. Hoe snel je ook bent, er is altijd iets sneller. Ze kunnen je epoten. Ik voel me soms een antilepo.’

Taalstoornissen hebben vaak een neurologische oorzaak, maar soms ook een psychologische. Zoals bij Rasmussen. En die oorzaak ligt in zijn vroegste jeugd. Toen Michael klein was viel hij op doordat hij altijd alles alleen deed. Alles. We weten hoe spijkerhard Deense kinderen kunnen zijn tegen elkaar. Als een ander afwijkt van het ‘normale’ wordt hij genadeloos aangepakt. Helaas is het niet verwonderlijk dat solist Rasmussen werd uitgescholden. Door zijn zwijgzaamheid, afzondering en zijn tengere voorkomen kreeg hij de bijnaam ‘Solomietje’ of ‘Solomiet’. Daar werd hij jarenlang mee gepest.

Maar hij hield zich groot. Sloeg niet terug. Verbeet zijn woede, onmacht en frustratie. Uiterlijk was er niets te merken van de storm die in hem moest woeden. Maar diep van binnen ging er iets scheef zitten. Dat heb je met trauma’s, die zitten diep van binnen. En komen naar buiten als het erom spant. Voor Rasmussen ging het erom spannen in de aanloop naar de Tour de Francs 2007. Hij kon winnen. De druk werd groot, de druk die werd opgelegd door hemzelf, door de buitenwereld en door het grootkapitaal. En is er groter grootkapitaal denkbaar dan een bank? Nee.

De sponsor van Rasmussen was een bank. Die graag imago-technisch wilde profiteren van de wielerploeg. In de tijd dat de grootkapitalistische bank adverteerde met haar standvastigheid en betrouwbaarheid in een woelige wereld (‘Het is tijd voor een bank die zichzelf blijft’) morrelde de genereus gesponsorde wielerploeg aan het imago. Eerlijkheid en betrouwbaarheid leken ver te zoeken.

De afloop is bekend. Theo de Rooij werd onder druk gezet en zwichtte. Hij offerde zijn vedette, daarmee de boodschap gevend: verder kunnen we niet gaan, en wie zo ver gaat, is eerlijk, betrouwbaar en standvastig. Exit Rasmussen. Arme jongen.

Getraumatiseerd door de kwellingen uit zijn jeugd – ‘Solomiet! Solomiet!’ – ontwikkelde Rasmussen een taalstoornis, die hem uiteindelijk de kop zou kosten. Door het grootkapitaal.

Elke keer als Rasmussen ‘Dolomieten’ wil zeggen, zegt hij iets anders. Want ‘Dolomieten’ triggert de herinnering aan die verschrikkelijke tijd. Als hij ‘Dolomieten’ moet zeggen, raakt hij in paniek. Dan zegt hij iets anders, iets wat hem op dat moment in die omstandigheden voor de kop komt.

‘Je gaat trainen, zeg je. Waar ga je dat dan dún?’

(Paniek!) ‘Eh… in Cancún.’

‘Goh, leuk.’

‘Waar ga je naartoe, kennen ze daar je bijnaam: kalkún?’

‘Draag je op je hoogtestage daarginds ook een handschún?’

‘In Cancún is het warm genoeg om zonder handschúnen te trainen.’

Rasmussen werd de Zwijger genoemd. We begrijpen waarom. Hij is bang om te praten. Bang dat hij iets anders zegt dan wat hij bedoelt. Zoals vrouwen in de auto ‘links’ zeggen als ze ‘rechts’ bedoelen.

‘Een paar weken voor de Tour ga je op reis, hoorde ik. Alleen of met je broer Jan-Kún?’

‘Michael, waar vlieg je naartoe, als ik vragen mag, sans rancún?’

Zeg twintig keer jankhoen. Denk terug aan je jeugd. Zeg nu waar je gaat trainen.