Niet echt wat je een restaurantaardappel noemt. De zeeduivel staat, hoewel die eruitziet als een afschuwelijke, zwemmende enge en heel boos glimmende aardappel met een grote bek waarin ook nog eens minstens een kilo aardappelen past, in vakkringen daarentegen weer wel als zodanig bekend. De zeeduivel wordt in de commerciele kookkunde een echte restaurantvis genoemd. Waarmee waarschijnlijk wordt bedoeld dat hij tegen een stootje kan. Als ze hem uit hun handen laten vallen, kan hij zo weer gebruikt, of zoiets. Gaat hij toch stuk dan komt hij op het bord in de vorm van de normale sierpuinhoop of verwerkt tot Silezische vlecht. Dat heb ik echt wel eens meegemaakt. Fraai van vorm maar zo droog als veel spreekwoordelijks. Voor zeeduivel moet je net zoals voor een taartje uit Oost uberhaupt in een goede bui zijn en dat is een slecht teken. Maar dat komt sommige restaurants wel goed uit. Daarom vrijen ze je op met Franse woordjes en wijde bloesjes. Aangeschoven stoelen en knipmesserige lachjes. Probeer je dan maar eens goed te houden en te roepen dat het, spreekwoordelijk gezien dan, een zwijnestal is. Die enkele keer dat ik dat, na het bestellen van een dubbele tong a` l'apoplexie, alleen nog maar denk, word ik een minuut later door een furieuze kok met koperen pan waarin verlept platvissenduo zelf, de halve Prinsengracht achterna gezeten. Tot nut van niemand in het bijzonder.
Gedachten op de Speketersweg, ik zei het al.