Wanhopig veelal zijn zij die door ziekte, ouderdom of intens verdriet niets meer te winnen of te verliezen hebben. Voor het eigen gevoel zijn ze er vaak al niet meer. Dat tonen ze. En daarmee roepen ze nu eens medelijden, dan weer plaatsvervangende wanhoop op.

Een kleine minderheid van de minderheid der schaamtelozen doet iets met zijn schaamteloosheid – iets zo anders dat daarvoor eigenlijk een woord zou moeten bestaan, ik ken het niet. Zij gebruiken hun schaamteloosheid om iets moois te maken, inzicht te verschaffen, begrip te kweken: ze geven een inkijkje in ‘de put der zuchten’ die het leven kan zijn. Helaas zijn dergelijke figuren uiterst zeldzaam. Willeke Stadtman is zo’n zeldzaamheid.

Van boeken als Op voet van oorlog zijn er in de afgelopen tien, vijftien jaar heel wat verschenen. De auteurs worden steevast aangeduid met het schijnbaar dominante kenmerk ‘kinderen van foute ouders’. Sinds de late jaren negentig hebben veel van die kinderen hun verhaal verteld. Het zijn geen leuke verhalen. Op de achtergrond klinkt meestal een toon van verwijt, soms vermengd met zelfmedelijden. Dat is niet onterecht – op basis van dergelijke verhalen maakte ik twee jaar geleden een uitvoerig beredeneerde bloemlezing (Kinderen van foute ouders: Hun verhaal) waarin ik ook inga op dat ‘niet de schuld, wel de straf’-fenomeen. Tal van kinderen hebben het zo ervaren. Met de keuzes van hun ouders hadden zij niets van doen maar ze werden er wel steeds op aangesproken. Dat was onverdraaglijk.

Onverdraaglijk was in veel gevallen ook het gezin waarin de kinderen van foute ouders opgroeiden. Goed onderzoek daarnaar bestaat niet. Daarvoor is het ondertussen ook te laat. Maar zoals in genoemd boek uitvoerig wordt verteld, is het onmogelijk je aan de indruk te onttrekken dat in een meerderheid van de ‘foute gezinnen’ inderdaad iets behoorlijk fout zat. In de meeste gevallen wordt de verklaring daarvoor gezocht en gevonden bij de keuze van de ouders, veelal vader, tijdens de oorlog. Maar dat is hoogstens een halve waarheid. Meestal was die keuze niet meer dan aanleiding. Oorzaak was een kettingreactie van, noem maar, echtelijke ruzie, hardnekkig zwijgen, isolatie, echtscheiding, mishandeling, wreedheid en, boven al, diep en ontroostbaar verdriet dat door het onvermogen erover te communiceren almaar dieper en ontroostbaarder werd. Vaak spleet dat verdriet uiteindelijk ook het gezin, niet alleen de ouders maar ook de kinderen. Ik zeg dit niet alleen als onderzoeker, ik zeg het ook uit ervaring.

Des te knapper als iemand uit zoveel schijnbare onoverkomelijkheden een verhaal weet te maken dat leest als een trein, nooit larmoyant is, keihard, eerlijk en vol inzicht. Het is waar, het is inzicht in een put, velen zullen vermoedelijk zeggen ‘de beerput Stadtman’ maar daar ben ik het niet mee eens. Dit is de put mens, in dit geval geïllustreerd door de familie Stadtman. Dat is een cruciaal verschil.

Hypocrisie en permanent theater zijn kwalijker dan mee­dogenloos vertoon

Ik vermoed dat de nog levende Stadtmans Willeke’s genadeloze inzicht in de familiegeschiedenis niet in dank zullen afnemen. Het kan niet anders. Zoals gezegd zitten verreweg de meesten van ons vol schaamte. Vandaar de gebruikelijke overtuiging: zoiets doe je niet; je hangt de vuile was niet buiten. Ook daar ben ik het niet mee eens, zeker niet als die ‘vuile was’ zo goed het menselijk tekort typeert. Want was wordt vuil, zo is het nu eenmaal, zoals ieder huisje zoals men vroeger zei zijn kruisje heeft. In mijn optiek is het juist onaanvaardbaar dat dit zo vaak ontkend of verzwegen wordt. Hypocrisie en permanent theater zijn kwalijker dan meedogenloos vertoon.

De vader van Willeke Stadtman was fout in de oorlog. Hij was nog een jongen, niet eens twintig, zonder politiek inzicht, met wat bravoure, had pech, er was sprake van toeval en ook van enige familie-invloed. Door dit alles belandde Stadtman senior aan het eind van de oorlog in verkeerde kring, eerst in Apeldoorn en omgeving. Daar zou hij zich niet netjes gedragen. Geen moord of zo, maar gewoon een grote bek, stoerdoenerij. Even later kreeg hij een uniform van de Grüne Polizei en deed iets in of met de keuken in Kamp Ommen. Ook was hij ergens in de achterhoede betrokken bij een razzia in de Noordoostpolder. Daar raakte hij gewond. Allemaal niet fraai, maar geen halszaken. Dit alles krijgen we overigens pas in het laatste hoofdstuk van Op voet van oorlog te horen. In de voorafgaande, overgrote meerderheid van de tekst wordt een verhaal verteld waarvan de haren recht overeind gaan staan – vol huiselijk geweld, een zelfmoord, scheiding, familiebreuken, maatschappelijke mislukking, deviant gedrag, noem het en je vindt het. Centrale factor in dit verhaal zijn ‘de foute’ ouders, zij het dat die kwalificatie niet zozeer naar de oorlog als naar de periode daarna verwijst. En fout in de oorlog waren deze ouders niet eens echt, zoals zovelen uit hun kring werden ze fout. Dat was niet alleen hun schuld. De omgeving droeg er ook aan bij.

Het enige wat op dit verhaal van Willeke Stadtman wellicht aan te merken valt is dat in deze menselijke modderstroom slechts één persoon min of meer ‘normaal’ lijkt (afgezien van een zusje, maar dat blijft in het verhaal een schim): de auteur. Het is nauwelijks voorstelbaar dat iemand zich binnen een situatie zoals geschetst staande houdt, maar de auteur slaagt daarin. Dat is althans wat zijzelf suggereert en wat door de feiten ook wel enigszins gestaafd wordt. Willeke Stadtman studeerde medicijnen en was heel haar leven actief als arts. Dat is op z’n minst een teken van overwinning.

Maar al zou deze overwinning schijn zijn en zou Willeke Stadtman er minder goed aan toe zijn dan zij voorgeeft, dan nog. Het feit dat zij in staat is met zoveel beheersing en vaardigheid (en dat voor een debutant) het levensverhaal van haar familie op te tekenen, mag een klein wonder heten. Zoals gezegd heb ik heel wat verhalen van kinderen van foute ouders gelezen, maar ik denk dat dit toch wel het beste van alle is – en tegelijkertijd het meest verdrietige. De verklaring ligt deels in de feiten. Die zijn, nogmaals, zonder meer stuitend. Maar de verklaring ligt meer nog in de door de auteur gekozen vorm, het taalgebruik én, cruciaal, een stijl die voortdurend balanceert op de grens van woede, mededogen en ironie. Het levert een magistrale combinatie op. Als Stadtman die combinatie in haar volgende boek (over geen onderwerp minder dan euthanasie, zij werkt op dit moment in de Levenseindekliniek) weet vol te houden, heeft Nederland er een serieus auteur bij.

Het meest verdrietige verhaal in Op voet van oorlog gaat over een van Stadtmans broers. Hij pleegde op bizarre wijze zelfmoord nadat hij zichzelf uit zelfbescherming voor deze wereld te goed had verklaard. Zijn enige vriend in de laatste jaren van zijn leven was een hond. Broer en hond zijn afgebeeld op het omslag van het boek terwijl ze in ongeveer dezelfde richting staren. De hond kijkt naar voren, de baas naar binnen. Na het lezen van dit boek weet je dat dit geen zomers kiekje is. Het is een oorlogsfoto die lang na de oorlog genomen werd. In het hoofd van de broer stormt het: oorlogswoede die pas bij de dood ontsnappen kon.


Beeld: Willeke Stadtman. Was wordt nu eenmaal vuil (Fjodor Buis)