Ik sloeg hen met verbazing gade en stond herhaaldelijk op het punt me in het gesprek te mengen maar heb, met moeite, mijn mond gehouden. Daardoor had ik alle gelegenheid de twee goed op te nemen: 21, 22, wonend in Almere bij hun ouders, werkzaam in Amsterdam in een of ander dienstverlenend beroep, mavo- of havo-scholing, een van de twee had een beetje vreemd bloed in de aderen, kortom alledaagse Nederlandse meiden.

Van dergelijke meiden had ik zulke voetbalgesprekken eerlijk gezegd nog nooit gehoord, wel van jongens en mannen, vaak zelfs maar dan gingen ze bijna altijd over het spel. Dat kwam hier niet ter sprake. Wij, daarom ging het, dat wij dit, dat wij dat en in het bijzonder dat we eerst ‘de’ Spanjaarden, vervolgens ‘de’ Aussies toch maar mooi te kakken hadden gezet en dat het nog maar even duurde tot ‘we’ de wereld een poepie zouden laten ruiken. Vandaar de vraag die tijdens het luisteren voortdurend door mijn hoofd speelde: wie is die ‘wij’, waar komt hij vandaan en hoor ik er zelf ook toe?

Over dit laatste kan geen misverstand bestaan: het antwoord is nee. Misschien behoor ik objectief gezien wel tot die wij, voor mijn gevoel ligt het anders. Ik vind voetbal leuk, volg het wereldkampioenschap vrij nauwkeurig maar het gaat me om het spel en de emoties. Ik vind het prima als Nederland wint, maar als ze vervelend spelen heb ik liever dat ze verliezen. En van dat wij-gevoel heb ik in het geheel geen last. Ik kijk terwijl ik een glaasje drink, beweeg me geen centimeter, draag niets bij aan de sportieve prestatie en heb dus ook geen enkel recht te doen voorkomen alsof hun winst of verlies mijn verdienste of schuld is.

Voorheen kon je eventueel nog thuis­blijven, deuren en ramen dicht

Die meiden weten dat natuurlijk ook en een dergelijk wij bedoelen ze niet. Ze bedoelen wij = Nederland. Voor dat wij staat het nationale team symbool en met dat team = symbool voelen zij zich verbonden. Maar deze vanzelfsprekendheid is geen reden haar zonder meer te aanvaarden. Vandaar, denk ik, dat er uiteindelijk drie vragen blijven. Was dat voetbalnationalisme altijd zo sterk of is het tegenwoordig krachtiger dan voorheen? In dat laatste geval: wat is de oorzaak daarvan? En als derde: welke rol spelen de media hierbij?

Om voor de hand liggende redenen gaat het me hier vooral om die laatste vraag. Een maand geleden merkte ik op deze plek al op dat voetbal veel internationaler is dan de verslaggeving ervan. Dat zie je bij dit kampioenschap in versterkte mate terug. Terwijl de spelers bijna zonder uitzondering wereldburgers zijn, is de verslaglegging van hun optreden als dorpsjournalistiek. Die journalistiek gaat regelmatig zo ver dat ze de sport volstrekt ondergeschikt maakt aan enge vormen van chauvinisme. Stuitend bijvoorbeeld was de wijze waarop afgelopen week de arbitrage door Kuipers van de wedstrijd Frankrijk-Zwitserland werd aangekondigd. Het leek wel of ‘wij’ poppenspelers waren die via ‘onze’ scheidsrechter in staat waren 22 voetballers naar ‘ons’ pijpen te laten dansen. Het werd daarom even pijnlijk toen ‘wij’ een discutabele penalty gaven. Gelukkig was de oplossing snel gevonden. Kuipers werd tijdelijk buiten de kring gezet.

Ik vind het moeilijk te zeggen of die idiotie tegenwoordig sterker is dan vroeger. Wel weet ik twee andere dingen – hoe moeilijk te bewijzen ook. Het ene is dat Nederland veel minder een eenheid is dan enkele tientallen jaren geleden. Toen was het dat ook niet, denk alleen maar aan de verzuiling, maar toch waren die zuilen als punten van één en dezelfde taart. Bovendien was het aantal ‘allochtonen’ gering. Een vorm van opgeblazen nationalisme zou destijds dus meer voor de hand hebben gelegen dan nu. Het tweede dat ik zeker weet is dat we meer dan ooit in een gemediatiseerde wereld leven. Traditionele, nieuwe en sociale media oefenen van alle kanten druk uit en die druk is onmogelijk te weerstaan. Dat geldt ook voor mijzelf want ondanks alles wat hierboven staat, doe ik onwillekeurig mee. Ik wil het niet, ik ben het ermee oneens maar toch. Media bezitten de kracht van de massa en zoals we uit de geschiedenis weten is het voor individuen welhaast onmogelijk zich aan zo’n kracht te onttrekken. Voorheen kon je eventueel nog thuisblijven, deuren en ramen dicht. Dat is in een gemediatiseerde samenleving onmogelijk. De boodschap doordringt alle muren. Of we willen of niet, we zijn stuk voor stuk veertjes in de mediastorm.