Zoals afgelopen vrijdag, voor het Labor Day-weekend waarin 55 procent van de Amerikanen met vrienden het nieuwe barbecueseizoen inluidt. Het ministerie van Defensie liet weten dat zestien militairen worden ‘bestraft’ voor een aanval op een ziekenhuis in Afghanistan afgelopen oktober. Een A130 aanvalsvliegtuig doorzeefde toen een uur lang met een scala van bommen en geschut een door Artsen zonder Grenzen gerund hospitaal, waarbij 42 artsen, verplegers en patiënten omkwamen en tientallen gewond raakten. De straffen varieerden van brieven met reprimande tot verplicht op cursus. (Volgens een Amerikaanse legerarts moet je dan denken aan: ‘Hier is een situatie die u beter had kunnen aanpakken, majoor MacDonald.’) Nu was die aankondiging misschien handig qua Labor Day, maar slecht qua associatie: twee dagen ervoor werd een door Artsen zonder Grenzen ondersteund ziekenhuis in Aleppo gebombardeerd door de Russische of Syrische luchtmacht. Onder de vijftig doden was de laatste kinderarts van Aleppo, de grootste stad van Syrië.

Voor aanvallen op ziekenhuizen geldt inmiddels hetzelfde als voor zelfmoordaanslagen: ze moeten wel bijzonder spectaculair en dodelijk zijn om nog op te vallen. In Syrië wordt de laatste maanden volgens cijfers van ngo’s bijna elke twee weken een ziekenhuis of kliniek gebombardeerd. Je hoeft geen samenzweringsdenker te zijn om te vermoeden dat het niet allemaal ongelukken zijn. In maart onderbouwde Amnesty International dat vermoeden met een onderzoek. ‘Water, ziekenhuizen en elektriciteit worden als eerste aangevallen’ in door oppositiegroepen beheerst gebied, stelde het rapport.

Volgens AzG zelf gebeurde het in 2015 bijna honderd keer, soms met de beruchte double tap: een tweede aanval tien minuten na de eerste, als de plek vol is volgestroomd met mensen die hulp willen bieden. Die aanvallen hebben een simpele logica. Zonder primaire infrastructuur trekken de burgers weg. Veel lokale strijders gaan hun familie achterna, en inname wordt dus makkelijker. Dit is niet alleen een oorlogsmisdaad, maar oorlogsmisdaad als militaire tactiek.

‘Hier is een situatie die u beter had kunnen aanpakken, majoor McDonald’

De Amerikaanse aanval van oktober is van een andere orde. De VS valt van alles te verwijten bij de luchtaanvallen die ze in juridisch schemerduister uitvoeren in Afghanistan, Jemen en andere onfortuinlijke landen, maar opzettelijke hospital bombings horen daar niet bij. Al het beschikbare bewijs wijst op een ongeluk, er was geen strategisch motief, en de Amerikaanse bevelhebber voor Afghanistan bezocht de nabestaanden om vergeving te vragen.

Toch onderstreept ook deze ziekenhuisaanval een onverkwikkelijke waarheid: een Amerikaanse traditie van straffeloosheid bij oorlogen in het buitenland. Vietnam springt er natuurlijk uit, met het bloedbad van My Lai, waarbij vijfhonderd vrouwen en kinderen werden vermoord en één militair huisarrest kreeg. Pas tien jaar geleden werd een Amerikaans legerrapport vrijgegeven over oorlogsmisdaden in Vietnam, en zelfs toen nog verbaasde de omvang daarvan onderzoekers. De meeste bewezen wreedheden bleken niet te zijn bestraft; de straffen die wél werden uitgedeeld betroffen brieven met reprimande, boetes of verplichte cursus. In Irak was er natuurlijk Abu Ghraib (twee straffen), maar leek het leger zijn soldaten beter onder controle te hebben dan in Vietnam. Maar er waren meer Amerikaanse huurlingen dan reguliere soldaten onder de wapenen: ruim 180.000. En hun disciplinering – dixit minister van Defensie Rumsfeld – was de verantwoordelijkheid van hun werkgever. De gevolgen zijn bekend.

Van die misdaden kaatst een ongemakkelijke echo terug als Amerikaanse soldaten op cursus moeten voor het in de as leggen van een ziekenhuis. Maar in een cynische wereld is er altijd baas boven baas. De aanvallen van het Syrische regeringsleger zijn ongetwijfeld de eerste campagne van ziekenhuisverwoestingen onder het mom van terrorismebestrijding. Het lijkt wel alsof elke keer dat er in de wereld acceptatie groeit voor het regime van Assad zijn leger iets moet doen om iedereen eraan te herinneren hoe onacceptabel het is dat hij zou blijven zitten. Rusland, zijn steun en toeverlaat, had trouwens ook wat te zeggen naar aanleiding van vorige week woensdag. Moskou veroordeelde granaten die op zijn consulaat in Aleppo waren afgeschoten, en riep de VS op om meer toezicht te houden op het officiële staakt-het-vuren, dat twee maanden geleden inging.

H.J.A. Hofland schrijft tijdelijk niet