Een werkgroep met de naam Partijpolitieke Processen. Dat klinkt niet erg eigentijds en niet alleen omdat het geen Engels is. De naam doet denken aan vervlogen tijden, heeft een vleugje IJzeren Gordijn-tijd in zich. De werkgroep ppp van het wetenschappelijk bureau van de pvda, de Wiardi Beckman Stichting, bestaat dan ook veertig jaar. De anekdote wil dat de werkgroep bij de oprichting anders was genoemd, maar dat de naam verkeerd is overgetypt door een secretaresse en toen maar zo is gelaten. Partij en Maatschappijontwikkeling had het moeten zijn.

De werkgroep ppp is opgericht toen de pvda eind jaren zeventig in zware crisis verkeerde na de verkiezingsoverwinning van Joop den Uyl. Tien zetels winst boekte de partij, één zetel meer dan de partij nu in totaal in de Tweede Kamer heeft. Met 53 Kamerzetels was de pvda toen de grootste partij. Maar door intern partijgekrakeel eindigde die overwinning in het verliezen van de coalitiebesprekingen en de komst van het eerste kabinet-Van Agt, een coalitie van cda en vvd.

Het jubileum van de werkgroep ppp werd vorige week gevierd met een toespraak van hoop door hoogleraar politicologie, voormalig pvda-partijvoorzitter en -senator Ruud Koole. Om in deze tijd waarin de sociaal-democratie het in Nederland en daarbuiten zacht gezegd niet makkelijk heeft toch optimistisch te zijn is in ieder geval enige moed nodig. Gevoel voor humor met een zwart randje helpt ook. Als de oprichting het gevolg was van een crisis in de partij, zo begon Koole, dan zal het niet verbazen dat de werkgroep nog steeds bestaat. De meest recente partijcrisis was nog geen maand geleden. Deze werd weliswaar bezworen, maar leidde wel tot gezichtsverlies van zowel partijleider Lodewijk Asscher als partijvoorzitter Nelleke Vedelaar.

Koole sprak verder, mogelijk daarom bewust, vooral over de sociaal-democratie en niet zozeer over de pvda. Zijn hoop voor dat eerste, de sociaal-democratie, put hij uit de grote problemen die op de samenleving af komen, hoe tegenstrijdig dat ook mag klinken. Koole ziet overeenkomsten met de negentiende eeuw toen sociale kwesties, vooral als gevolg van de industrialisering, aan de wieg stonden van de sociaal-democratie. Ook nu zijn er grote sociale kwesties. Koole noemde er vier: de klimaatverandering, de migratie, de groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden en de digitalisering en robotisering.

Hij pleitte ervoor over deze vier hedendaagse kwesties niet fatalistisch te zijn en niet de fout uit de jaren tachtig en negentig te herhalen toen individualisering en globalisering door sociaal-democraten als onomkeerbaar werden gezien. Volgens hem heeft die fatalistische houding ruim baan gegeven aan het neoliberalisme en de groei van de ongelijkheid in de samenleving.

Wie een verzorgingsstaat in stand wil houden moet mensen uitsluiten

Juist dat, de ongelooflijke rijkdom die zich ophoopt bij een heel kleine groep mensen in de samenleving en de onzekerheid die daar tegenover staat bij een groot deel van de rest van de burgers over hun werk, inkomen, pensioen en de toekomst van hun kinderen roept inderdaad de vraag op waarom de sociaal-democratie daar niet van profiteert.

Het is voer voor discussie, binnen de pvda en daarbuiten. Het aanvankelijke succes van de sociaal-democratie zou mede debet zijn aan het huidige verlies. De middenklasse groeide dan wel, maar die middenklasse voelt zich geen arbeider en wil niet meer als dusdanig worden aangesproken. Bovendien, zo wordt wel gezegd, zijn deze middenklassers kinderen van hun tijd, dus individualistisch. Misschien zelfs wel hedonistisch, zoals Koole de huidige tijd typeerde. Anderen zeggen juist dat het komt doordat ook de sociaal-democratie mee ging in de individualiseringstrend waardoor de middenklasse op zichzelf werd teruggeworpen en minder kan terugvallen op de verzorgingsstaat als het succes in het eigen leven een keer hapert of uitblijft.

Koole gelooft erin dat ook middenklassers graag terug willen kunnen vallen op de verzorgingsstaat. Mensen verwachten volgens hem van de sociaal-democratie dat die hun bestaanszekerheid biedt. Het huidige populisme ziet Koole daarom als ‘een grote roep om sociaal-democratie’. Mensen stemmen op de pvv of op Forum voor Democratie omdat ze zich in de steek gelaten voelen door de pvda, ben ik zo vrij zijn betoog samen te vatten. Aan een van de redenen daarvoor refereerde Koole heel kort: migratie. Wie een verzorgingsstaat in stand wil houden moet mensen uitsluiten. Daar kwam wat hij zei op neer. Een verzorgingsstaat kent letterlijk en figuurlijk grenzen. Juist dat roept binnen de pvda vaak tegenstand op. Er is een actieve groep met compassie voor nieuwkomers. Daarnaast heerst er in de partij ook angst om het verwijt te krijgen te bezwijken voor populisme en nationalisme.

In de pvda-afdeling Leiden leidt de compassie met nieuwkomers tot discussie over de vraag of deze studiefinanciering krijgen als ze ouder zijn dan dertig jaar. Het voorbeeld kwam van de Leidse pvda-wethouder Marleen Damen in haar bijdrage aan de feestconferentie. Wie vindt dat nieuwkomers ouder dan dertig studiefinanciering moeten krijgen, behandelt hen anders dan oudkomers die daar op die leeftijd geen recht meer op hebben. Het voorbeeld is typerend voor de pvda. Want hoe goed bedoeld ook, het zou scheve ogen geven en het populisme voeden.

Het is zo’n praktijkvoorbeeld dat doet twijfelen aan een schitterende toekomst van de pvda als vertegenwoordiger van de sociaal-democratie in Nederland. Heeft de partij zelf wel goed en breed gedragen voor ogen waar de grenzen van haar ideale verzorgingsstaat liggen? Koole mag fatalisme als houding afwijzen, vanzelf goed komt het niet. Ook al is de toekomst in theorie nog zo stralend.