Toen ik zes jaar geleden voor Trouw stage liep op het Binnenhof was er één partij die duidelijk boven de andere uitstak. Om het politieke bedrijf te leren kennen, zat ik als een gek te pennen bij zittingen van de kamercommissies, terwijl de ervaren journalisten achter me om het kwartier als op commando overeind schoten om een enkele krabbel te maken en weer verveeld weg te zakken. En elke keer had ik geen idee waarom. Wat ik al wel kon zien, was dat de kamerleden die zich het best hadden voorbereid en die het meest bezig waren met constructieve oplossingen in plaats van de concurrenten vliegen af te vangen, keer op keer kamerleden waren van de ChristenUnie. Wat des te opmerkelijker was omdat hun fractie maar uit een paar man bestond, die dus ieder verschillende commissies moesten combineren.

Ondankbaar werk, want het levert niet direct iets op. Zo zag ik Agnes Kant eens ongenadig onderuitgaan bij de commissie voor sociale zaken wegens gebrekkige kennis van zaken, maar prijkte ze het weekend daarop weer in het zoveelste glossy interview als ‘sociaal tegengeluid’. De ChristenUnie, zo kon ik met eigen ogen zien, bedreef politiek zoals het hoort: in stilte.

Daar zou ik ze een keer voor belonen, nam ik me voor. Dat zou ik alleen niet doen als het programma van de ChristenUnie zou tegenstaan. De plannen van de partij vind ik degelijk en gematigd, hun stemgedrag in de Tweede Kamer ook. Daarbij komt nog een sympathieke partijleider die je met een even gerust hart je huissleutels zou toevertrouwen als Balkenende, maar met wie je bij thuiskomst een stuk liever een glas zou drinken. En die je een stuk liever de wereld rond ziet reizen om Nederland te vertegenwoordigen dan JP, wiens kleine-jongensbezoek aan het Witte Huis de handen voor de ogen deed slaan van schaamte.

Toch heb ik mijn voornemen om een keer ChristenUnie te stemmen nog niet waargemaakt, en dat zal er ook dit jaar niet van komen. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste hecht ik te zeer aan enkele zaken die de christelijke toets van de partij niet doorstaan, zoals het Nederlandse beleid inzake abortus, homorechten en euthanasie, en vind ik de christelijke obsessie met gelijke schoolsubsidie een obstakel voor een realistisch onderwijsbeleid. Ten tweede somt de verkiezingsleus van de partij precies op waarom ik níet cu zal stemmen: ‘Stem strategisch’. De enige strategische stap die de ChristenUnie zal kunnen maken, is zetels bijpassen voor cda en vvd. Niet alleen betekent dat weer vier jaar hervormen met de mond (de zorgverzekering lijkt de enige wezenlijke hervorming van de drie ‘hervormingskabinetten’ Balkenende), maar dat zal waarschijnlijk ook de voortzetting van de lijn-Verdonk in vreemdelingen- en integratiezaken betekenen, wellicht met haar wederom op die post. Dat is wel het laatste waar ik met mijn stem aan wil bijdragen. Dat betekent op 22 november: geen ChristenUnie.