In de aanloop naar de parlementsverkiezingen word ik soms bestookt met vragen over de staat van onze democratie en ons kiesstelsel. Soms verrassen die vragen me, doen ze me schrikken of zetten ze me aan het denken.
Zo was er onlangs de vraag of Nederland niet behoefte heeft aan sterk leiderschap. Wilde iemand anders weten of het kiesstelsel niet moest worden aangepast zodat minder geletterde mensen geen stemrecht meer hebben. Werd er geopperd of het geen idee was om via internet iedereen bij elk wetsvoorstel zijn stem te laten uitbrengen. En kwam iemand met de vraag of strategisch stemmen niet berekenend is?
De roep om leiderschap is er inmiddels al jaren. De roepers willen alleen de leider aan de macht die hun zint. Dat er ook een ander soort leider op kan staan, met andere ideeën of zelfs antidemocratische trekjes wordt gemakshalve vergeten. Een kiesstelsel dat mensen uitsluit omdat ze dom zouden zijn is verwerpelijk. Alsof alleen mensen met een hogere opleiding verstandig zouden kiezen. Vergeet het.
Bij elk wetsvoorstel alle stemgerechtigden hun stem laten uitbrengen, lijkt me geen goed idee. Veel mensen vinden het fijn dat ze besluitvorming hebben uitbesteed aan politici. Ook al vertrouwen ze die politici niet altijd, de meesten van ons hebben geen tijd en geen zin om zich in al die verschillende onderwerpen die op het Binnenhof aan de orde komen te verdiepen.
Dan de vraag over het strategisch stemmen. Het was duidelijk dat de vragensteller berekenendheid negatief vindt, met in het achterhoofd mogelijk het idee dat mensen alleen stemmen vanuit hooggestemde idealen. Maar waarom zou een kiezer niet strategisch mogen stemmen?
In 1994 riep toenmalig d66-leider Hans van Mierlo de kiezers op strategisch te stemmen. Hij hield ze voor dat alleen een stem op d66 ervoor zou kunnen zorgen dat het cda eens een keer niet in de regering zou komen. De christen-democraten waren arrogant geworden door al die jaren van regeringsmacht, vond Van Mierlo. En hij niet alleen. Zijn oproep droeg bij aan de gigantische nederlaag van het cda en aan de totstandkoming van het eerste Paarse kabinet van pvda, vvd en d66.
Acht jaar later was strategisch stemmen vlak voor de verkiezingen weer een belangrijk onderwerp. De lpfvan Pim Fortuyn, een nieuwe en onervaren partij, deed het goed in de peilingen. Fortuyns verwijt aan Paars dat ze er acht jaar lang een puinhoop van hadden gemaakt sloeg aan, waardoor de regeringspartijen er niet goed voor stonden. Uit angst voor de onervarenheid én de denkbeelden van de lpfoverwogen toen veel mensen cda te stemmen. Het droeg bij aan het succes van de christen-democraten; ze gingen van 29 naar 43 zetels.
Afgelopen donderdag kreeg ik tijdens een debat in Rotterdam het verwijt dat ‘wij van de media’ al bezig zijn met 16 maart, terwijl het nu toch moet gaan om de verkiezingen, 15 maart, het feest van de democratie. Natuurlijk is eerst de kiezer aan zet. Maar die wil in de vroege uurtjes van 16 maart graag weten of de partij van zijn keuze het goed heeft gedaan. Of die partij kans maakt haar ideeën gedeeltelijk te gaan verwezenlijken. Gedeeltelijk, omdat in dit land van coalities nooit een partij haar zin kan doordrijven. Verkiezingsprogramma’s zijn dan ook geen beloftes, maar doelen waarnaar wordt gestreefd.
Op 15 maart kan het zijn dat een kiezer puur om de ideeën op een partij stemt, maar het komt ook voor dat het ‘lekkere kontje’ van de lijsttrekker de doorslag geeft, zoals in Rotterdam werd gezegd. En ook strategie kan dus het beslissende zetje geven.
De vvd zet deze keer het meest in op strategie: wilt u niet dat de pvv de grootste wordt, stem dan op ons, wij zijn de enigen die Geert Wilders kunnen verslaan. Dat lijsttrekker Mark Rutte onlangs de pvv honderd procent uitsloot, week af van de eerdere vvd-lijn, puur strategie. Ook andere partijen zijn bezig met strategieën voor na 15 maart. Dan is het logisch dat kiezers daar rekening mee houden en er zelf ook gebruik van maken.
Zo woedt op links de strijd wie daar de grootste wordt: GroenLinks, SP of pvda. De uitgestoken hand van GroenLinks-leider Jesse Klaver richting pvda-collega Lodewijk Asscher om met een handdruk een progressief kabinet zonder vvd te beklinken is strategie. Dat de SP vooraf de vvd zelfs helemaal uitsluit is strategie. Maar dat wil niet zeggen dat daaronder geen inhoudelijke afwegingen liggen. Zo is de SP ervan overtuigd haar beleid niet te kunnen uitvoeren in een coalitie met de vvd. Ze moet dan te veel water bij de wijn doen.
Het cda heeft als strategie het aanwakkeren van het wantrouwen richting vvd-leider Rutte. d66-leider Alexander Pechtold positioneert zich strategisch als de verbinder en sluit juist geen enkele partij uit. De pvv voert juist een strategie van tweedeling door de schuld voor wat niet goed gaat in dit land te leggen bij mensen met wortels in een islamitisch land.
Het is aan de kiezer wat hij de doorslag laat geven: het verkiezingsprogramma, vertrouwen in een lijsttrekker, diens kontje of een strategische overweging. Maar wie op de vvd stemt om de pvv tegen te houden, op GroenLinks uit angst dat de pvda te klein blijft, of op d66 om het midden te versterken, moet zich afvragen of het beleid van de gekozen partij hem zal aanstaan. Strategie heeft ook een prijs.