Vreemde componist, Robin de Raaff (1968), een van de beste die we hebben; hoe kan dat, zo complex maar zo toegankelijk? Met Alban Berg, die hij bewondert, deelt hij het raadselachtige talent een atonale taal te laten werken met tonale logica. De eb en vloed van spanning en ontspanning verlopen dwingend en natuurlijk als bij Mahler. Er zijn er meer die dat kunnen, maar zelden in de traditionele vormen die van oudsher zo natuurlijk zijn verbonden met de dramaturgie van de tonaliteit; de opera, de symfonie en het concert.

Het geheim moet in zijn orkestratiekunst schuilen, het vermogen gelaagde texturen met kleur en ruimtelijke distributie van registers transparant te maken. De Raaff is een meester in het openleggen van zijn labyrintische verbeeldingskracht. De uitvergroting van de klank in vaak grote bezettingen schept doorzichtigheid en ruimte voor die soepel zingende, concertante dialoog tussen klankmassa’s en enkelingen, beeld van de freudiaanse mens die vliegt in zijn dromen.

Challenge bracht een cd uit met het Celloconcert (2010-2013), de Derde symfonie: ‘Illumination… Eclipse’ en het voor het Boston Symphony Orchestra geschreven Entangled Tales (2007-2014) voor groot orkest, kort maar verblindend fel. De complexiteit verbindt hem met Boulez, die hem in 1995 op de kaart zette toen De Raaff met zijn strijkkwartet Athomus deelnam aan een compositiemasterclass onder zijn leiding: ‘You obviously know what you want.’ De Raaff is het zeldzame type van de sensuele modernist, net als de Brit George Benjamin bij wie hij later zou studeren. Zonder dat zich directe stilistische parallellen laten aanwijzen, werkt De Raaff nog steeds in die ambachtelijke Boulez-lijn, maar sterker dan de Fransman uit een klassiek-romantische grondhouding, veel hoorbaarder verwant met de uitlopers van de laat-Romantiek, en merkwaardig genoeg in een muziek die je zelf niet romantisch in die zin mag noemen. Blinkende gebouwen zijn dit, de lichtstralen en wolkendekken aan de hemel in de glazen gevels spiegelend, als bewegende beelden op abstracte vlakken. Of uitzettende en krimpende volumes, magische geometrie.

De Raaff heeft een lange weg afgelegd voor een musicus die begon als basgitarist in een rockband, maar iets van zijn jeugdliefde voor symfonische rock hoor je terug in de weidsheid van de klank die altijd speelt, ordent en polariseert met het conflict tussen tempo-, kleur- en hoogtezones; dynamisch-statisch, hoog en laag, dalend en stijgend. De Derde symfonie wordt geboren in een stratosfeer van belletjes en stekend torenhoog hout, bijna pijnlijk resonerend als Ligeti’s Melodien. En als dat veld dan in beweging komt, maakt De Raaff van de thematisch voorbereide afdaling naar de laagte en de breedte een enorme gebeurtenis, een vertraagde lawine van kleuren die steeds nieuwe kleuren uitspuwen. Is dat symfonisch? Wel als de toppen hoog en de dalen diep genoeg zijn, dan krijg je een landschap. Het Gelders Orkest klinkt onder Antonello Manacorda trouwens voortreffelijk. Nog een etage hoger vertolken Marien van Staalen en het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder Yannick Nézet-Séguin het Celloconcert dat, in vervolg op het Vioolconcert, een storm laat oplaaien vanuit het niets, met een bedachtzame solocadens in een aura van klankflarden. Gaandeweg dijt het uit, maar onder druk van iets groots, alsof een lichaam door een nauwe buis wordt getrokken, het lijf van de slang die de vorm van zijn inhoud aanneemt.

Robin de Raaff, Entangled Tales (Challenge)