Na een afgebroken studie theologie was hij immers journalist geworden, en hoewel hij in de voorgaande vier jaar naam had gemaakt als een van de aanvoerders van Nieuw Links binnen de pvda had hij geen enkele bestuurlijke ervaring. Vandaar dat hij zijn vader, directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst, om raad vroeg. Deze sprak de memorabele, ongetwijfeld troostrijk bedoelde woorden: ‘Han, in mijn ambtelijke loopbaan heb ik al zoveel zakken op dit soort posten zien zitten – je kunt het gerust doen.’
Op zich zou dat een mooie onderzoeksvraag zijn geweest voor de biografie van deze rode regent: was Han Lammers een zak? Herman de Liagre Böhl is echter een veel te serieus en degelijk historicus om het zo cru te stellen, al geeft hij in deze bondige en leesbare biografie alle ingrediënten voor het antwoord. Bovendien was het ook niet helemaal zijn onderzoek, aangezien hij aan de slag is gegaan met het materiaal dat verzameld was door een promovendus die er na zes jaar niet in geslaagd was dit project tot een goed einde te brengen. Omdat De Liagre Böhl reeds de biografieën van Gorter en Wibaut op zijn naam had staan, plus studies over de naoorlogse stadsvernieuwing in Amsterdam, was het een uitstekende zet van promotor Hans Blom om hem te vragen het karwei af te maken.
Het resultaat is een evenwichtig boek, dat ruime aandacht besteedt aan de capaciteiten en wapenfeiten van Lammers, en tegelijkertijd zo kritisch is dat je geneigd bent de imaginaire onderzoeksvraag bevestigend te beantwoorden. Lammers was een begaafd journalist, een getalenteerd organist en een krachtdadig bestuurder, die zich in zijn Amsterdamse tijd weliswaar af en toe heel rechtlijnig en arrogant had opgesteld, maar zich later in Flevoland ontpopte als een grote verzoener. Tegenover zijn dochters uit zijn eerste huwelijk gedroeg hij zich echter als een zak, zeg maar gerust een klootzak, en ook zijn omgang met collega’s was lang niet altijd even fraai, zodat de typering ‘matennaaier’ zich af en toe opdringt.

In zijn tijd als redacteur van De Groene Amsterdammer (1964-1969) had collega Wouter Gortzak heel wat met hem te stellen. Toen Gortzak lid wilde worden van de psp kreeg hij van Lammers te horen dat een Groene-redacteur nooit lid was van een politieke partij, terwijl hij zelf korte tijd later prominent lid van de pvda werd en zelfs nadat hij in het partijbestuur gekozen was nog niet wilde opstappen.
Ernstiger was dat Lammers het weekblad gebruikte om partijpolitiek te bedrijven en het pvda-establishment aan te vallen. En tijdens een journalistenreis naar de ddr opereerde hij zelfs helemaal als politicus en gooide hij het op een akkoordje met communistische apparatsjiks. Het artikel dat hij in 1967 in De Groene over de ddr schreef kan zonder meer als een van de dieptepunten uit de geschiedenis van dit blad worden beschouwd. Ook de onredelijkheid en felheid waarmee hij ageerde tegen het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg leest men nu met plaatsvervangende schaamte, vooral als je weet dat hij later met hen bevriend raakte.
Lammers was heel flexibel, wat voor een politicus en bestuurder een belangrijke eigenschap is, maar soms ging hij daarin wel heel ver. Toen hij als wethouder Stadsontwikkeling begon was hij voorstander van een kleinschalige aanpak en gooide hij bijvoorbeeld een krankzinnig plan om het grootste deel van de Jordaan te slopen in de prullenbak. Hij kwam echter al snel onder de indruk van de ingenieurs van de dienst Publieke Werken, die een staat in de stad vormden. Van de souplesse waarmee hij had gereageerd op de bewonersprotesten in de Jordaan was weinig meer over toen hij zich met de Westelijke Eilanden en de Nieuwmarktbuurt moest bemoeien. Een groot deel van de bevolking moest maar verhuizen naar overloopgemeenten als Purmerend en Almere, en de metro moest er koste wat het kost komen, wat in 1975 leidde tot rellen die weliswaar niet zo grootschalig waren als de krakersopstanden van begin jaren tachtig, maar die toch al aanzienlijk grimmiger waren dan de protesten uit de jaren zestig, toen Lammers het politieoptreden afkeurde.
Het rumoer en de chaos rond de metroaanleg waren misschien de facto niet alleen zijn verantwoordelijkheid – psp-wethouder Huib Riethof toonde aan geen ruggengraat te hebben en de communisten deden het verzet op traditioneel stalinistische wijze af als een ‘anti-Amsterdamse hetze van buitenlandse provocateurs’ – maar als wethouder kostte het hem wel de politieke kop. Een echte breuk in zijn carrière was het niet, aangezien hij al snel ‘landdrost’ van de IJsselmeerpolders werd.
Daar, in het ‘Nieuwe Land’, lukte het hem wel de technocraten van Rijkswaterstaat te temmen en stelde hij zich over het algemeen vrij soepel op, wat hem veel waardering opleverde. Wel flikte hij zijn vriend Hans Gruyters daar een rotstreek, door in strijd met wat hij tevoren had beweerd toch te solliciteren naar de functie van commissaris van de koningin. Tot zijn verdriet werd hij nooit voor een ministerspost gevraagd, en in de landelijke politiek bleef zijn rol beperkt tot veelvuldig klagen over de politieke koers van de pvda. Deze partij had volgens hem geen beginselen en ideologie meer. Helemaal ongelijk had hij niet, maar uit de mond van iemand die als woordvoerder van het inhoudsloze Nieuw Links erg opportunistisch had geopereerd klonk het niet erg overtuigend. Tja, in veel opzichten was Han Lammers inderdaad een zak.
Beeld: 1976, Hotel Krasnapolsky. Leden van de PvdA-Amsterdam stemmen voor het aftreden van wethouder Han Lammers (midden)