Van het een komt het ander. Terwijl ik vorige week zat te kijken naar Zelfportret in twee dimensies van Malevich probeerde ik me voor te stellen hoe de schilder het gemaakt had of beter, hoe hij het op gang had gebracht. Hoe begin je op een klein wit vlak dat nog blanco is maar dat al na de eerste lijn of vorm een karakter begint te krijgen. Een horizontale lijn als eerste verdeelt het vlak in boven en onder waardoor, omdat onze ogen houvast zoeken in wat we goed kennen, er een suggestie van landschap ontstaat. Met een verticale lijn krijg je een deling van links en rechts – een blik misschien door een open deur in een volgende ruimte.

Natuurlijk zijn dit slechts simpele voorbeelden maar de optische effecten zijn complex genoeg – en worden complexer als er, bijvoorbeeld, verschillende kleuren gaan optreden. Ik heb het nu over schilderkunst (de moederkunst) maar vergelijkbare dingen komen ook elders voor waar uit het niets beelden groeien. Hoe anders werkt niet een filmbeeld dat van donker langzaam lichter wordt dan wanneer het, omgekeerd, van licht wegglijdt in het donker van de nacht? Zulke verschillen zijn de basismiddelen waarmee verhalen worden verteld en atmosfeer wordt gegenereerd. Zoals een donkerblauw sluimerend schilderij een ander effect op ons heeft dan een schilderij dat klaterend helder geel is. Kunstenaars, nogmaals, werken met zulke effecten. Ze kennen ze, maar tegelijkertijd proberen ze in hun kunst weer nieuwe, andere toverachtige kleuren en figuren te ontdekken. In de luchtige woorden van Marcel Broodthaers: nouveaux trucs, nouvelles combines – eigenlijk zoiets als de ernstige uitspraak ‘ik rotzooi maar wat aan’ van Karel Appel. Met zulke dingen dus in mijn hoofd zat ik te kijken naar het schilderij van Malevich.

Bij Malevich raakten abstracte intenties in de war met allerlei resten van figuratieve instincten

Voordat hij bedacht had dat het een zelfportret zou kunnen zijn, was het om te beginnen een soort groepering van verschillende figuren. Zou de compositie (dat wil zeggen het passen en meten) begonnen zijn met het zwarte vierkant in het midden onderin? Dat zou kunnen maar het zou wel het saaist denkbare begin zijn van wat toch een speelse verbeelding zou worden. Ik heb een vermoeden dat Malevich eerst die kleine, bruine cirkel daar, ook wat excentrisch, heeft neergezet – impulsief, op goed geluk. Het wonderlijke effect van die heldere ronde vorm is namelijk dat die om zich heen orde en ruimte lijkt te scheppen, en zodoende de andere vormen hun plek kon aanwijzen. De werking ervan werd versterkt doordat dicht in zijn buurt de figuur werd geplaatst van ook een bruin vierkantje balancerend op de bovenhoek van een gele, staande rechthoek. Malevich deed dat regelmatig, verschillende vormen zo bij elkaar plaatsen dat ze elkaar lijken vast te houden.

Dat hoorde tot zijn kenmerkende compositionele handschrift. Maar ineens werd mijn kijken naar dit schilderij onderbroken door een compositie van Mondriaan die ertussen kwam: Compositie met lijnen en kleur III. Zo gaat dat: schilderijen blijven nooit alleen. Het is een schilderij dat misschien begonnen is met die straffe lijn die van links naar rechts, net iets onder het midden, over het vlak loopt. Van alle horizontale lijnen hier is zij de enige die van rand naar rand gaat van het vlak. Dat doen verder alleen de zeven verticale lijnen. Hun opeenvolging (met verschillende tussenruimtes en minieme verschillen in dikte) zorgt in het vlak voor een verticaal, ritmisch stramien dat wordt doorkruist door zes horizontale lijnen. Die zijn er in onderscheiden lengtes, ongelijk in dikte. Ten slotte is een rechthoekje blauw geschilderd. De hele compositie lijkt regelmatig en beschouwelijk. Maar let wel: in die ogenschijnlijke regelmaat zijn alle witte rechthoekjes qua maat ongelijk aan elkaar. Het schilderij is een onnavolgbare verzameling van geheimzinnige, kleine ongelijkheden: ongelijke vlakjes opengebleven tussen een veelvoud van zwarte lijnen en kruisingen van lijnen.

Deze compositie kon zo zijn omdat Mondriaan bij het maken ervan elke gedachte aan een figuurlijke figuratie wist te vermijden. Zo abstract zit zijn repertoire in elkaar. Bij Malevich, denk ik, raakten zijn abstracte intenties tegelijkertijd in de war met allerlei resten van figuratieve instincten. In Mondriaans schilderij zijn de vormelementen ongelijk aan elkaar maar generisch toch hetzelfde. Ze komen ook uit elkaar voort – terwijl ik nu zie dat in Zelfportret in twee dimensies de verschillende vormen wel uit dezelfde familie komen maar dat elk van hen als figuur toch apart is vormgegeven. Ze zijn minder streng ontworpen. Daarom zien zijn schilderijen er zoveel speelser uit. Waarmee niet gezegd is dat Mondriaans kunst wel streng zou zijn. Integendeel.