
Huang zegt het zonder enige emotie: haar zoon vindt het vreselijk op deze school. Hij krijgt niet genoeg slaap, hij voelt zich voortdurend zenuwachtig, en hij heeft zijn vrienden thuis al in geen jaren meer gezien. ‘Maar wat kun je eraan doen?’ zegt Huang, een geblokte vrouw met roodgekleurd haar, vooraan in de veertig. ‘Er is geen alternatief. Je moet je eigen leven in handen nemen. En dat kan nergens beter dan hier.’
Huang, afkomstig uit een plattelandsdorp in Anhui, een van de armere provincies van China, zit gelaten bij de schoolpoort te wachten, als eerste in een lange rij van ouders. Ze zitten opgelijnd onder het afdak van de fietsenstalling, beschut tegen de brandende middagzon, met voor zich kniehoge tafeltjes vol kommen met eten. Huang heeft rijst en kip en varkensvlees meegebracht, en ananassoep met waterkastanje, haar zoons lievelingskost.
Zo zitten Huang en de andere ouders te wachten, in schijnbare rust. Tot de schoolpoort openschuift en alles ineens in beweging komt. Een zee van wit-blauw geüniformeerde tieners stroomt de straat op, en de ouders schieten in actie, als in de pitstop van een racecircuit: ze reiken kommetjes aan, peilen de eetlust, scheppen nog eens bij, stoppen vitaminepillen toe – en dan is de pauze al weer om. De leerlingen haasten zich terug door de schoolpoort. Geen tijd te verliezen, de studie roept.
Zo gaat het hier twee keer per dag in Maotanchang, een van de meest beruchte middelbare scholen van China. Het lesrooster zit zo volgepropt, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, dat de leerlingen nauwelijks tijd hebben om te eten. Dus staan veel ouders bij de schoolpoort klaar, met lunch en avondmaal, en eventueel een nieuwe voorraad pennen of notitieboeken. ‘We kunnen hem niet helpen met zijn studie’, zegt Huang. ‘Maar we helpen hem zo veel mogelijk met zijn dagelijks leven.’
De middelbare school van Maotanchang, in een verre uithoek van Anhui, is een begrip in heel China. Een prep school is het, waar leerlingen in militaire stijl worden gedrild. Het lesrooster loopt van 6.30 uur ’s ochtends tot 22.50 uur ’s avonds, zeven dagen per week, met na school nog flink wat huiswerk toe. De leerlingen hebben voortdurend toetsen en worden met lijfstraffen onder druk gezet om telkens hoger te scoren. Alleen op zondag hebben ze drie uur namiddagrust.
Klinkt dat in westerse oren als een pedagogische nachtmerrie, in China is de school razend populair. Van heinde en ver komen jongeren hierheen om zich aan het helse studieritme te onderwerpen. Officiële cijfers zijn er niet, maar volgens schattingen telt de school 25.000 leerlingen. In hun kielzog volgen zo’n tienduizend ouders, die zich rond de school vestigen om hun kinderen te kunnen ondersteunen. Zodat die maar één ding hoeven te doen: studeren, studeren, en nog eens studeren.
De reden voor Maotanchangs populariteit is de gaokao, het nationale eindexamen dat allesbepalend is in het leven van elke Chinees. Of je terechtkomt aan een topuniversiteit, met uitzicht op een riant salaris, genoegen moet nemen met een tweederangs universiteit en later tweederangs baantjes, of zonder diploma de rest van je leven zult moeten ploeteren: het hangt allemaal af van een driecijferige score, het resultaat van één examen, de gaokao, de schrik van elke jonge Chinees.
En dat is nou net waar Maotanchang het verschil in kan maken. De leerlingen worden er zo gepusht dat ze gaokao-scores neerzetten die honderd of zelfs tweehonderd punten hoger liggen dan wat ze aan een normale middelbare school zouden halen, op een totaal van 750 punten. Komt in China gemiddeld veertig procent van de leerlingen over de gaokao-drempel om tot een universiteit te worden toegelaten, in Maotanchang is dat jaar na jaar negentig procent.
Maar daarvoor moeten wel offers worden gebracht. ‘Mijn zoon is moe’, zegt Huang bij de schoolpoort. ‘Hij studeert tot één uur ’s nachts, en moet om 5.40 uur weer op. Maar het kan niet anders. Ik wil dat mijn zoon een beter leven krijgt, en dat kan alleen als hij naar de universiteit gaat. Aan een gewone school maakt hij geen kans, maar hier in Maotanchang is het slaagpercentage hoger. Hij moet hier doorheen. Zonder universiteitsdiploma sta je in China nergens.’

Voor een school die zo populair is, ligt Maotanchang opvallend ver weg van de bewoonde wereld. Vanuit Peking is het eerst vier uur vliegen naar Hefei, de provinciehoofdstad van Anhui. Vandaar neem je een hogesnelheidstrein naar Lu’an, de dichtstbijzijnde stad. En vandaar is het nog eens anderhalf uur rijden, door een steeds leger landschap. Maotanchang ligt te midden van ongerepte heuvels, van bamboebossen en koolzaadvelden. Te midden van het grote niets.
Daar, in die eenzame heuvels, rijst ineens een gigantische campus op, die in een Amerikaanse universiteitsstad niet zou misstaan. Een fraai aangelegd park met rode bakstenen lesgebouwen, wit gestucte slaapverblijven en atletiekpistes en basketbalvelden – ook al hebben de laatstejaars geen tijd om te sporten. Het hele terrein is ommuurd, met zes schoolpoorten en overal bordjes die tot stilte manen. Vanaf de helling kijken reusachtige beelden van Mao Zedong en Deng Xiaoping toe.
Het geheim van Maotanchang, zo zeggen veel ouders, is juist die ligging: zo afgelegen en zo onontwikkeld dat er niets te beleven valt, behalve studeren. Er zijn geen internetcafés, geen bars en geen biljarthallen – en wie er een probeert te openen stuit meteen op protest. Het hele dorp staat in het teken van de school. Met kamers voor studenten en hun ouders, wassalons en kantoorhandels en bijscholingscentra – voor wie in de vakantie nog wat in te halen heeft.
‘Het leven is hier hard, maar het is makkelijker vol te houden omdat iedereen hetzelfde doet’, zegt Bai Xia, die vorig jaar met haar dochter naar Maotanchang verhuisde, zodat zij hier haar laatste schooljaar opnieuw kan doen. ‘Iedereen is hier aan het studeren, dus zit er niets anders op dan dat dan zelf ook maar te doen. De lessen zijn hier niet noodzakelijk beter dan thuis, maar het is vooral een goede omgeving.’
Bai Xia’s dochter deed vorig jaar mee met de gaokao, maar haalde onvoldoende punten om aan een universiteit toegelaten te worden. Dus kwam ze naar de meest gevreesde afdeling van Maotanchang, die van de ‘herkansers’, die een tweede (en laatste) kans op de gaokao willen wagen. Zij doen hun jaar opnieuw, maar deze keer zonder genade. De herkansers, zo weet iedereen, maken de langste uren en hebben de strengste leerkrachten. Alles om hen in één jaar om te vormen tot topexaminandi.
De herkansers leveren Maotanchang flink op, want hun schoolgeld is afhankelijk van hun eerste gaokao-score: van 1300 euro per jaar voor wie de drempel voor universiteitstoegang net niet haalde, tot 7300 euro per jaar voor wie volledig de mist in ging (in een land waar het gemiddelde beschikbaar inkomen 3300 euro per jaar is). Zo wil Maotanchang vermijden dat zijn gemiddelde slaagpercentage – zijn claim to fame – te veel naar beneden gaat.
Bai Xia’s dochter begon met goede moed. Ze ging op internaat, maar dat bleek al gauw te zwaar. Ze moest zelf haar kleren wassen en schoolspullen kopen, terwijl haar leerkrachten eisten dat ze elk vrij moment zou studeren. Dus zegde Bai Xia, die vierhonderd kilometer zuidelijker werkt als danslerares, haar baan op en kwam ze haar dochter begeleiden, net zoals duizenden andere ouders. Moeder en dochter delen een kamer in een oud boerderijtje, omgebouwd tot pension, voor 130 euro per maand.
‘Ik kook voor haar, was haar kleren en zorg voor een goede studie-omgeving’, zegt Bai Xia, op de binnenkoer van het boerderijtje. Om haar heen zitten andere moeders pantoffels te naaien, een kleine bijverdienste om de grote financiële offers te compenseren. Bai is de enige die Mandarijn kent, de andere vrouwen spreken dialect. Ze zijn van boerenafkomst en zien Maotanchang als de enige kans op een betere toekomst voor hun kinderen: of ze gaan naar de universiteit, of naar de fabriek.

Dat Maotanchang in zo’n afgelegen gebied ligt, heeft een historische reden. Toen het Japanse leger in 1937 China binnenviel, werd de provincie Anhui grotendeels bezet, maar bleven de heuvels rond Maotanchang gevrijwaard. In 1939 werd er een tijdelijke school opgericht voor geëvacueerde leerlingen uit bezette steden. Ook na de oorlog bleef de school lang populair, tot ze rond de eeuwwisseling langzaam wegkwijnde, door de urbanisering en de leegloop van het platteland.
In een poging de school nieuw leven in te blazen besloot de directie zich op de gaokao te werpen, met invoering van een ijzeren discipline. De leerlingen zitten zestien uur per dag op school – inclusief middagdutje – en hebben alleen gaokao-vakken, geen sport of muziek. Ze krijgen dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse testen. ‘Ze leggen examens af tot ze verdoofd zijn’, zegt een moeder, die het als een aanbeveling bedoelt. ‘Zo hebben ze geen zenuwen meer bij het echte examen.’
Verschillende ouders bevestigen ook dat er lijfstraffen worden uitgedeeld. ‘Als de resultaten van je proefexamens erop achteruit gaan, moet je als straf een week lang iedere dag in de klas rechtop staan, 45 minuten lang’, vertelt Bai Xia. ‘Nadat mijn dochter twee keer een slecht proefexamen had gemaakt, liet de leerkracht haar een contract tekenen, met het aantal punten dat ze beloofde te halen.’ Bai Xia vindt het prima. ‘Het werkte, haar punten werden beter. Motivatie komt pas onder druk.’
De transformatie tot drilschool heeft Maotanchang geen windeieren gelegd. Sinds de eeuwwisseling is de school almaar uitgebreid, en in 2005 is er een nieuwe vleugel bijgebouwd. Zeker sinds een aantal leerlingen zo hoog op hun gaokao scoorden dat ze de Tsinghua Universiteit in Peking haalden, de absolute top in China, is de faam van Maotanchang toegenomen. Het aantal herkans-studenten is in de afgelopen vijf jaar verdubbeld.
Maar ook in China worden vragen gesteld bij de onbarmhartige lesmethodes. De combinatie van slaaptekort en aanhoudende druk lijkt een recept voor psychische problemen. Het is een taboe in Maotanchang, maar hier en daar zijn er signalen. Als de resultaten van een proefexamen bij de schoolpoort worden uitgehangen, op rangorde, staat een jongen achter het bord te huilen. Verderop laadt een vader zijn zoons spullen in de auto. De zoon weigert nog naar de les te gaan.
Wat critici de school ook aanwrijven, is dat de leerlingen van Maotanchang alleen maar rijtjes stampen, en niet zelfstandig leren denken. Ze zitten bij elkaar in klassen van honderdvijftig leerlingen, zij aan zij aan krappe tafels, terwijl de les uit luidsprekers klinkt. De ellenlange lesdagen zijn vooral bedoeld om kennis te memoriseren, niet noodzakelijk om ze te begrijpen. Maotanchang wordt door critici ook wel een ‘gaokao-fabriek’ genoemd, waar ‘op examens afgestelde machines’ afstuderen.
Het is een kritiek die niet alleen op Maotanchang van toepassing is, maar op de hele gaokao. Die werd in 1952 ingevoerd – met tien jaar onderbreking tijdens de Culturele Revolutie – om de toegang tot universiteiten eerlijk te laten verlopen. Met elk jaar bijna tien miljoen leerlingen die van de middelbare school komen, en amper plaats voor vier miljoen eerstejaars aan universiteiten, is een scherpe selectie onvermijdelijk. Dan wordt de gaokao als het meest objectieve criterium gezien.
Maar op de gaokao valt behoorlijk wat aan te merken. Elk jaar zijn er in aanloop naar het eindexamen berichten over zelfmoorden van middelbare-schoolstudenten, die bezwijken onder de immense druk. Bovendien leidt de sterke nadruk op de gaokao tot een schoolcultuur waarin studenten zo veel mogelijk klakkeloos antwoorden van buiten leren. Dat botst met China’s ambities om een kenniseconomie te worden, gebaseerd op innovatie en creativiteit.
Een hervorming van de gaokao wordt al twintig jaar aangekondigd, maar dat botst telkens op tegenstand. Want het strenge eindexamen wordt in China gezien als een ultieme vorm van meritocratie. Of je aan een universiteit kunt studeren, en daarmee een sprong kunt maken op de sociale ladder, hangt voor één keer niet af van politieke connecties of van smeergeld, maar enkel en alleen van je eigen prestaties. Daaraan tornen, om wat voor reden ook, ligt in China heel gevoelig.
Een term die in dat verband vaak klinkt, is het ‘prisoner’s dilemma’, een begrip uit de speltheorie dat uitlegt waarom wederzijds voordeel het meestal aflegt tegen onderlinge concurrentie. Veel Chinese ouders zouden best willen dat de druk op hun kinderen minder wordt, maar ze vertrouwen er niet op dat een hervormde gaokao hun evenveel kansen zal bieden. Dus blijven ze hun kinderen opjutten om harder te studeren. En blijven ze hen naar Maotanchang sturen, hopend de concurrentie te verslaan.

‘In het leven zijn er twee momenten die je succes bepalen: je geboorte en de gaokao’, zegt Bai Xia, op haar krukje op de binnenkoer, wachtend tot het avondmaal, tot ze haar dochter weer aan de schoolpoort van eten zal voorzien. ‘Of je in een arm of rijk gezin wordt geboren, dat heb je zelf niet voor het kiezen. Maar de gaokao, daar kun je invloed op uitoefenen. Dat is een kans die je niet kan laten liggen.’
De vrouwen rond haar luisteren en knikken, beschaamd om zelf hun verhaal te doen, omdat ze op hun dorpsschooltjes onvoldoende Mandarijn hebben geleerd. Creativiteit, zelfstandig leren denken – dat zijn begrippen die hier geen betekenis hebben. Wat heb je aan creativiteit en zelfstandig denken als je geen bestaanszekerheid hebt? Een hoge gaokao-score en een universiteitsdiploma, dat is het enige wat telt.
‘Natuurlijk is het soms pijnlijk om te zien’, zegt Bai Xia. ‘Mijn dochter is moe en ze heeft geen tijd om te slapen. Maar als ze nu drie jaar op haar tanden bijt, dan heeft ze daarna meer dan tijd genoeg om te ontspannen. Als ze op de universiteit komt, dan komt die persoonlijke ontwikkeling nog wel. Maar als het niet lukt omdat ze nu niet voldoende heeft gestudeerd, dan zal ze daar de rest van haar leven spijt van hebben.’