
Dit boek belooft de lezer de dark side van Augustus te onthullen: de eerste Romeinse keizer was aan het begin van zijn politieke carrière namelijk nauw betrokken bij een van de bloederigste maatregelen uit de Romeinse geschiedenis: de proscripties. Om de lezer wat context te geven: na de moord op dictator Julius Caesar (44 voor Christus) verviel de Romeinse Republiek in chaos. Caesars moordenaars hadden zijn dictatuur beschouwd als een aanval op de vrije Republiek, en hadden die het liefst meteen in ere hersteld. Ze kregen echter weerwerk van enkele machtige aanhangers van de vermoorde dictator, van wie Marcus Antonius de belangrijkste was. Bovendien verscheen er een nieuwe, relatief onbekende speler op het toneel: de achttienjarige Octavianus, die per testament door Julius Caesar geadopteerd was.
Marcus Tullius Cicero – elderly statesman en briljant redenaar – probeerde Octavianus in het traditionele republikeinse kamp te krijgen. En inderdaad wist de senaat met hulp van het leger van Octavianus Marcus Antonius te verslaan. Antonius trok zich terug over de Alpen, naar Gallië, waar hij zijn leger weer uitbreidde. In de tussentijd verstevigde Octavianus zijn positie in Rome verder. Toen Marcus Antonius terugkeerde in Noord-Italië ‘vergat’ Octavianus de oude vijandschap. Octavianus, Antonius en een derde caesariaan, Ledipus, besloten de macht onder elkaar te verdelen in een driemanschap. Daarnaast besloten ze hun belangrijkste tegenstanders in Rome te vernietigen. Ze publiceerden lijsten met namen van voorname tegenstanders die door iedereen vermoord mochten worden. Sterker: wie het afgehakte hoofd van een van de verdoemden naar de drie mannen bracht, kreeg een fikse beloning. Ten gevolge van deze proscripties vonden velen, onder wie Antonius’ aartsvijand Cicero, de dood. Cicero’s hoofd en hand werden aan het spreekgestoelte op het Forum genageld. Het volgende jaar werden Caesars moordenaars ook militair verslagen, maar lang hield het driemanschap niet stand: Lepidus verdween naar de zijlijn, en Octavianus versloeg Antonius in een nieuwe burgeroorlog. Onder de naam Augustus zou hij nog tientallen jaren in relatieve vrede regeren, als eerste keizer van het Romeinse Rijk. Met de Republiek was het gedaan.
Van twee in het Grieks schrijvende historici uit de Oudheid hebben we een uitgebreide bespreking van deze proscripties over: Appianus (tweede eeuw) en Cassius Dio (begin derde eeuw). Van schrijvers die in tijd dichter bij de gebeurtenissen staan, zijn de beschrijvingen korter of meer verspreid, of niet direct overgeleverd. De verslagen van Appianus en Dio, beide onderdeel van grotere geschiedwerken, zijn nu in Nederlandse vertaling gebundeld in het boek Dodenlijst. In de noten bij deze vertalingen zijn bovendien onderdelen van de verslagen van andere auteurs opgenomen. De teksten zijn vertaald door Willem van Maanen en Marco Poelwijk en uitgegeven in de Zenobiareeks, een reeks boeken over de Oudheid verschenen met steun van de Stichting Zenobia.
Op het omslag van Dodenlijst wordt sterk ingespeeld op het feit dat de Octavianus van de proscripties dezelfde man is als de latere keizer Augustus. De ondertitel luidt Appianus en Cassius Dio over het bloedige verleden van keizer Augustus, de voorkant van het boek wordt gesierd door een spookachtige afbeelding van Augustus in zijn rol als hogepriester, en op de achterkant wordt benadrukt dat de teksten ‘de aandacht vestigen op een maar al te graag vergeten episode uit de carrière van de keizer’. Die ontmaskering wordt in het boek zelf genuanceerder gebracht. Feit is in elk geval dat de afschuwelijke proscripties een belangrijke stap vormden in Octavianus’ weg naar de macht en voor geschiedschrijvers problematisch waren. Deed Octavianus mee tegen zijn zin, of was hij volledig medeplichtig? De vertalers laten aan de hand van Appianus en Dio, en met passages uit het werk van andere auteurs, zien voor welke verschillende oplossingen schrijvers kozen. Dio plaatst bijvoorbeeld Antonius’ wreedheid tegenover Octavianus’ milde karakter, Appianus heeft minder moeite om Octavianus ook verantwoordelijk te houden. Los van de precieze schuldvraag is de manier waarop bij het opstellen van de lijsten slachtoffers tegen elkaar worden uitgeruild huiveringwekkend: zonder pardon offert de ene drieman een familielid of vriend op als die de vijand van een ander blijkt te zijn.
Maar teksten over de proscripties zijn niet alleen maar interessant omdat ze verbonden zijn met de carrière van keizer Augustus. De vertalers wijzen in hun voorwoord terecht op de chaos en paniek die zich in Rome ten gevolge van de proscripties voordeden. Familieleden en slaven konden opeens je ergste vijanden blijken. Veel Romeinen werden op verschrikkelijke wijze verraden en vermoord. Het eerste slachtoffer werd volgens Appianus gedood tijdens een feestmaal, waarna de gasten het bevel kregen om gewoon door te eten; een ander werd door zijn zoon verraden, die op die manier meteen de erfenis kon opstrijken. Anderen werden juist op heldhaftige wijze gered door slaven die hun plaats innamen, of in een geval zelfs een nietsvermoedende voorbijganger doodden en die voor hun meester lieten doorgaan.
Juist omdat de teksten over de proscripties zich op deze verschillende manieren laten lezen – als studies in ordinaire machtspolitiek, als analyses van maatschappelijke ineenstorting en als voorbeelden van de grootste misdaden en heldendaden – zijn ze ook nu nog zo fascinerend, en valt het te prijzen dat de vertalers ze voor een Nederlands publiek beschikbaar hebben gemaakt.

Dodenlijst. Appianus en Cassius Dio over het bloedige verleden van keizer Augustus. Vertaald door Willem van Maanen en Marco Poelwijk. Verloren, 84 blz., € 10,-
Beeld: Augustus - oftewel Octavianus - samen met Cleopatra