Een bijzonder aspect van Afghanistan is dat het grenst of bijna grenst aan machtige buren, schrijft Henry Kissinger in de International Herald Tribune (5 oktober). Pakistan, India, China, Rusland en Iran worden op een of andere manier bedreigd doordat er bases voor het internationale terrorisme zijn ontstaan. Pakistan voelt de aanwezigheid van al-Qaeda, India heeft last van jihadistische terreurgroepen, in China wonen fundamentalistische sjiieten, het islamitische zuiden van Rusland ervaart de druk van het fundamentalisme en in Iran zijn de soennitische Taliban actief. Al die landen zijn heel goed in staat hun eigenbelang te verdedigen. Maar stuk voor stuk hebben ze er tot dusver voor gekozen zich van Afghanistan afzijdig te houden.
Wat zou er tegen zijn als de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken het initiatief nam tot een topconferentie van de Afghaanse buurlanden? Daar zouden ze dan samen met de bondgenoten van de Navo moeten zoeken naar een remedie die een einde aan deze merkwaardige toestand zou maken. Kissinger denkt aan een internationale betrokkenheid waarbij de belanghebbende naties hun onderlinge rivaliteit zouden opschorten ter wille van het prevalerende doel. Hij ziet ook wel dat dit een hoogst ingewikkelde onderneming zou zijn, maar tegelijkertijd vindt hij het de meest voor de hand liggende. Zouden de buurlanden niet tot samenwerking bereid zijn, dan zou Amerika geen andere keus hebben dan zijn rol in Afghanistan te beperken tot activiteiten die direct in het belang van de nationale veiligheid zijn. Dat zou dan niet betekenen dat Washington zich terugtrekt, maar dat het zijn strategisch oordeel herziet.
In Amerika wordt het debat over Afghanistan met de dag feller. De generaals McChrystal en Petraeus willen meer troepen, ten minste veertigduizend man. Volgens minister Gates moet er ook een nieuwe strategie komen, maar het is nog lang niet duidelijk hoe die eruit zou moeten zien. In The Washington Post is het hoofd van de Pakistaanse veiligheidsdienst Ahmed Pasha in een interview met David Ignatius bezorgd over de veertigduizend man extra van McChrystal, hij is bang dat die versterking contraproductief zou werken, maar tegelijk kan volgens hem Amerika zich niet veroorloven Afghanistan te verliezen. Dat zou Pakistan in gevaar brengen.
Dat er na acht jaar oorlog iets radicaal anders moet gebeuren, staat voor iedere Amerikaanse autoriteit die zich deskundig acht vast. Maar hoe anders? Daarover verschillen ze allemaal van mening. De toekomst van Afghanistan is niet alleen onzekerder dan ooit omdat de Taliban aan de winnende hand zijn en de corruptie kennelijk niet te bestrijden valt. Een van de voornaamste oorzaken van de onzekerheid ligt nu in Washington. Obama moet voor een nieuw beleid kiezen, maar welk? Terecht of ten onrechte, dat doet er in de binnenlandse politieke verhoudingen minder toe, maar steeds vaker wordt de vergelijking met Vietnam gemaakt. Afghanistan is direct van invloed op zijn presidentschap.
Onder deze hoogst onzekere omstandigheden laten de eerst betrokken Nederlandse ministers telkens weer weten dat ze een contingent Nederlandse soldaten langer willen laten blijven. Tegen alle eerdere afspraken in. Minister Van Middelkoop wil vijfhonderd gewapende wederopbouwwerkers in Uruzgan houden en collega Verhagen denkt ook aan een of andere verlenging. Daarover zijn de coalitiepartners boos geworden en daaruit is de ondoorzichtige rel ontstaan die vorige week het nieuws uit Den Haag beheerste. Verhagen was ‘laaiend’ over het Uruzgan-debat, meldde De Telegraaf. Hij had met aftreden gedreigd. Dat werd later weer tegengesproken. Waar of niet waar, het tekent de sfeer.
Hoe komt het dat vooral het CDA zo gehecht is aan de militaire aanwezigheid overzee? Toen we zes jaar geleden eerst juridisch en daarna militair meededen aan de oorlog tegen Saddam Hoessein werd dit ook, niet officieel, gerechtvaardigd met het argument dat we ‘anders onze invloed in Washington zouden verliezen’. Die invloed bestond toen uit het feit dat we bereid waren het bedrog van president Bush over de massavernietigingswapens te volgen zodat we een regiment soldaten naar Irak mochten sturen. Later liet minister Verhagen in een interview weten dat het voor Nederland de hoogste tijd was om achter de dijken vandaan te komen. Nu is hij bang, volgens De Telegraaf, dat ‘Nederland op het internationale toneel aan invloed inboet als de troepen uit Uruzgan vertrekken’. De minister-president zelf heeft indertijd verklaard dat de VOC-mentaliteit weer over de natie vaardig moest worden.
Na het Uruzgan-debat moest ik denken aan mr. J.M.A.H. Luns, aan het eind van de jaren vijftig minister van Buitenlandse Zaken. Hij is ernstig van plan geweest de Papoea’s op West-Nieuw-Guinea de democratie te brengen. President Soekarno van Indonesië was tegen. Om onze bedoelingen kracht bij te zetten hebben we toen ons vliegdekschip de Karel Doorman naar de Oost gestuurd. Daarmee werden we de risee van de internationale gemeenschap. Zo ver is het in Afghanistan nog niet, maar soms dreigt het wel die kant op te gaan.
Rubriek
Stuur de Doorman
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2009/41
www.groene.nl/2009/41