AL BIJ DE KASSA is de stemming opperbest. Geholpen door het weer lijkt de trap van het Amsterdamse Tuschinksi-theater een minivariant van de Spaanse Trappen te Rome. Zomers-maar-goed-geklede jongens en meisjes met een vrolijke glimlach kwebbelen wat en plukken aan elkaar. Er is geen twijfel over mogelijk: in zaal één draait straks een date movie. De blijde romantiek is een variant van genrebereidheid - het publiek weet wat het kan verwachten en stelt zich volledig op die stemming in. Zoals bij het Weekend of Terror het langharig tuig en de puistige pubers voor aanvang van het evenement alvast ijselijke kreten slaken en breed lopen te doen met bierblikjes, als opmaat voor de komende kettingzagenorgie, zo lopen vanavond bij Notting Hill de onbezorgde tieners en twintigers met een lichte tred, af en toe zelfs met een huppeltje de zaal binnen. Ineens lijkt ook die zaal niet meer op een streng-feestelijke art deco-kathedraal maar op een knus paleisje. KLAAR OM geromantiseerd te worden nemen de stelletjes positie op de zachte stoelen. De jongen-meisjecombinaties zitten nog behoorlijk rechtop en met aandacht voor het doek. Heel anders in elk geval dan de laat-maar-komen-desinteresse die je aantreft bij een minder duidelijk in een hokje te stoppen film als pak ‘m beet A Simple Plan. Zodra Hugh Grant in beeld verschijnt, treedt het André van Duin-effect in werking: nog voor hij iets heeft gezegd, wordt er al gegniffeld. Daar is die grappige Brit weer uit Four Weddings and a Funeral. Hoe zou hij zich nu weer anderhalf uur lang een relatie binnenschutteren? Die verwachting van het publiek lost scenarist Richard Curtis griezelig perfect in: Hugh hannest zich een weg door Notting Hill. Hij, reisboekenverkoper, permitteert zich tegenover Julia Roberts, beroemd filmster, te veel pedanterie over Turkije-gidsen. Gooit oeps-pardon sinaasappelsap over haar heen, loodst haar onhandig door zijn studentikoos smerige appartement en maakt de verkeerde opmerking over hun toevallige samenzijn (”surreëel maar leuk" - hoe kon ik zoiets debiels zeggen?’). Dat vlekkeloos leveren wat er gevraagd wordt, typeert het soort humor. Het is vooral tevreden lach, gebaseerd op herkenning. Elke grap bestaat uit het opbouwen van een verwachting en het afwijken daarvan. Voorbeeld: ‘Ik kende Julia Roberts nog voordat ze maagd was.’ De afwijking van de verwachting zit ‘m in het woordje 'voordat’. Niet-maagd-zijn volgt immers in de regel op maagd-zijn. Hoe meer de grap afwijkt van de verwachting, dus hoe absurder de grap is, des te harder het publiek moet zoeken naar de pointe. Maar ook: des te harder er gelachen wordt. Andersom: hoe minder absurd de grap is, des te plezieriger hij is, omdat je hem makkelijker herkent en minder moeite hoeft te doen. Mensen houden nu eenmaal van kinds af aan al van het bekende, dat talloze malen herhaald kan worden. Notting Hill grossiert in dit soort herkenbare grappen waarbij de gierende lach plaats maakt voor een voldaan gegrinnik. Schrijver Richard Curtis bewandelt trefzeker het dunne lijntje tussen platte voorspelbaarheid en ingenieuze variatie op het bekende. Beste voorbeeld is een sequentie die we al kennen van talloze andere komedies: de opeenvolging van verschillende gekke personages. Shallow Grave had zo'n scène, waarin je kort achter elkaar een aantal huiveringwekkende kandidaat-huurders zag. In War of the Roses was het een parade van labiele dames die probeerde een baantje als dienstmeid bij Kathleen Turner te bemachtigen. In Notting Hill laat Hugh Grant zich een (door zijn beste vriend aardig bedoelde) reeks kandidates voor een relatie aanleunen. Flauw, maar vaak echt geestig, wanneer bijvoorbeeld een overenthousiaste dame komt binnenbenen en tegen de vrouw van Grants beste vriend uitroept: ‘O leuk! Je zit in een rolstoel!’ De overbekende humor werkt als een massage: elk (lach)spiertje wordt door Curtis met uiterste precisie opgespoord en voorzichtig gekieteld. Tot de toeschouwers volledig ontspannen en haast willoos zijn. De paartjes in Tuschinski leunen nu met de hoofden tegen elkaar aan, en ook achter in de champagnelobby voelen wij ons steeds prettiger. Iets minder subtiel gaan de makers te werk bij hun romantische lijn. Geen middel wordt geschuwd om een zachtroze taart te bakken. Het grofste geschut is wel het zogenaamde Bambi-shot. Konijntjes, hertjes, vogeltjes en eekhoorns komen van beide zijden van het kader het beeld in lopen om met verbazing en ontroering het idyllische centrum van alle aandacht gade te slaan: Bambi wordt geboren. Konijntjes kijken hertjes aan, beide met toegeknepen oogjes, een glimlach op het gezicht gebeiteld en ze halen de schoudertjes even op. Ook in Notting Hill kijken de andere personages elkaar telkens even spinnend en knorrend aan wanneer er tussen Hugh en Julia iets moois gebeurt. In het begin zijn het de vrienden en familie van Hugh, aan het eind wordt er een heel cohort knuffelende journalisten aangerukt als Hugh midden op een persconferentie aan Julia vraagt of ze de rest van haar leven met hem wil doorbrengen. Hoewel dit soort romantisch geweld bedoeld is om de zoete stemming tot grote hoogten op te stuwen, gaat het uiteindelijk de argeloze kijker irriteren. Zoals niet elk publiek tegen het vinnige geweld van Scream is opgewassen, zo is niet iedereen tegen deze zoetigheid bestand. Het was Sleepless in Seattle dat deze overdaad aan suikerhartjes introduceerde. Maar die film maakte de kijker nog deelgenoot van zijn absurde overdrijvingen. Een neon-hart op de Empire State Building dat precies op het juiste moment aanspringt om de geliefden bij elkaar te brengen, was bijvoorbeeld zo idioot dat de kijker tegelijk begrijpt dat het niet kan en toch wordt uitgenodigd erin te zwelgen. Notting Hill probeert die overdrijving juist te verdoezelen. Tegen het eind van de film komt Julia weer in Engeland opdraven. Om een Henry James-verfilming op te nemen, welteverstaan. Dit wordt zorgvuldig gemotiveerd in een eerdere fase. Hugh, zuchtend boven een pulpig sf-script, roept tegen Julia uit dat zij zich eens aan wat zwaarders zou moeten wagen: ‘Je zou perfect zijn voor Henry James.’ Je vergeet daardoor bijna dat er botweg een scenariotechnisch paardemiddel nodig was om Julia weer naar Londen te krijgen. HET IS DIE NEIGING van Notting Hill ons in het sprookje te willen laten geloven die je net zo wee maakt als tijdens een bus reis op een nagelnieuw onderstel dat te glooiend is afgeveerd. Erger nog: elke ruwe hobbel wordt zorgvuldig omzeild. Nergens een gemene grap, een bittere wending; en als het dan eens licht subversief wordt (de afstotelijke huisgenoot wil zich aftrekken in de badkamer waar Julia in bad zit), dan wordt direct de angel eruit gehaald (Julia maakt er een leuke grap van). En als laatste vinger in ons braakcentrum is daar Hugh Grant, met dat wurgende understatement. Voortdurend is hij een beetje verliefd, licht verbaasd, enigszins wanhopig en best wel verdrietig. Een idee waar bij deze patent op wordt aangevraagd: het Hugh Grant-messenblok. Een houten Hugh met diepe gleuven waarin met veel plezier al uw Sabatiers gestoken kunnen worden. Maar dan voltrekt zich een wonder: alle ergernissen van tijdens de film verdampen na afloop in de Tuschinski-lobby. Al is het maar vanwege al die verliefde paartjes. De uitgang werkt als een ritssluiting: door de liefdespoort van de Tuschinski-deur gaat de arm van de jongen om het middel van het meisje. En losgemasseerd door de humor lijkt die storende klefheid niet meer dan een boze droom te zijn geweest. Want waarom ruikt het hier ineens naar lindebloesem en bubbeltjeswijn? We lopen toch gewoon in de Reguliersbreestraat, met de grijsgrauwe AKO in het blikveld, terwijl een snerpende tram ons bijna van de sokken rijdt?