Na zes maanden voorbereiding ging afgelopen weekend bij de Nederlandse Opera eindelijk Mozart in XXL-formaat in première: de drie met librettist Lorenzo da Ponte geschreven opera’s Così fan tutte, Don Giovanni en Le nozze di Figaro. Een marathonproductie waarin de drie opera’s op drie achtereenvolgende avonden opgevoerd worden met één dirigent en één regieteam. Een blockbuster, vergelijkbaar met de Ring, multimediaal te vermarkten.
Het resultaat was, om het maar meteen te zeggen, een wisselbad van gevoelens. De ene avond een orgie van boegeroep in de zaal, zoals ik dat in Amsterdam nog nooit beleefd heb; aan het eind grote jubel voor alle betrokkenen. Maar naar dat happy end voerde een lange, deels frustrerende weg. Dat lag om te beginnen aan de regie. dno haalde voor dit supersized-Mozart-project het in Duitsland veelbekroonde duo Jossi Wieler/Sergio Morabito naar Amsterdam. Men hoopte vast nu ook eens door de internationale vakpers tot ‘Operagezelschap van het jaar’ of ‘Productie van het jaar’ verkozen te worden. Dat is voor de internationale reputatie van het gezelschap van belang, en in het bijzonder voor dirigent Ingo Metzmacher, die zeer bezig is met zijn carrière in de Bondsrepubliek (hij is onlangs benoemd tot chef van het Deutsches Symphonie Orchester in Berlijn). Het idee de drie opera’s in één pakket te presenteren, was van hem afkomstig; hij wist dat dat – zeker met deze regisseurs – de internationale kritiek naar Amsterdam zou brengen. En inderdaad was afgelopen weekend de complete Duitse pers aanwezig. Uit het oogpunt van pr was dat allemaal voortreffelijk georganiseerd. Daar kan dno mee worden gefeliciteerd.
Helaas was de stemming niet onverdeeld gunstig, niet bij de critici, niet bij het publiek. De drie uitvoeringen konden alleen afzonderlijk overtuigen, en de drang tot actualisering werkte op de lange duur vermoeiend. Così speelt zich af in een Amerikaans vakantiekamp uit de jaren vijftig (waar merkwaardig genoeg iedereen in het Italiaans zingt). Don Giovanni is gesitueerd op een reusachtig beddenkerkhof waar alle personages non-stop op de bühne te zien zijn en de handeling volledig ad absurdum doorgevoerd wordt. Figaro speelt zich af in een jaren-zeventig-autosalon als een moderne soap opera à la Dynasty – waarin de personages elkaar in het Italiaans met graaf en gravin aanspreken.
In het begin was het goedgehumeurde premièrepubliek nog van zins de actualiseringen van de regie te volgen. Così had met zijn vakantiestemming en nostalgie een hoog feelgood-gehalte, ook al zijn Mozarts liaisons dangereuses niet zo geloofwaardig als ze door puberende padvinders worden gespeeld. Het applaus was vriendelijk, vooral voor de zangeressen Sally Matthews (Fiordiligi) en Danielle de Niese als een Naomi-Campbell-achtige Despina. Zeer mooi! Maar toen op de tweede avond geen enkel verhaal meer werd verteld, hele stukken uit de opera geschrapt bleken en het stuk tot volledige onherkenbaarheid bleek te zijn vervormd, reageerde het publiek extreem getergd. De regisseurs en Ingo Metzmacher werden heftig uitgejouwd; sommige bezoekers leverden hun kaarten in, omdat ze van de Mozart-trilogie halverwege al genoeg hadden.
Gelukkig kon Figaro op de laatste avond een débacle ten dele afwenden. Dat lag niet zozeer aan de pop-achtige regie, als wel aan de uitstekende, enthousiaste jonge zangers, in het bijzonder Luca Pisaroni in de titelrol. Daar ligt een wereldcarrière in het verschiet, en ook bij Danielle de Niese, die hier als Susanna terugkeerde. Daarnaast was Charlotte Margiono als Marcellina werkelijk heel geestig – grote klasse. Dat soort klasse had het Nederlands Kamerorkest (helaas) pas op de derde avond. Misschien dat Metzmacher zijn muzikanten na de verknalde Così ernstig had toegesproken, misschien dat ze door het intense boegeroep voor dirigent én orkest na Don Giovanni wakker waren geworden – ik weet het niet. Op de derde avond vonden dirigent en orkest in elk geval een Mozart-stijl die overtuigde, en het publiek reageerde dan ook positief. De buitenlandse critici hadden echter hun oordeel over Metzmacher en de regie al klaar, helaas, zodat deze excursie van dno in de internationale pers niet erg positief zal uitvallen.
Zulke grote projecten zijn niettemin van groot belang voor een theater, want ze geven er karakter aan; dat het Mozart-experiment maar half gelukt is, verandert daar niks aan. dno moet zulke evenementen vaker presenteren, om niet in alledaagse operaroutine te vervallen. Ook de samenwerking met de nps is voorbeeldig: alle producties worden op radio en tv uitgezonden en komen later uit op dvd. Dat levert Amsterdam de aandacht op die de stad verdient. Misschien moet Pierre Audi bij zijn volgende opera-evenement zijn regisseurs niet alleen uitkiezen naar aanleiding van de smaak van Duitse critici, maar meer moed tonen in het zoeken naar nieuwe, eigen talenten? Het is lastiger daarmee de wereldpers te interesseren, maar de inspanning is op den duur van belang voor de ontwikkeling van de eigen identiteit. Met de huidige drieslagproductie, die exact zo in Stuttgart had kunnen staan (waar Wieler/Morabito lang gewerkt hebben), wordt dat niet bereikt.
Dus: alle Mozart- en operafans is aan te raden Così en Figaro te bezoeken vanwege de voortreffelijke bezetting en de deels geestige details. Don Giovanni dienen ze echter te mijden. Dan heeft de versie van de staatsopera van Tatarstan, die nu door Nederland toert, meer humor en meer overtuigingskracht. En hij is nog goedkoper ook!