
Toneel – Loek Zonneveld
Kwartet van Heiner Müller
De voorstelling was een van de opmerkelijke wapenfeiten tijdens het Internationaal Theaterscholen Festival Its, in juni 2014. Een sterke samenwerking ook van afstuderende ontwerpers (Ruben Wijnstok, Ilona Overweg, Tim van ’t Hof) en regisseur Nina Spijkers. Omdat die laatste een van de nieuwe jonge regisseurs wordt van de Haarlemse Toneelschuur, komt haar voorstelling nu eerst in een korte reprisetournee terug: Kwartet van Heiner Müller (1929-1995). Die productie staat als een huis. Wat heet: als een verregend mausoleum, een dodenhuis. Valmont en Merteuil, twee beschaafde figuren uit de betere kringen, leven aan de vooravond van de Franse Revolutie (of in de nadagen van een allesvernietigende Derde Wereldoorlog) samen in een spookslot. Twee retorisch begaafde maar zwaar beschadigde neuroten, man en vrouw, hier gespeeld door twee mannen, spelen een rollenspel met daarbinnen een kleurrijk pallet aan seksspelletjes. Ze beleven en herbeleven hun gedeelde en ongedeelde verledens. Ze spelen. Zichzelf. Elkaar. Elkaars minnaars. Hun machtigste wapen is de taal.
Justus van Dillen en Xander van Vledder spelen op de toppen van hun kunnen. Ruben Wijnstok heeft een vochtig keldergewelf ontworpen met een inventieve bewatering en autobanden als voornaamste rekwisiet. Tim van ’t Hof heeft spooky licht gemaakt, een schimmenspel dat sterk aan de Duitse stomme film doet denken. Ilona Overweg heeft een inventieve manier gevonden om genitaliën in maillots op te bergen, met aanvullend jassen- en pruikenwerk en niet te vergeten: wonderschone dameskousen met strikjes. Timo Merkies heeft een spelonk-achtig geluidsdecor gecomponeerd dat zo ver weg klinkt dat het als het ware als een vleermuis in je nek springt. En Nina Spijkers heeft haar twee spelers gebracht tot een scherp, vormvast en onijdel toneelspelen. Ze jongleren prachtig met die geweldige, lastig te temmen tekst.
Het is dit jaar twintig jaar geleden dat Heiner Müller stierf. Zijn teksten werden toen door veel toneeljournaille ook maar meteen dood verklaard – het zou as zijn, waarop niets meer wil groeien. Deze voorstelling bewijst ijzersterk het tegendeel. Ze maakt een korte tournee vanuit de Toneelschuur Haarlem (3 en 4 februari), het Utrechtse Kikker-theater (6 en 7 februari) naar het Amsterdamse Compagnietheater (10 en 11 februari). In mei volgt Nina Spijkers’ eerste regie in de Toneelschuur, Phaedra’s Love van Sarah Kane.
Kunst – Koen Kleijn
Mons superstar

Nog even over Mons, Culturele Hoofdstad van Europa 2015 (quizvraag: welke stad is óók Culturele Hoofdstad, dit jaar?). Dat is een tikje uit de route; Wallonië is een soort fly-over of drive-by gebied, waar je doorheen moet op weg naar Frankrijk, en de reputatie is niet bepaald glorieus. Daar komt dat Culturele Hoofdstad-etiket dan bij van pas. De campagne in de stad zelf draait rond de vraag: ‘Komend jaar ga ik feestvieren. En jij?’ waaruit blijkt dat de organisatie zich minder tot Europa richt, als wel tot de Montois zelf. Die moet eigenlijk door het festival met nieuwe ogen naar zijn stad gaan kijken en naar de nieuwe infrastructuur – vijf nieuwe musea voor een stad van honderdduizend mensen. Het programma is dik (budget zeventig miljoen) en daar zitten interessante dingen onder.
Een aardige kennismaking is Mons Superstar! in de Anciens Abbatoirs, een mooi gerestaureerd negentiende-eeuws slachthuis. De Superstars zijn beroemde Montois, en daaronder zat eerlijk gezegd niemand die ik kende behalve de componist Orlando Lassus. De belangrijkste bijdrage aan de cultuur van de rest van de wereld komt van de mijnen, meer precies de ingenieurs die hier werden opgeleid en die zich met geologie, prehistorie, sterrenkunde et cetera bezighielden en en passant het een en ander ontdekten. Maar er is ook aandacht voor Nicolas Hardenpont (1705-1744), een geestelijke die hier wordt vermeld als de uitvinder van de peer. Tiens. In hetzelfde gebouw opent in juli La Chine ardente, een overzicht van grote monumentale sculptuur uit China. Verder: een tentoonstelling over de film Lust for Life, over het leven van Van Gogh, die in 1954 gedeeltelijk in de regio werd opgenomen, een overzicht van kunstnijverheid uit Napoleons tijd, Napoléon, Protecteur des Arts, en Atopolis, een tentoonstelling van hedendaagse kunst mede georganiseerd door Wiels uit Brussel, in de Manège de Sury. Vaut le détour.

De hele regio profiteert overigens van de Hoofdstad-status; zo zijn er ook interessante exposities in Le Grand Hornu Images (de designer Jasper Morrison) en Valenciennes (Antoine Watteau). Programma op mons2015.eu.
Inmiddels open en zeer goed ontvangen: Leo Gestel: De mooiste modernist, Singer Laren, vanaf 25 januari. Nog niet gezien: Dutch Design in Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch. Dutch Design is als begrip al weer zo’n veertig jaar oud; in Den Bosch komen veertien vertegenwoordigers van een jongere generatie aan bod, al zijn die ook al behoorlijk gearriveerd: Daan Roosegaarde, Scholten & Baijings, Pieke Bergmans, Joris Laarman en anderen. Kijk op sm-s.nl.
Televisie – Walter van der Kooi
Het uur van de wolf viert zijn twintigste (!) verjaardag met een maand lang documentaires over popmuziek. Verrassend cadeau van een rubriek die toch vaker de Zware Muze behandelt, maar garant staat voor interessante films. Tweemaal per week van 5 tot en met 27 februari op NPO2 om 23.00 uur. Voor mij onbekend terrein, maar liefhebbers kunnen terecht voor Nile Rodgers (donderdag 5 februari), de beruchte drummer Ginger Baker (vrijdag 6), de Nits (donderdag 12), Nick Cave (vrijdag 13), Stevie Wonder (donderdag 19), James Brown (vrijdag 20), Limburger Arno Adams (donderdag 26) en Genesis (vrijdag 27).

Zondag is sinds heugenis de dag van de klassieke muziek. Die werd door arm en rijk gehoord in kerken. Wie de kerk verliet en dat soort muziek miste, luisterde die dag naar de radio of draaide op zondagochtend platen als vervangende eredienst. Zondagstelevisie biedt hetzelfde. De VPRO met het onvolprezen Vrije geluiden op de ochtend. NPO1, 10.30 uur.
En sinds kort, nogmaals aanbevolen, Podium Witteman dat verademend lang mag duren en verademend lange onderdelen telt. Geen Jeroen Pauw maar Mike Boddé, die recent nog een aantal soloprogramma’s over de klassieken bracht waarin hij onder meer de verschillen tussen Bach en Händel toegankelijk uitlegde. Naast hem is er Floris Kortie, ‘muzikale alleseter’ met lichte ADHD, die nieuwtjes en quizjes brengt. Wie bij Boddé aan Hans Liberg denkt, die immers ook gepingel met grappen combineert, zit er zowel naast qua niveau van humor als van muzikaliteit. Het mikt op een groter en vooral jonger publiek dan de melomanen met wie ik de Zaterdag Matinee en de Opera bezoek, maar zelfs de langharige Jan Vayne (de Liszt van onze tijden waar het om technische uitvoering en het aantrekken van vrouwen gaat) blijkt een boeiend spreker en explicateur over een razend moeilijk onderwerp als de verschillen tussen de gebruikelijke ‘gelijkzwevende stemming’ en de nieuwe stemmingswijze ‘divine nine’. Boddé veegt de vloer aan met de spirituele taal die de Nederlandse uitvinder ervan spreekt, maar erkent de bevinding van Vayne en gast Maarten ’t Hart dat sommige akkoorden er indringender en fraaier van worden. Ik luister als een gans naar onweer want begrijp noch hoor de verschillen. Maar het gesprek is bevlogen en gevat en wanneer gebeurt het je dat televisie te moeilijk voor je is? En er is de huisband Fuse – jonge, enthousiaste, voortreffelijke muzikanten die de grensgebieden tussen klassiek, jazz en pop verkennen, net zoals Boddé dat doet. Podium Witteman is vrolijk zonder lollig te worden, je hoort verrassende verhalen en klanken en als iets je minder boeit pak je de krant om even later weer plezierig aan te schuiven. Er kan heel goed bij gedronken worden. Zondags, NPO2, 17.10 uur.

Tegenlicht komt zondag 1 februari met De onderwijzer aan de macht van Alexander Oey. Hij bezoekt drie scholen waar ‘bevlogen bestuurders, schoolleiders, leraren en ouders de “vaste waarden” van het onderwijs ter discussie stellen.’ De indeling in klassen en leerniveaus, gestandaardiseerde toetsen, de afbakening in vakken, de schooltijden – ze worden ter discussie gesteld. Helaas nog niet zelf kunnen zien. VPRO, NPO2, 21.00 uur.
Film – Gawie Keyser
Een drukke filmweek: veel nieuwe speelfilms gaan in première en aanstaande zaterdag sluit IFFR af met de nieuwe film van J.C. Chandor, getiteld A Most Violent Year. Behalve dat deze titel iets wil zeggen over de tijdgeest, springt het werk ook in het oog vanwege de regisseur die twee schitterende films op zijn naam heeft staan: de financiële thriller Margin Call (2011) en de maritieme survivalfilm All Is Lost (2014) met Robert Redford in de hoofdrol. A Most Violent Year (lees over twee weken meer hierover in Kroniek van Kunst & Cultuur) gaat over een immigrantenfamilie die begin jaren tachtig in New York een bestaan probeert op te bouwen in het plaatselijke oliebedrijf. De vrouwelijke hoofdrol wordt vertolkt door Jessica Chastain, een actrice die met iedere nieuwe film beter wordt.

Dat laatste kan niet worden gezegd van Meryl Streep. Sinds haar hoogtijdagen eind jaren zeventig, begin jaren tachtig gaat het niet zo best met de actrice die destijds de filmwereld aan haar voeten had. Een dieptepunt was haar performance zes jaar geleden in het abominabele Mamma Mia. De afbraak is ook evident in haar nieuwe film, de Stephen Sondheim-musical Into the Woods, te zien vanaf 29 januari. Streep speelt een heks in een sprookje dat losjes gebaseerd is op verschillende verhalen van de gebroeders Grimm, onder meer die van Roodkapje en de boze wolf, van Jan en de bonenstaak en van Assepoester. Het verhaal zou moeten aanspreken, maar ik heb dat niet zo kunnen ervaren. Misschien heeft dat iets te maken met de wijze waarop regisseur Rob Marshall een middenweg zoekt tussen familievermaak en het subversieve in de kern van de oorspronkelijke verhalen. Dat eerste lukt nog het beste. Wie Meryl Streep opgemaakt als heks bokspringend in houten hutjes aan zijn kinderen wil laten zien, zit goed. Wie naar ‘Grimm’ verlangt, komt er bedrogen van af. Hooguit zet het veel te blije Into the Woods aan tot het herbekijken van twee andere films die wél duister en daardoor interessant zijn, ten eerste Tim Burtons verfilming van Sondheims schitterende Sweeney Todd: The Demon Barber of Fleet Street (2007), en vooral Neil Jordans angstwekkende, freudiaanse Roodkapje-film The Company of Wolves (1985).
Ten slotte, Michael Manns nieuwe film Blackhat (nu te zien). De film zal niet in ieders smaak vallen, en buitenlandse critici hebben al hun ongenoegen uitgesproken over de ‘potsierlijke’ plot, de matig spelende acteurs en de vreemde, slecht uitziende visuele stijl. En toch is de verbeelding van een soort meditatief machismo zoals in de meeste Mann-films ook in Blackhat onweerstaanbaar. Mann, die wellicht tot in lengte van dagen bekend zal zijn als ‘de maker van Miami Vice’, is behept met stille, sterke helden, onder anderen Daniel Day Lewis in The Last of the Mohicans (1992) en Robert de Niro in Heat (1995). De macho in Blackhat wordt gespeeld door Chris Hemsworth. Het verhaal heeft iets te maken met een internationale cybercrimineel – onze eigen Yorick van Wageningen – die een natuurramp in Azië wil veroorzaken waardoor hij veel geld op de beurs kan verdienen. Zoiets. Blackhat moet het niet hebben van ‘verhaal’. Wel van de gedempte dialogen van mannen in extreme situaties, briljant geënsceneerde actie en een koel verteld liefdesverhaal. En veel meer. Blackhat. Door de critici schromelijk over het hoofd gezien.