Dakhla naderen vanuit de lucht is een overweldigende ervaring. Wolkenformaties drijven in een bijna militaire slagorde het Afrikaanse continent op. Daartussen imponeert de woestijn, die met een messcherpe kartelrand in de Atlantische Oceaan verandert. Aan het eind van een uitgestrekte lagune ligt Dakhla, een slaperig stadje van vijftigduizend inwoners, met een buitenmaats Marokkaans fort als blikvanger. In de laatste drie decennia is deze stad door de Marokkaanse regering uit de grond gestampt. Nog steeds zie je overal prefabwoningen in aanbouw, en houtateliers waar voornamelijk deuren en kozijnen worden gemaakt. Marokkaanse overheidsgebouwen staan allemaal strak in de verf en zijn rijkelijk voorzien van tropische sierplanten. De winkels liggen tjokvol westerse waar en de overwegend jonge bevolking oogt welvarend. Ook in de Sahara maken de zenuwslopend lelijke Crocs, plastic gezondheidsschoeisel, furore. Bij het uitgaan van de moskee zie je veel jonge, geschoren mannen in moderne kleding. Economisch gaat het Dakhla zo te zien voor de wind. In deze stad wordt onder patronage van de Marokkaanse koning Mohammed VI in het laatste weekend van februari voor de tweede keer een festival georganiseerd. Op het programma veel live muziek en surfwedstrijden – de lagune beschikt namelijk over ideale surfcondities.
De kwestie van de Westelijke Sahara is complex, delicaat en minstens zo hardnekkig als de joods-Palestijnse. Er zijn meer overeenkomsten, zoals een twaalfhonderd kilometer lange muur tussen de bevrijde en bezette gebieden – ook Dakhla ligt volgens de Saharanen in bezet gebied. De geschiedenis in een notendop: tussen 1884 en 1975 was de Westelijke Sahara een Spaanse kolonie, waar verschillende Saharaanse stammen een nomadisch bestaan leidden. Na de Groene Mars van november 1975, waarbij 350.000 Marokkanen op initiatief van koning Hassan II optrokken naar de Westelijke Sahara, gaf Spanje zijn kolonie op. Begin 1976 verdreef het Marokkaanse leger met napalm- en fosforbombardementen de meeste Saharanen uit hun gebieden.
Sindsdien wonen ongeveer 165.000 Saharanen in vier vluchtelingenkampen in de buurt van Tindouf, Algerije. Tot de wapenstilstand van 1991 voerde het Marokkaanse leger een verbeten strijd tegen de Saharaanse verzetsbeweging Polisario. Door middel van legeraanwezigheid, vestigingspremies voor Marokkanen en flinke economische investeringen is het voormalige leefgebied van de Saharanen inmiddels goeddeels geïntegreerd in het koninkrijk Marokko. Saharanen zijn ver in de minderheid. Een definitieve oplossing van het conflict ligt ver weg.
Mohammed VI, de grote mecenas van dit festival, heeft een niet moeilijk te raden motivatie: la marocanité du Sahara laat zich natuurlijk ook prima door een festival onderstrepen. Het zou ook een geste kunnen zijn om in en buiten Marokko meer aandacht voor de Sahara te vragen, maar veelzeggend genoeg zijn hier nauwelijks Saharaanse artiesten aanwezig. Het ontbreken van de Saharaanse cultuur is schrijnend, terwijl een zangeres als Mariem Hassan juist de laatste jaren internationaal bekend is geworden met haar schitterende haul-muziek, wat klankkleuren en intensiteit betreft goed vergelijkbaar met de Malinese groep Tinariwen. Als je Dakhla vergelijkt met het festival van Essakane (Mali), voortkomend uit Toeareg-initiatief, dan is Dakhla, hoe fijn ook voor de bewoners, toch vooral zendtijd voor de Marokkaanse overheid.
Een paar kilometer buiten Dakhla is de festivalcamping, een verzameling nomadententen naast een legerpost, pal aan zee. De camping wordt permanent bewaakt door leger en politie. De voornamelijk Franse surfers – mtv-generatie, uitgedost in supersize hiphopkleding – krijgen een ‘Sahara-light’-ervaring geserveerd: elke tent heeft drie stopcontacten en over het hele terrein zijn rode Perzische tapijten uitgelegd – men mocht zich eens bezeren aan echte woestijngrond. Onder toeziend oog van de Marokkaanse macht wordt hier, nu ja, gesurft.
Voor opzwepende muziek moet je in het centrum zijn. Op een groot plein in downtown Dakhla staat pal voor het stadshotel een immens, geavanceerd buitenpodium, inclusief complete lichtshow, vliegende camera en vier monitorschermen. Elke avond is hier een keur aan artiesten uit de Maghreb te zien, beginnend met de lokale helden en afsluitend met diva’s als de Marokkaanse zangeres Najat Aatabou. Het publiek reageert extatisch op Aatabou’s uitgesponnen chaabi-muziek met trance als doel. Uit Frankrijk komt aanstekelijke Maghreb-pop met darbouka (vaastrommel) en accordeon, van de groep Origines Contrôlées.
Na de concerten lees ik ’s nachts op internet dat op 28 januari in Dakhla de Saharaanse mensenrechtenactivist Khalihenna Oulad Cheikh Beida is gearresteerd, samen met twee andere jonge Saharanen, Adnan Khattat en Cheikh Abdallahi. Volgende week begint in Manhasset, een voorstadje van New York, het zoveelste overleg tussen Polisario en Marokko. De jongste onderhandelingen tussen de twee, begin januari van dit jaar op dezelfde locatie, werden door VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon als volgt getypeerd: ‘There were few exchanges which looked like negotiations in any guise.’