In de negentiende eeuw voerde Nederland in Suriname een systeem van indirect bestuur in, nauwlettend afgekeken van de manier waarop de Britten over hun Afrikaanse kolonies regeerden. Want hoofdstad Paramaribo mocht dan wel stevig in koloniale handen zijn, buiten de stadsmuren en weg van de plantages genoten de marrons (weggelopen slaven) en inheemse stammen een redelijk onafhankelijk bestaan. Ze sloten zelfs verdragen met de koloniale overheersers, die hun in ruil voor vrede een zekere mate van zelfbestuur garandeerden. De traditionele dorpsbesturen werden erkend als gesprekspartners van het gouvernement, de dorpshoofden kwamen op de loonlijst van de overheid te staan – en kregen een pakje aangemeten.
Die situatie is tot vandaag de dag dezelfde gebleven, zelfs al werd Suriname in 1975 een onafhankelijke republiek. Momenteel verdient een stamhoofd maandelijks omgerekend 375 euro, zijn rechterhand (de hoofdkapitein) krijgt een overheidssalaris van 190 euro. Ook het uniform is al die tijd min of meer hetzelfde gebleven. Tot nu. ‘Vooral de pet geeft het uniform een erg koloniale uitstraling. Alle inheemse stammen van Suriname hebben unaniem besloten dat er een nieuw ontwerp moet worden gemaakt’, verduidelijkt het inheemse parlementslid Lesley Artist.
De plannen van de traditionele dorpsbesturen krijgen steun van de centrale overheid in de hoofdstad. Op de begroting van het ministerie van Regionale Ontwikkeling voor dienstjaar 2014 is alvast drie miljoen Surinaamse dollar (685.000 euro) uitgetrokken, waarmee onder meer nieuwe uniformen moeten worden ontworpen. De officiële werkkledij wordt deze keer door de inheemse bewoners zelf ontworpen en zal naar alle verwachting nog dit jaar worden gepresenteerd. Het is nog niet bekend hoe het er allemaal zal gaan uitzien. ‘Dankzij hun nieuwe uniform zal voor deze groep Surinamers eindelijk een nieuw tijdperk ingaan’, besluit Artist.