Op de cover van het NIW, het Nieuw Israëlitisch Weekblad, van vorige week, lachen zes jonge joodse boksers de lezer toe. Zij worden getraind door instructeurs die aan de afbeelding op hun rug te zien ook al verdacht joods lijken. Boksen in joods Nederland is bezig aan een revival. Er zijn weer kampioenen bij de jeugd. Daarvoor hebben we gelukkig geen Jewish Defence League nodig. Joden waren de laatste jaren wel actief als karateka’s en kickboksers, maar nauwelijks als beoefenaren van de moeder van de vechtsporten, the noble art of self-defence.

Voor de oorlog was dat wel anders. De bokssport, de sport bij uitstek van het proletariaat, bloeide in joodse kringen. Het symbool van de boksende jood was Bennie Bril. Art Unlimited heeft een ansichtkaart gemaakt van Ben Bril, kampioen van Nederland in 1939. Op de rechterpijp van zijn witte boksbroekje staat geen reclame, maar een magen david.

In 1997 nog sprak hij op 85-jarige leeftijd de Nederlandse deelnemers aan de Maccabiade (joodse Olympische Spelen) toe vlak voor hun vertrek naar Israël. Ademloos zaten de «kinderen» naar de topfitte Bril, geflankeerd door zijn voortdurend instemmende vrouw Celia, te luisteren. Hij toonde nog eens de snelheid van zijn rechtse directe, vertelde vol trots dat hij nooit knock-out was gegaan in driehonderd partijen en beschouwde de gouden medaille bij de eerste Maccabiade in 1935 in Tel Aviv als zijn sportieve hoogtepunt. «En weten jullie wie mijn tegenstander was in de finale? Een Duitser, nou dan wilde je ook toen al helemaal niet verliezen.»

Bril werd landelijk bekend door zijn weigering in 1936 deel te nemen aan de Olympische Spelen van Berlijn. Hij verkoos principe boven goud. Donderdag 11 september overleed Bril op 91-jarige leeftijd. Zijn overlijden haalde zelfs pagina 101 van Teletekst. Prachtige necrologieën werden aan hem gewijd in bijna alle dagbladen. Met name Harry Ten Asbroek in Het Parool en Bert Wagendorp in de Volkskrant memoreerden vol stijl en liefde hoe hij als jongetje van vijftien deelnam aan de Spelen van Amsterdam, hoe hij in kamp Westerbork bokslessen gaf aan Gerhard Durlacher, hoe Ben Bril met vrouw en zoon het concentratiekamp Bergen-Belsen overleefde, hoe hij wraak wilde nemen op zijn boksmaat van voor de oorlog en verrader in de oorlog, Sam Olie.

Het verhaal wil, heb ik me laten vertellen, dat hij op een middag met zijn zoon zat te vissen op een van de plassen tussen Amsterdam en Utrecht en ineens als een gek begon te roeien, op weg naar een andere boot met vissers. «Wat is er?» vroeg zijn zoon. «Wacht maar tot we er zijn», zou vader Ben hebben geantwoord. Tot zijn zoon in de gaten had wie in die andere boot zat. Precies, Sam Olie. Bril wilde op de plas nog een keer boksen, tot de dood erop volgde. Zijn zoon wist hem ervan te weerhouden.

Een week na zijn dood op 11 september verscheen het NIW van 19 september, met de jonge boksers op de voorpagina. Gauw sloeg ik het blad open, maar helaas, geen letter redactioneel was gewijd aan het grote voorbeeld van die tieners op de voorpagina. Slechts bij de familie berichten stond dat BAREND (BEN) BRIL was overleden en dat de lewaja reeds had plaatsgevonden op 12 september 2003 op de Joodse Begraafplaats Muiderberg. Gelukkig lees ik voor joods nieuws naast het NIW ook dagbladen als Het Parool en de Volkskrant.