
Het mooiste meisje van de klas waande zich onbespied toen ze in de wc-ruimte een krukje pakte om zichzelf in de spiegel te kunnen zien. Ze pakte een lok haar en legde die achter haar oren, toen hield ze haar hoofd even scheef. Terug in de klas – groep zes, volgend jaar draagt ze waarschijnlijk een hoofddoek – stak ze als eerste haar vinger op toen de godsdienstleraar vroeg wie iets over het Offerfeest wilde vertellen. Ze zei dat ze het een prachtig feest vond. De leraar, die na een lange ziekteperiode weer voor het eerst lesgaf, vroeg de leerlingen of ze veel snoepjes en geld krijgen met het Offerfeest. ‘Jaaaaa’, riepen de jongens en meisjes in koor.
Op het elektronische schoolbord, Touchscreen tv, staan verschillende icoontjes, voor iedere leerling één. Ze kunnen punten verdienen met goed gedrag en zijn daar erg op gespitst. ‘Mag ik een punt meester?’ vragen ze om de haverklap. In de volgende klas zingen de leerlingen op de melodie van In de maneschijn over het rituele wassen voor het gebed. Vanaf groep 5 nemen leerlingen deel aan het middaggebed, jongens en meisjes gescheiden, jongens voorin, meisjes achterin. Na de basisschool gaan ze naar de mavo, havo of vwo. Acht leerlingen zitten zelfs op het gemeentelijk gymnasium, vertelt directeur Kemal Kadi niet zonder trots.
Islamitische scholen groeien snel. Op de Ababil-school in Schiedam, die inmiddels ook een dependance heeft én een wachtlijst, zitten bij elkaar zeshonderd leerlingen. Op deze locatie zijn ze de buren van een openbare basisschool waar het leerlingenaantal ook groeit. Andere scholen in de wijk krimpen. Een aantal jaren geleden droeg Ababil nog het predikaat ‘zwak’. Jarenlang is er hard gewerkt om de kwaliteit van het onderwijs op te schroeven en dat is wonderwel gelukt. In dit moderne gebouw zijn de lokalen licht en vrolijk. Aan de muur van een klaslokaal hangen een paar schoolregels: ‘Elkaar helpen’, ‘Goed je best doen’ en ‘Geen vieze woorden zeggen’.
Directeur Ali Kemal Kadi is tevreden met wat er is bereikt; er is geïnvesteerd in goede leraren en in nog betere lesprogramma’s, ouders staan in de rij voor een plekje. Want, zo verklaart hij het grote animo: ‘Kinderen zijn tenslotte je meest waardevolle bezit.’ De school gaat ook naar buiten, ze maken culturele uitstapjes met de leerlingen, bezoeken musea, zolang er maar geen bloot te zien is. De meeste culturele instellingen houden rekening met die wens. Kerst en Pasen worden hier niet gevierd, de evolutieleer wordt niet onderwezen, al wordt er ‘vanuit een islamitisch perspectief’ wel over verteld, en als leerlingen de klas binnen komen begroeten ze de docent met ‘salam aleikum’. ‘Wij zijn een verlengstuk van de thuissituatie, legt Kemal Kadi uit. Dat de leerlingen op deze manier niet zouden integreren is in deze gekleurde wijk niet aan de orde, alle scholen hebben namelijk vooral allochtone leerlingen. De islamitische basisschool zou beter aansluiten bij het milieu van de ouders en de leerlingen daardoor meer vertrouwen geven. Hier hebben ze nog respect voor de leerkracht, weet Kemal Kadi. Die staat zelfs ‘hoog in aanzien’. Er is sprake van een duidelijke gezagsverhouding: ‘Dat hebben onze kinderen nodig, het geeft ze houvast en zo is er een doorgaande lijn tussen school en thuis. We halen eruit wat erin zit.’

Islamitische scholen presteren beter dan vergelijkbare gewone ‘zwarte’ scholen, bleek uit een landelijke vergelijking van de eindtoets door RTL Nieuws afgelopen december. Reformatorische scholen scoorden ook hoog, maar de Ababil-school doet het niet slecht, de gemiddelde Cito-score valt vier punten (nu 535,9) hoger uit dan vroeger. De pas overleden socioloog Jaap Dronkers gaf scholen daarnaast een rapportcijfer. Hij vergeleek scholen met dezelfde soort leerlingen en gaf Ababil een 7,2.
Het was opmerkelijk dat islamitische scholen positief in het nieuws kwamen, want een aantal jaren geleden was het nog kommer en kwel. Steeds verschenen er berichten dat bestuurders het met elkaar aan de stok hadden, dat de kwaliteit van docenten achterbleef en dat de prestaties van de leerlingen onvoldoende bleken. Die tijd lijkt voor de meeste scholen voorgoed voorbij. Islamitisch onderwijs is populair, het aantal leerlingen steeg de laatste jaren van negenduizend naar twaalfduizend.
De voornaamste reden dat ouders voor islamitisch onderwijs kiezen, is het idee dat hier meer aandacht voor hun kind is, dat ze begrepen worden, dat ze een juist schooladvies krijgen en niet automatisch naar het vmbo worden gestuurd en dat ze veel over hun eigen religie en cultuur meekrijgen. Er is voldoende ruimte voor islamitische vorming en alle leerlingen leren te bidden vanaf groep 5, in elke school is daar een aparte ruimte voor. Islamitisch onderwijs biedt daarnaast bescherming, denken de ouders. Zeker nu met alle maatschappelijke spanningen, IS die toeslaat, de toenemende vluchtelingenstroom en de groeiende populariteit van de pvv. Juist in deze onveilige tijd zoeken ouders een geborgen heenkomen voor hun kinderen.
Een van degenen die dag en nacht werken aan de opwaartse lijn van het islamitisch onderwijs is Yusuf Altuntas, sinds zes jaar directeur van het landelijk overkoepelend orgaan Islamitische Schoolbesturen Organisatie (isbo), waaronder 43 van de vijftig islamitische basisscholen vallen. Altuntas, geboren en getogen in Soest, is al jaren actief in islamitisch Nederland. Hij zet zich in voor de achterban van Milli Görüs, een orthodox conservatieve organisatie binnen de Turkse gemeenschap, waar hij naar eigen zeggen veel aan te danken heeft. Altuntas is als rolmodel misschien niet zo bekend als bijvoorbeeld pvda-Kamerlid Ahmed Marcouch, maar wel invloedrijk. Hij blijft op de achtergrond en treedt pas naar buiten als het islamitisch onderwijs in het nieuws komt. Dit onderwijs helpt kinderen om straks stevig in hun schoenen te staan, denkt Altuntas. Als je weet wie je bent en wat je waard bent, een gevoel van eigenwaarde hebt, kun je je straks beter weren in de grote wereld. Alle vier zijn kinderen gingen naar een islamitische basisschool, de twee oudsten zitten inmiddels op de middelbare school.
We spreken elkaar in het hoofdkantoor van Milli Görüs in Amsterdam-Osdorp. Altuntas ziet er vermoeid uit. Het is hard werken met zo’n ingewikkelde achterban, verzucht hij. Turken, Marokkanen, Somaliërs, Egyptenaren, iedereen wil wat te zeggen hebben over de tere kinderzieltjes. De afgelopen jaren heeft Altuntas de isbo met vaste hand naar een nieuw tijdperk geleid. ‘Vanuit de organisatie hebben we in 2009 intensieve gesprekken gevoerd met onze schoolbesturen. Ik vroeg ze hoe ze het vonden om steeds negatief in het nieuws te komen. Daar was natuurlijk niemand blij mee. Vanaf dat moment werden er elke drie maanden netwerkbijeenkomsten gehouden, waar alle problemen op tafel kwamen en we elkaar ook kritiek gaven. Dat gebeurde daarvoor niet of nauwelijks. Als een islamitische school vroeger het predikaat zwak kreeg, bekommerden andere scholen zich daar niet om. Iedereen hield zich met zijn eigen kleine territorium bezig. Als er nu iets aan de hand is, vragen collega-schooldirecteuren of ze kunnen helpen. Zeven jaar geleden was zoiets niet denkbaar. Ouders zien de kwaliteit verbeteren en in steden als Amsterdam doen wij het beter dan de gemiddelde school. Wij besteden veel aandacht aan iedere leerling. Als je op een zwarte school zit omdat je in een zwarte wijk woont, kun je beter naar een islamitische school. Daar is weinig ziekteverzuim onder docenten en er is meer warmte, want bij ons ben je minder een nummer en de ouderbetrokkenheid is groot. Het gaat ons niet om de groei van de scholen, het gaat ons vooral om kwaliteit. Het gaat niet om geld, maar puur en alleen om het kind.’
Zelf zat Altuntas op een openbare school in Soest, de Desmond Tutu School. Hij weet het nog goed: ‘Alle zes allochtone leerlingen uit mijn klas werden naar de lts gestuurd, een soort automatisme. We scoorden bij de Cito vwo-niveau, maar moesten toch naar de lts. Twee van ons zijn goed terechtgekomen, mijn klasgenoot werd Nederlands recordhouder op de vijftienhonderd meter hardlopen.’ Met een lachje: ‘Wij allochtonen werden een beetje verwaarloosd. Op een islamitische basisschool gebeurt dat minder snel, ook omdat je elkaars achtergrond kent en begrijpt. Daar komt het geloof bij, het bindmiddel dat ons bij elkaar brengt en ons aanspoort om beter te presteren. Op school, en eigenlijk in het hele leven.’
Hij werd religieus opgevoed, maar rond zijn zestiende ging het geloof een grotere rol spelen. ‘Op de lts deed ik alles wat niet mocht. Ik werd van school gestuurd en door tussenkomst van een leraar die zei dat ik veel in mijn mars had, mocht ik het opnieuw proberen. Ik wilde geen timmerman worden, niet hetzelfde leven leiden als mijn vader die zich kapot had gewerkt in een fabriek. Precies op dat moment van vertwijfeling kwam ik in contact met het lokale moskeebestuur. Ik voelde me niet langer alleen. Het geloof gaf vastigheid en leerde me dat ik moest proberen elke dag beter te leven dan de vorige. Zo kon je jezelf ontwikkelen. Die notie stimuleerde me, ik heb daarna versneld mavo, mbo en hbo gedaan.
Ik raakte betrokken bij Milli Görüs in Soest. We begonnen met het organiseren van zaalvoetbalwedstrijden, we werden goed en speelden na een tijdje zelfs tegen het Nederlands elftal. Toen we net startten, hadden we zevenhonderd gulden inschrijfgeld nodig. We gingen naar de voorzitter in Soest, ik vergeet het nooit. Hij werkte in ploegendienst, het was twaalf uur ’s nachts. “We hebben geen geld”, zeiden we. “Kunt u ons helpen?” Hij had net de kinderbijslag voor zijn kinderen ontvangen en die gaf hij zonder aarzelen aan ons, zodat we het bedrag aan de knvb konden overmaken. Hij dacht alleen aan onze toekomst. Die man verdient mijn diepste respect.’ Bij de herinnering aan de onbaatzuchtigheid van de voorzitter raakt Altuntas zichtbaar geroerd.
Het geloof heeft hem sindsdien niet losgelaten, ook niet in moeilijke tijden. ‘Ja, het geeft me zoveel rust. Soms verricht ik tussendoor een extra gebed om weer tot mezelf te komen. In de moslimgemeenschap gaat niet alles even makkelijk, je hebt te maken met tegenslagen, interne ruzies; op kritieke momenten geeft het geloof me kracht.’
Op de aanslagen, IS en de vijandigheid tegenover moslims probeert Altuntas zo rustig mogelijk te reageren. Hij vindt het heel belangrijk dat moslims hun stem laten horen: ‘Na Charlie Hebdo zijn we vanuit de isbo meteen naar buiten getreden om de aanslagen te veroordelen. Intern zeiden we: ga het gesprek aan, met de leerlingen, met de ouders. Bespreek hoe we hier vanuit de islam tegenaan kijken. Die daad was natuurlijk hartstikke onislamitisch. Wij vertellen de leerlingen dat de profeet ook vreselijke dingen meemaakte; hij werd uitgescholden op straat, hij is verdreven. De profeet reageerde elke keer op gepaste wijze, naar geweld grijpen was in zijn ogen een teken van zwakte. Natuurlijk snap ik dat de cartoons in Charlie Hebdo kwetsend waren, maar dat geeft niemand het recht een ander het leven te ontnemen.’
Beledigen mag niet in de islamitische cultuur en dat wordt de kinderen ook meegegeven. Een islamitische kunstenaar zal Jezus nooit negatief afbeelden, vertelt Altuntas. ‘Dat is onbeleefd.’ Ook als weinig Nederlanders daar moeite mee zouden hebben? Stilte. ‘Ik denk dat de moslimgemeenschap moet accepteren dat je in Nederland mag spotten met de meest heilige dingen.’
Binnen de isbo-achterban bestaan verschillende opvattingen over de golf van aanslagen. Lang niet alle scholen bespreken de recente gewelddadige ontwikkelingen. ‘Ik zeg altijd dat de liefde voor de profeet je helpt beledigingen te dragen. Ik vertel over de vrijheid van meningsuiting die in Europa bestaat. Ik ben altijd heel eerlijk en zeg: als je het er niet mee eens bent, geen probleem, maar dan kun je hier beter vertrekken. Ga naar een land waar het je beter bevalt. Mijn hoop is dat het maatschappelijk middenveld van de moslims steeds meer van zich zal laten horen. Zoals de Facebook-pagina Nietmijnislam, mensen die afstand nemen. Die tegenreactie móet uit de moslimgemeenschap zelf komen.’
Diezelfde gemeenschap koestert een groot wantrouwen tegenover de overheid, vertelt Altuntas. Ze denken: die zijn tegen ons. Bijvoorbeeld toen het Islamitisch College Amsterdam in 2010 de deuren moest sluiten vanwege wanbestuur en slechte schoolprestaties. Velen vatten dat op als tegenwerking, als sabotage. ‘Ik vertel ze dat het de overheid erom te doen is een kwalitatief goede school te hebben.’ Al vindt hij ook dat de gemeente Amsterdam in dit geval wel een handje had kunnen helpen. Er is en blijft behoefte aan islamitisch vervolgonderwijs. ‘De Nederlandse overheid moet ook beter luisteren naar wat het gematigde middenveld zegt. Binnen de moslimgemeenschap is grote behoefte aan een goede islamitische middelbare school. Al vijf jaar beijveren wij ons daarvoor, maar de gemeente Amsterdam laat het begaan en steekt geen hand uit. Via de Raad van State is nu afgedwongen dat Amsterdam uiterlijk in augustus 2017 een pand beschikbaar moet stellen. Zo kunnen we onze kinderen verder helpen. Soms verbaas ik me over het pessimisme van jonge moslims: je bent hier geboren en getogen, je gaat straks naar de universiteit, zeg ik dan. Wat maakt dat je zo bitter bent? Ze voelen zich afgewezen, niet geaccepteerd. Daar moeten we wat mee. Ook de hoogopgeleiden kunnen geen baan meer vinden. Ze beproeven hun geluk in Marokko en Turkije, of ze gaan naar Dubai of Qatar. Nadeel is dat Nederland klein is, we zitten op elkaars lip. Ik signaleer een verharding. Tegenover dat kleine beetje moslimextremisme staat dat grote aantal rechts-extremisten en dat maakt mij bang. Ik denk dat het vanuit die hoek veel eerder kan escaleren.’
Altuntas is ervan overtuigd dat een gematigde islam op geen enkele manier zou hoeven botsen met de Nederlandse samenleving. In zijn omgeving ziet hij voorbeelden genoeg: ‘Mijn generatie is opgegroeid in een cultuur waarin alles bespreekbaar is. Veel moslims kunnen zich inmiddels goed en makkelijk uiten, dat was 25 jaar geleden wel anders. Opkomen voor jezelf is iets van Nederland, direct zijn, assertief. Moslims zullen steeds actiever meedoen met het maatschappelijk debat en op een bepaalde manier hun positie opeisen. Dat meedoen heeft ook een andere kant: we worden daardoor zichtbaarder. Niet alleen wij, maar ook onze kinderen hebben vaak het gevoel dat er met twee maten wordt gemeten. Waarom is het fout als iemand zich bij IS aansluit, waarom maakt Nederland daar allemaal juridische richtlijnen voor, terwijl iemand die sympathie heeft voor de joodse staat en daar in het leger gaat dat gewoon kan doen? Ook al bezetten zij dat land en onderdrukken zij de Palestijnen. Dat wordt door moslims niet begrepen. Ik snap trouwens sowieso niet dat er speciaal beleid is voor IS-gangers, laat ze gaan, ze hebben er tenslotte zelf voor gekozen. Ik wil het niet goedpraten als jongeren naar Syrië vertrekken, maar wat kun je doen? Iedereen heeft dan gefaald, de ouders, de school en de staat. Ik denk dat het islamitisch onderwijs hier een rol in kan vervullen. Er zijn geen oud-leerlingen van ons naar het kalifaat vertrokken en dat is mooi. Dat bewijst des te meer dat wij jonge mensen de weg kunnen wijzen en de goede islamitische identiteit kunnen meegeven.’
Altuntas waarschuwt voor al te hoge verwachtingen, met bescheidenheid en deugd kom je een heel eind. ‘Je kunt leerlingen duidelijk maken dat het leven in het heden geen paradijs is. Nooit. Iedereen in dit leven worstelt met zijn bestaan en met zijn omgeving. Die krachtproef hoort er nu eenmaal bij. Als je die doorstaat, zul je worden beloond in het hiernamaals. Die beloning mag je nu niet opeisen door het stichten van zoiets als een islamitische staat.
Leef in vrede met je omgeving, blijf in gesprek met niet-moslims. Als je dat niet lukt, dan moet je vertrekken, dat deed de profeet tenslotte ook. Dit zeg ik uit religieus besef.
Er zijn veranderingen gaande, er komt een moslim-voorhoede, alleen functioneert die nu nog te veel op individuele basis. In Nederland wordt in de moskee vooral een normatieve islam onderwezen, wat wel en niet mag. Kinderen leren de koran uit hun hoofd, zonder de betekenis ervan precies te snappen, de sociale en filosofische kant van de islam ontbreekt terwijl ze daar juist behoefte aan hebben. Ook bij de radicaliserende jongeren zie je dat. Internet geeft niet de juiste context van de islam. Goed islamitisch onderwijs kan een solide basis meegeven en dat doen wij op onze scholen. Daarnaast kan er meer gebeuren op institutioneel niveau.’
Altuntas legt uit wat hij daar concreet mee bedoelt. ‘We moeten onze eigen instituten bouwen. Nederland heeft een miljoen moslims en we hebben niet eens een eigen omroepvereniging met leden, een moslimkanaal. We zitten niet in het publieke bestel. Er is vanuit de moslims onvoldoende eigen geluid en tegengeluid. isbo is het enige instituut dat al 26 jaar bestaat, en moslims verenigt. Uit de hele wereld. Onderwijs verbindt ons.’
De Al Amana-school in Ede doet het nog beter dan de Ababil in Schiedam. Met een Cito-score van 536,2 scoren ze een 8,9 op de lijst van Dronkers. De school werd in 1991 opgericht door ouders die ontevreden waren met het bestaande onderwijs. Hun kinderen verdienden beter, vonden ze. De school kwam er, maar de kwaliteit bleef achter. Strubbelingen, bestuurswisselingen; in 2007 was Al Amana bijna opgeheven. Maar met een nieuw plan, een nieuwe directeur, Karim Salihi, werd de school uit het moeras getrokken. Salihi wilde laten zien dat het ‘anders en beter’ kon, alles voor de nieuwe generatie. Het lukte, hij is een gezien man in bestuurlijk Ede en is zelfs penningmeester van het christelijk samenwerkingsverband van scholen. Dankzij het islamitisch onderwijs weten de leerlingen beter wie ze zijn, zegt hij net als Altuntas. ‘Die aanslagplegers hadden niet zo’n rustige basis.’ Geloof geeft juist kracht: ‘Van bidden word je een beter mens.’ Op Al Amana leren de kinderen behalve taal en rekenen dat ze trots kunnen zijn op zichzelf, ze mogen zelfbewust zijn.
In een van de lokalen, waar de som 68x23 op het bord staat, zijn de leerlingen braaf aan het werk. De juf legt uit hoe ze de som het best kunnen aanpakken. Leerlingen die er wat moeite mee hebben, zet ze bij haar aan tafel. De jongens en meisjes in deze klas hebben een gevarieerd toekomstbeeld. De een wil tandarts worden, de ander voetballer of automonteur, een meisje droomt van een carrière als kapster. Een leerlinge met een Somalische achtergrond heeft een dik boek op haar tafeltje liggen. Ze leest het dagboek van Anne Frank in een speciale uitgave voor kinderen met dyslexie. Ze vindt het lastige materie en snapt het niet helemaal, maar ze zet door, wie weet gaat het haar nog boeien.
Beeld: Kinderen uit groep 6 van de islamitische basisschool El Kadisia in Amsterdam-West doen mee aan de derde editie van Keepit Clean Day. In heel Nederland wordt dan het zwerfvuil opgeruimd. (Dingena Mol / HH)