Laura is nu twaalf en of ze inmiddels over groeiende borsten en vergeefse verliefdheden schrijft, weten we niet, want wat in Laura’s gedichten staat, ontstond tussen haar zesde en negende jaar. In de volwassen literaire wereld is ze er al een tikkeltje beroemd mee geworden. In eigen land voerde haar bundel wekenlang de boekentoptien aan en onlangs maakte de schrijfster furore op Poetry International als jongste deelnemer ooit.
Dat riekt meer naar public relations dan naar poëzie, en dichtende kinderen wekken toch al mijn argwaan. Uiteraard niet een kind dat plezier beleeft aan het spelen met de taal, maar wel bijvoorbeeld de poëtische hordes die deelnemen aan de jaarlijkse, in het Land van Ooit eindigende dichtwedstrijd. De besten onder hen - ‘De woorden rollen uit mijn pen/ Ik ben blij dat ik een dichter ben’ - worden gebundeld in een officiële uitgave, waar het werk niet beter van wordt.
Helemaal onbevooroordeeld begon ik dus niet aan Ranger, maar de eerste vaststelling moet zijn dat de leeftijd van de dichteres al snel naar de achtergrond verdwijnt. Je leest simpele, kleine gedichten. Over de betekenis hoef je je het hoofd niet te breken en de onderwerpen verrassen nauwelijks: de natuur, relaties (onder andere met de hond) en God: ‘In de wolken kun je Gods gedachten lezen/ ze zeilen voorbij./ Hij denkt aan wat wij aan het doen zijn./ Ik schrijf een gedicht - en dat weet hij.’ Sommige versjes zijn te particulier en onnozel. Die sla je over, wat een van de voordelen is van gedichten lezen.
Op taalniveau is er veel moois. Over het oude huis: ‘Papa staat op de ladder/ en verft een nieuw vel/ op het huis.’ Over de zee: ‘De wind schrijft/ wat hij weet/ in regels op het water.’ Over een tulpenveld: ‘Ze liggen/ als een geel tafelkleed/ op een tafel met duizend poten.’ De vertalers hebben hun werk met toewijding en precisie gedaan. Ze hebben ervoor gewaakt de oorspronkelijke teksten met hun volwassen pen mooier of knapper te maken. En soms worden ze, als alle vertalers, door de brontekst verslagen: ‘where sweetpeas tiptoe up the wall’ werd ‘waarlangs de lathyrus voorzichtig naar boven reikt’.
Wat vooral behouden bleef en wat de kracht van deze poëzie uitmaakt, is de onbekommerde verrukking over het verkennen van de mogelijkheden die de taal als instrument te bieden heeft. Sommige kinderen doen dat via een archaïserende omweg door ‘het schip der woestijn’ te schrijven als ze kameel bedoelen, zoals Kees Fens eens uitlegde. Laura Ranger lijkt rechtstreeks in verbinding te staan met een heldere oerbron. Volwassen lezers biedt ze de herkenning van hun eigen eerste taalopwinding, kinderen mogelijk inspiratie.