Ik heb het me al eerder afgevraagd. Wat de diepere gedachte is achter een vrouw voor hoer uitmaken. Ik heb het ook als zodanig opgeschreven, in een essay over misogynie. Dat kwam in een boek terecht en dat boek werd besproken in een podcast. Niet een heel bekende podcast, ik zou nu al niet meer weten hoe die heette. Mijn aandacht werd erop gevestigd door mijn uitgeverij. Publiciteit is publiciteit.
O, luister daar maar niet naar, zei degene die het beste met me voor heeft. Daar heb je niks aan.
Ik was toch nieuwsgierig. Niet heel erg, maar wel een beetje. De mate van nieuwsgierigheid waartegen je geen weerstand kunt bieden als je een beetje moe bent. Op je telefoon aan het kijken bent. Zomaar toch iets aanklikt. En voor je het weet luister je naar twee mannen die je niet kent, de een heeft een piepstem, de ander een vreemde lach. Van meet af aan is duidelijk dat ze bozig en gefrustreerd zijn. Iedereen die een boek schrijft, of een stuk in de krant heeft, kan op hun wantrouwen rekenen. Voor iedereen hebben ze verdachtmakingen klaarstaan, ze worden gebracht met een soort hinnik. Ik wist eerlijk gezegd niet wat ik hoorde. Wat een treurige types.
Mijn naam viel, het was in feite een wonder dat ze mijn boek daar hadden liggen. Want ze hadden ook een grote hekel aan mij. O, vreselijk, die stukken van haar. Ik sla ze al jaren over. Mijn naam op hun lippen, die verachting waarmee dat gepaard ging, heel raar. Eventjes veranderde ik in iets wat ieder moment kon worden weggeblazen. Mijn naam werd in hun mond iets onsmakelijks. Het was ook net alsof ze mijn boek toch maar niet hadden gelezen. Alles zeiden ze fout. Ik had op het Museumplein gestaan en me afgevraagd waarom die voetbalsupporters daar Femke Halsema massaal voor hoer uitmaakten. Haha, hinnikten ze, had het die mannen daar gevraagd.
Nou ja, zei de ene man opeens. Hij was net iets minder erg dan de ander. Had ik gevangen gezeten, dan had ik mijn hoop op hem gevestigd. Op een dag zou hij de deur voor me op een kier zetten. Het is wel een vraag, zei hij. Wat betekent het dat mannen vrouwen graag voor hoer uitmaken. En hij zei er zomaar, ook tot zijn eigen verrassing, achteraan: ik heb zelf ook wel eens een vrouw hoer genoemd. En het was niet de beste periode in mijn leven. Hij schrok er duidelijk zelf een beetje van, dat hij dit had geopenbaard.
Opeens zag ik hem daar zitten. Hij zal geen wit overhemd aan hebben gehad met bretels erover, hij zat niet bij een diner, hij zat gewoon op zijn afgetimmerde zoldertje met zijn zielenmaat, wie weet zou moeder de vrouw straks nog een biertje voor ze koud hebben staan, maar toch behoorde hij opeens tot een soort. Het soort dat dekking zoekt tussen soortgenoten. Beetje mee bralt. Geen grotere angst heeft dan buiten de groep vallen. Gewoon het woord ‘hoer’ in de mond neemt, bedoeld als ultieme verwensing. Er bestaat geen mannelijk equivalent, of het zou ‘homo’ moeten zijn. Het laagste van het laagste, op dat mannenfeestje. Misschien is het mijn zwakte dat ik nog niet eens denk aan het geweld. Ik denk aan de zelfhaat. Aan de belachelijkheid.
Was will der Mann? Naar de hoeren. Met andere mannen verkeren.
Geen wonder dat het Amsterdamsch Studenten Corps de seksen graag gescheiden houdt bij zo’n lustrumfeest. De hoeren in de belendende ruimte vierden ondertussen hun eigen feestje. Hoe dan? Je hoorde er niet zoveel over, maar degene die het kon weten als oud-corpslid vertelde het me de volgende dag. Er waren mannen ingehuurd die zich langzaam ontblootten. De avond was uitgelopen op één grote stijve-pikken-galore.
De ontzetting waarmee ze me dit vertelde, het is een verhaal op zich. Zelf had ze zich ooit bij het corps aangemeld om gezamenlijk Tacitus te kunnen lezen. Echt, zei ze.