
‘Steek je middelvinger op’, zei mijn opa gniffelend en deed het voor. Hilariteit alom natuurlijk. ‘Steek daarna je duim en pink óók omhoog. Zo ja, en leg dan je hand op tafel. Nu is het een tank. Boem! Boem!’ Dat spelletje speelden we tijdens lange ritten in de trein om de tijd te verdrijven. En we aten vieze viskoekjes. ‘Opa, mogen we nog één keer tankje spelen?’
‘De belangrijkste taak van de psychologie is om alle aspecten van de menselijke geest te verbeelden’, schreef de psychoanalyticus James Hillman. Een trauma is iets dat niet goed te verbeelden is, het past niet in je beschrijving van jezelf of de wereld. Het ontstijgt alle kaders. Geweld kan zo’n gebeurtenis zijn, of een natuurramp, of een oorlog. De Amerikaanse oud-minister van Defensie Robert McNamara schreef over de oorlog in Vietnam: ‘Het was een gebrek aan verbeeldingskracht.‘
Mijn opa zat altijd te wroeten in z’n kelder, een mancave avant-la-lettre. Daar bouwde hij scheepjes en restaureerde hij meubels aan een werkbank. Zijn hengels en kunstaas hingen daar; er stond een fitnessapparaat en een koelbox voor de blikjes diet Coke. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij als Amerikaanse jongeman op Iwo Jima en Guam, een eiland in de Filipijnenzee in het westen van de Grote Oceaan op ongeveer 13 graden noorderbreedte en 144 graden oosterlengte, tegen Japanse jongemannen. In zijn overlijdensbericht uit 2006 herlees ik dat hij marineluitenant was en kapitein op een amfibieboot. Het verhaal gaat, vaak herhaald in de familie, dat kort na de landing op een van de eilanden een vriend in zijn armen stierf. Terwijl de jongen doodging las mijn opa een stukje aan hem voor uit zijn zakbijbel. Ik kan me natuurlijk niks voorstellen bij hoe dat voelt, en ik kan me al helemaal niet voorstellen hoe het is om daarna weer de wapens op te moeten pakken.
Bij een trauma raakt je geest overspoeld. Je kunt niet, of moeilijk, verwerken wat er gebeurd is. Een trauma nestelt zich direct in je onbewuste. Daar sluimert het, omdat het niet goed kan worden geïntegreerd in je bewustzijn. Het is letterlijk on-voorstelbaar, er zijn gewoon geen woorden voor. Sommige mensen krijgen daarom lichamelijke klachten. Ze raken deels verlamd, of hebben altijd hoofdpijn. Of ze krijgen herbelevingen: beelden of geluiden die zich steeds aan je opdringen, vooral ’s nachts in nachtmerries of griezelige visioenen. Het is alsof je geest koste wat kost een vorm moet vinden voor wat er gebeurd is, maar het niet goed kan vertellen, en het daarom steeds blijft proberen, op allerlei manieren. Freud noemde dat de ‘herhalingsdwang’ achter een trauma. ‘Ik wou het helemaal zeggen/ maar ik kan het toch niet zeggen.’ En dus probeer je het nog eens, en nog eens.
Lang na het tankje spelen, toen mijn opa ziek werd, was een van de laatste dingen die hij deed het compulsief opnemen van PBS-documentaires over de oorlog. Zestig jaar na dato was hij er helemaal niet klaar mee. Sterker, het was een van de laatste dingen die hem scherp hield, terwijl wat we gisteren beleefd hadden in de rook verdween. Soms vroeg hij aan mijn broer of aan mij of we de video’s samen met hem wilden bekijken. Een paar keer deden we dat. Dan zette hij het geluid zacht en gaf zelf commentaar bij de beelden. Wij verloren, zoals het hoort op die leeftijd, na tien minuten alle aandacht. Wij wilden helemaal niet naar saaie videobanden kijken, terwijl hij het zo graag wilde laten zien. Na zijn dood vonden we in de kelder dozen vol boeken over de oorlog, al z’n modelbouw-marineschepen en honderden krantenknipsels over de slag die ook wel ‘operatie Detachment’ werd genoemd. Er is niet veel van over. Alles is verkocht of naar het grofvuil gegaan. Maar goed ook.
Dit is de derde aflevering van de tweewekelijkse rubriek In de Spiegel