Zijn pas was haastig, oogcontact maakte hij zelden en hij smeet het strooigoed op mijn klasgenootjes alsof hij een troep wilde honden op afstand probeerde te houden. Hij had zin noch tijd om onder de hysterische kinderen te zijn.

We waren natuurlijk ook gewoon nare kinderen die je het liefst met een paar bakstenen in een juten zak stopt en de gracht in dumpt. Alleen wilde ik dat hij iets meer aandacht voor me had, dan kon hij zien dat ik heus wel deug. Elkaar even beter leren kennen, uitgebreid het afgelopen jaar doornemen en de balans opmaken. Welke geïncasseerde klappen volledig terecht waren en hoe ik die het volgende jaar kon voorkomen. Wat ik best goed had gedaan en wat ik nog meer kon doen om aardiger gevonden te worden.

Mijn jaarlijkse teleurstelling werd opgevangen door tante Emmy, de oude buurvrouw van mijn ouders toen ze net in Nederland kwamen wonen. Elk jaar kwam ze weer bij ons op bezoek met een tas vol kadootjes voor de kinderen, en iedere keer verontschuldigde ze zich weer voor de zwart geschminkte man die altijd verhinderd was om zelf langs te komen.Tante Emmy vertelde dat ze hem gesproken had en dat ze namens hem de kadootjes kwam overhandigen.

Ik vond het maar wat lullig van hem. Op tv zag ik dat hij voor andere kinderen wel de tijd nam. Maar ik wilde er niet al te moeilijk over doen. Je kunt je maar beter even koest houden op de enige dag van het jaar dat je kadootjes krijgt. Ik begreep hem ergens ook wel: die pauperflat van ons had geen schoorsteen waar hij doorheen kon klauteren om de kadootjes zelf af te leveren. En een schoen bij de kachel zetten zou ook alleen maar de gevaarlijke aandacht trekken van mijn moeders schoonmaakwoede.

Nu ik volwassen ben is de kloof tussen mij en die man onoverbrugbaar geworden. Ik heb me laten informeren over zijn verleden en waar hij symbool voor staat. Het dunne laagje zwarte schmink vertoonde al jaren barstjes, maar sinds een paar weken blaast een aanhoudende storm langzaam de bladderende verf van zijn gezicht. Nu zie ik pas hoe weerzinwekkend dat gezicht is, hoe kwaadaardig hij uit zijn ogen kijkt. Ik verdraag hem niet meer, hij stoot me af. Ik vind hem eng, voel me bedrogen en wil hem verjagen. Ik zal hem verjagen.

En wat te doen met die oude witte man met baard die me, zover ik me kan herinneren, nooit iets van waarde heeft meegegeven? Die altijd ongenaakbaar op een afstandje stond zonder dat ik precies wist waarom ik hem moest vrezen of tegen hem op moest kijken? Hij mag zijn staf inleveren en zich in Benidorm bezinnen over de wanstaltige waarheid die hij probeerde te verhullen. Ik stel voor dat een goedheiligvrouw de staf overneemt. Een vrouw die wel benaderbaar is en een kind wat meer aandacht geeft. Ik zal peilen of tante Emmy nog beschikbaar is.


Nadia Ezzeroili (1983) is essayist en columnist.
Eerder deze maand verscheen ‘Hoe Allah en ik in liefde uit elkaar gingen’in Vonk van De Volkskrant