Taylor Swift krijgt de Global Icon award in 2021 in London uitgereikt. ©  Ian West/ Alamy Limited

Tijdens een van mijn wandelingen, een vaste route langs het water, een bruggetje en een multimediawinkel, stuitte ik op een bescheiden platenmarkt. Mijn vingers gleden langs tientallen hoezen. Status Quo. Stealers Wheel. Een weeë lucht hing als een deken over de bakken. Steve Miller Band. The Stranglers. Styx. Iedere verzamelaar weet: het moment dat de verveling toeslaat en je het spitten wil staken, is precies het moment om nog even door te zetten. Noem het fomo of kansberekening, maar ik stuitte inderdaad op de bron in de woestijn. 1989: Taylor Swift. Ik legde haar in mijn mandje naast Paul Simon met de bontkraag en The Concert Sinatra. De platenhandelaar – minstens drie vinkjes – droeg een vaal T-shirt van een progrockband. ‘Zo. Dat is wel een aparte combinatie bij elkaar’, zei hij, terwijl hij me met een schuin oog aankeek. ‘Sinatra en Paul Simon zijn een cadeautje?’

Swift is een megapopster. De liedjes die ze – al sinds haar twaalfde – schrijft zijn dagboekachtige verhalen, rijk aan details, soms met namen, maar vaker nog met cryptische hints die verklappen over wie ze zijn geschreven. Wereldwijd heeft ze miljoenen fans die haar teksten tot op de puntkomma ontleden. Ze bezorgden Swift zowel commercieel succes als een lange lijst aan (industrie)prijzen. Naar alle redelijke maatstaven is ze verre van een obscure speler in songwriting te noemen, en toch weet haar artistieke vernuft nog altijd onder de radar te vliegen.

Zo beweerde Damon Albarn – bekend van Blur en Gorillaz – pas geleden in een interview dat Swift haar eigen nummers niet zelf schrijft, waarmee hij bewees dat mensen die op basis van niks zelfverzekerd lariekoek verkondigen niet alleen op Twitter of in de Tweede Kamer ronddolen. ‘Natuurlijk doet ze dat wel. Co-schrijft een aantal ervan’, wierp de interviewer tegen, maar het mocht niet baten. ‘Dat telt niet’, sneerde Albarn, die overigens zelf credits deelt met Snoop Dogg, Popcaan en Lou Reed. ‘Er is een heel groot verschil tussen een songwriter en een songwriter die samen schrijft.’ Pardoes viel Swift in de netten van een van de hardnekkigste mythes van de muziekwereld: de vrouwelijke popster is een buikspreekpop, die zingt wat mannen in maatpakken haar souffleren; een leeghoofd met een beminnelijk gezichtje maar zonder noemenswaardig talent, die haar naam plakt op wat mensen met meer vakbekwaamheid haar aanreiken. Een kleinemeisjesidool met zoete, ‘eindeloos vrolijke’ dansliedjes. Geen échte artiest, in elk geval. Niet van het kaliber Frank Sinatra en Paul Simon.

Op sociale media kon Swift rekenen op de steun van haar co-schrijvers, fans, de president van Chili, en een grote schare aan vrouwelijke muzikanten voor wie Albarns afwijzende uitlatingen sloffe koek waren. Zo niet uit eigen ervaring, dan toch wel vanwege die van Björk, Solange, Avril Lavigne, Ariana Grande, Nicki Minaj, Meghan Thee Stallion en nog tientallen andere vrouwelijke artiesten die hun werk toegeschreven zagen worden aan mannelijke co-writers door een hardnekkige ondermijningsreflex: ze had hulp, dus schreef ze het wel zelf? ‘Het is een uitgesproken mannelijk voorrecht om je creativiteit te mogen verkennen via samenwerking zonder dat wordt verondersteld dat een gebrek aan talent of vaardigheid die beslissing heeft gedreven’, verzuchtte de zangeres The Anchoress op Twitter.

Dat klopt, zou Joanna Russ antwoorden. Haar boek How To Suppress Women’s Writing biedt een overzicht van de manieren die stelselmatig worden gebruikt om het auteurschap van vrouwen te devalueren. Glasharde ontkenningen – ‘ze heeft het niet geschreven’ – zijn meestal de eerste zet, stelt Russ, maar het arsenaal van de criticus reikt van informele verbodsbepalingen (ontmoediging) tot kleineringen en allerhande manoeuvres om de agency van de schrijfster te ondermijnen.

Deze drogredenen zijn diep ingebed in een sociale context die verre van neutraal is. Gender, kleur, klasse en geaardheid spelen een fundamentele rol in de kansen die men krijgt aangereikt en hoe serieus ze worden genomen in hun (schrijf)werk, aldus Russ in 1983 en zo’n veertig jaar – oh, de meta-ironie! – voordat een zekere mannelijke journalist in Nederland onthaald zou worden voor hetzelfde inzicht.

Tientallen, zo niet honderden voorbeelden dient Russ aan, van Margaret Cavendish en de gezusters Brontë tot Ursula K. Le Guin, in een poging aan te tonen dat vrouwen niet worden benaderd als schrijfsters, maar in het beste geval als ‘vrouwen met een hobby’; dat hun werken stelselmatig worden weggeschoven als ‘vrouwenromans’, als triviaal gedoe en huishoudelijke ontboezemingen, hun ervaringen als singulier en niet als universeel. ‘Het zijn de mannelijke waarden die de overhand hebben’, zei Virginia Woolf al. ‘Dit is een belangrijk boek, neemt de criticus aan, omdat het over oorlog gaat. Dit is een onbeduidend boek omdat het gaat over de gevoelens van vrouwen in een salon.’

Die soms bewuste, soms onbewuste ondermijningsstrategieën zouden verklaren waarom Swift gedurende haar carrière kon rekenen op kritische geluiden – als ze überhaupt werd opgepikt door toonaangevende muziekjournalisten. Haar songteksten zouden té persoonlijk zijn, té sentimenteel, té meisjesachtig, té veel gaan over haar (beroemde) exen en haar gebroken harten. Het zou ook verklaren waarom Ryan Adams, de altrocker die Swifts album 1989 van begin tot eind van een coverversie voorzag, kon rekenen op lovende reacties om zijn muzikale innovatietalent en diepe emotionaliteit, ook in De Groene, toen hij al haar teksten over exen en gebroken harten verbatim nazong.

Onlangs ondertekenden krap dertig Nederlandse zangeressen een open brief waarin ze het seksueel overschrijdend gedrag in hun industrie aankaarten. Handen op billen, spontane potloodventerij van mannelijke collega’s, grooming, verkrachtingen. Deze procedés zijn niet zomaar losstaande incidenten, stelt muziekjournalist Malou Miedema, maar onderdeel van een industrie waarin een laatdunkende houding naar vrouwen tot de norm is verheven. ‘Een “veilige werksfeer” betekent niet alleen het recht om niet aangerand te worden (kom op zeg!), maar ook: word ik serieus genomen?’ schrijft Miedema. ‘Vrouwelijke professionals in de muziekindustrie ervaren stelselmatig het tegendeel.’ Van technici, tourmanagers en stage hosts tot producers en artiesten: ze krijgen allemaal vroeg of laat te maken met seksistische opmerkingen die hun kennis en competenties ondermijnen, hun handelingsbekwaamheid wegcijferen.

De vrouw die uiteindelijk, ondanks alle belemmeringen, wél furore weet te maken, zegt Russ, wordt al gauw aanvaard als een aberratie, de uitzondering die de regel bevestigt. Een stok wordt ze, om de rest mee naar beneden te slaan. ‘Oké, best, zij heeft het geschreven’, zal over haar worden gezegd, ‘maar er zijn er maar heel weinig zoals zij!’

Swift is, inderdaad, een artiest die maar weinig weerga kent. Maar als zelfs de uitzonderlijke Taylor Swift, eerste van haar naam, koningin van de popmuziek, breker van Beatles-records, nog steeds haar auteurschap moet bewijzen, dan zijn er nog veel meer zoals zij dan ik dacht.