Haha, een kiezer die zich in het stemlokaal hardop afvroeg of de sleepwet over parkeerwetgeving ging. Of een die bij het ontvangen van zijn stembiljet nog moest vragen waar dat referendum eigenlijk over ging. Veiligheid? Nou, dan stemde hij natuurlijk voor. Om nog maar te zwijgen over al die mensen die geen benul hadden waar ‘Wiv’ voor staat, maar wel doodleuk een bolletje rood kleurden – ze waren er nu toch. Critici van referenda hadden weinig moeite om voorbeelden te vinden van onwetende kiezers, waarna ze opgelucht concludeerden dat het goed is dat deze vorm van directe democratie wordt afgeschaft. Zulke ingewikkelde zaken kun je maar beter niet aan Jan met de pet overlaten.

Het is een specifieke variant van ‘demofobie’ die je ‘plebsifobie’ zou kunnen noemen: niet zozeer angst voor het volk op zich, maar vooral voor het domme deel daarvan. Het is vreemd dat dit ‘epistocratische’ argument vooral bij het referendum zo luid klinkt, want dat niet iedere burger een even welingelichte keuze maakt is inherent aan het algemeen kiesrecht. Er zullen bij de Tweede-Kamerverkiezingen ongetwijfeld fabrieksarbeiders zijn die vvd stemmen, omdat ze oprecht geloven dat die partij opkomt voor de gewone, hard werkende Nederlander. Of studenten die voor d66 kiezen, omdat ze de pvda te rechts vinden. Moet hun het stemrecht dan ook worden ontnomen?

Referenda kunnen eraan bijdragen dat burgers beter geïnformeerd en meer betrokken zijn

Nu bestaan er inderdaad academici die ervoor pleiten dat iedere kiezer eerst wordt onderworpen aan een soort examen om te testen of hij of zij wel voldoende geïnformeerd is. Alleen als je daarvoor slaagt mag je een stem uitbrengen. Het is een hautaine houding van een ‘deskundige’ klasse, die graag Winston Churchill citeert dat ‘het beste argument tegen de democratie een gesprek van vijf minuten met de gemiddelde kiezer is’. Waarbij ze zichzelf kennelijk tot de ‘bovengemiddelde’ kiezers rekenen.

Terwijl, als het publieke debat rondom de ‘sleepwet’ één ding aantoont, dan is het wel dat het houden van referenda eraan kan bijdragen dat burgers beter geïnformeerd en meer betrokken zijn. Kranten schreven uitstekende informerende artikelen, er verschenen stevige, maar genuanceerde opiniestukken, en zelfs de aivd, die het liefst zo geheimzinnig mogelijk opereert, voelde zich genoodzaakt tot een publiek charmeoffensief – dat is winst voor de democratie. Alleen de politieke pleitbezorgers van de nieuwe wet hielden zich aanvankelijk op de vlakte, al had dat er vooral mee te maken dat het cda (en stiekem ook de vvd) op voorhand had besloten om de uitkomst te negeren en dat d66 zichzelf in een onmogelijk parket had gemanoeuvreerd door eerst als oppositiepartij tegen, maar nu als regeringspartij voor de nieuwe wet te zijn.

Waar het Oekraïne-referendum bewees dat de huidige referendumwet allesbehalve perfect is – waarom heeft een raadgevend referendum een opkomstdrempel? Moeten Europese verdragen wel referendabel zijn? Is het niet te makkelijk om driehonderdduizend handtekeningen te verzamelen? – bewijst het Wiv-referendum dat het een welkome aanvulling kan zijn op ons representatieve stelsel. Het is een uitgelezen manier om juist lager opgeleide kiezers meer bij besluitvorming te betrekken, weten politicologen; participatieve vormen zoals de G1000 worden al snel gedomineerd door hoogopgeleiden. De correctieve variant dwingt politici bovendien om tijdens het wetgevingsproces rekening te houden met kritiek uit het maatschappelijk middenveld. Digitale burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom voelde eerst weinig voor een plebisciet, maar omdat het kabinet hun bezwaren in de wind sloeg, schaarden ze zich toch achter het initiatief van de kritische studenten, in de hoop dat er zo wel naar hen geluisterd zou worden. Al is dat helaas nog maar de vraag.