We leefden inderdaad slordig. We waren ons zeer bewust van de uitspraak: de eeuwigheid is nu. Dus je moest nu doen, maken, zeggen, scheppen zonder er al te veel voor te oefenen. Dus we tekenden, maakten muziek, films, gedichten, verhalen. Op enig moment ontwierpen we en naaiden we zelf onze kleren, maar dat laatste kon ik echt niet en het duurde me te lang. (‘Waarom heb je je jasje doormidden geknipt?’ ‘Ik wil zelf een jasje maken, mam.’)

Je leerde van elkaar. Zo hoorde het.

Je afzetten tegen het kapitalisme – niet dat we daar druk mee in de weer waren – betekende vooral iets maken voor je eigen broeders en zusters zonder winstoogmerk. Carrière maken was verboden. Door wie? Dat weet ik niet. Door de heersende mentaliteit, denk ik. We hadden onze eigen uitgeverijen, onze eigen platenlabels. Gedichtenbundels en prozaboeken werden gestencild. Het moest er ook enigszins viezig uitzien. We liepen voor op de punkbeweging. Ik weet nog dat ik The Stooges hoorde (1968) en later de Sex Pistols (1970) en dacht: ik begrijp hen, en zij begrijpen ons. Wat ik begreep? De sfeer, de mentaliteit, het rauwe, het snelle, het andere, het brutale, het ongepolijste, het slordige. ‘Slordig’ was ons ‘vet’ ons ‘cool’. Wij gebruiken te pas en te onpas ‘te gek’. De wereld moest ‘te gek’ zijn. Wanneer ik achteraf mijn gedichten lees, denk ik: allemachtig wat imiteerde ik van alles en nog wat. En de thema’s? Liefde en Engagement: ik wil jou, jij wil mij niet en de Amerikanen hebben er in Vietnam een troep van gemaakt.

Slordig leven veroorzaakte een slordige moraal en een slordige moraal veroorzaakte hypocrisie, terwijl we die juist wilden bestrijden.

Ik verzaakte.

Ik verzaakte school, ik verzaakte op verjaardagen en begrafenissen van ooms en tantes als ik mijn nette kleren aan moest. Ik was slordig, zeker, maar ik borg de principes van slordigheid wel af en toe keurig op in een diepe la. Steeds meer kreeg ik de behoefte me te onderscheiden. Want ik wilde Haar veroveren. Mijn Grote Liefde Die Mij Niet Zag Staan. Ik meende dat ik dat kon bewerkstelligen (om de een of andere reden bevalt dit woord me) door beter te zijn dan de jongen op wie ze wél viel. Beter gitaar- en pianospelen, betere gedichten maken, betere verhalen schrijven… Dat hielp trouwens niet.

Opeens besef je dat slordig leven een goede gezondheid vereist

Toen ik het Universum van het Slordige verliet, omdat ik weer eens verliefd was en vader werd (geiligheid vereist zelfbeheersing en daar was ik te slordig voor) en er geld moest komen en ik maar hard ging werken om mijn verlies niet toe te geven, merkte ik achterstand. Ik kon niet meekomen met de intellectuele elite. Ik moest concessies doen. Dat wilde ik niet. Maar men hamerde maar op ‘kwaliteit’. Ja, wat was dat?

Ik verraadde niet alles. Slordig leven inspireerde en inspireert me. Niet te veel esthetiek, maar alleen zeggen wat je wil. Stijl is het belangrijkste, maar die moet verweven zijn met je persoonlijkheid. ‘Gek’ en ‘gestoord’ zijn geen scheldwoorden. ‘Uitzonderlijk’ al helemaal niet. Integendeel. Vuil en vies zijn mooi. Grof ook, only if it suits you. Tegendraadsheid moet geen streven zijn maar voortkomen uit je inborst. Roem is financieel prettig en zorgt voor vrijheid, maar is belachelijk en mag zeker geen ambitie zijn. Macht moet constant gehekeld worden. Het is niet erg als je een klein publiek hebt. Het enige is dat je wel ‘navorsbaar’ moet zijn. Heeft je leven geen zin, zorg dat je ergens gearchiveerd bent; de enige plek waar je kans hebt op de eeuwigheid.

Maar hoe zit het met de moraal? Wie slordig leeft, wil geen ideaal en geen idealisme. Daarin is hij ook slordig. Hij toetst goed en kwaad naar bevind van zaken.

Wie ouder wordt, krijgt behoefte aan een sterke moraal omdat er zaken gebeuren die hij niet in de hand heeft: angst en ziekte bijvoorbeeld. Opeens besef je dat slordig leven een goede gezondheid vereist. En angst een sterke moraal. Wie ziek is, gaat eisen stellen: een goede gezondheidszorg, dus een sterke overheid, dus een goede belastingmoraal. Je wil ook goed onderwijs voor je kind. De overheid wordt belangrijker. Was de mars door de instituties niet een vergissing?

Ik werd behoudender en behoudender. Mijn conservatisme was voor mij iets nieuws. Mijn huidig conservatief activisme – bij wijze van spreken – is niet pro-kapitalisme, maar komt voort uit het hippie-denken. (Mijn stelling is dan ook: dat oude hippie-denken was in wezen conservatief. Ik herken de hippies rond Apple’s Steve Jobs en het World Wide Web. De wereld beter maken betekent de mogelijkheid vergroten om domweg slordig te leven en zo je dromen waar te maken in de beperkte tijd die we hebben.)

Ik keer, kortom, terug naar het slordige leven. Onafhankelijk, doen wat je wilt, schijt aan verantwoordelijkheden.