Het idee om zo’n museum te stichten wekte de nodige commotie, maar over één ding was iedereen het eens: Polen heeft geen gebrek aan geschiedenis. Integendeel, Polen heeft er eerder te veel van. Om de opgave tot verwerkbare proporties terug te brengen, werd een raad van wijze lieden geïnstalleerd. Daarin hebben onder anderen de oud-minister van Buitenlandse Zaken, ex-Auschwitz-gevangene en historicus Wladyslaw Bartoszewski en de Britse (!) historicus en Polen-kenner Norman Davies zitting, die beiden hun opvattingen over de canonisering van het Poolse verleden kenbaar hebben gemaakt.

In zijn overpeinzingen over de Poolse geschiedenis bleek Bartoszewski opvallend sterk geïnspireerd door het intellectuele testament van de Poolse paus, Johannes Paulus II, zoals verwoord in zijn boek Herinnering en identiteit uit 2005. Bartoszewski deelt de opvatting van de paus dat romantische gedachten een goede remedie zijn gebleken in de strijd tegen de bedreiging van de Poolse nationale identiteit. Hij schrijft: ‘Laten we onze helden in onze herinnering bewaren.’ Maar Bartoszewski schrijft ook dat het museum ‘de fouten van de Polen moet laten zien’, zelfs ‘hun gruweldaden’. Toch vraagt hij om met een welwillende blik naar het vaderland te kijken, ‘zonder de naïeve instelling te koesteren dat we de mensheid zouden kunnen veranderen, maar ook zonder de overtuiging dat we helemaal niets aan de loop van de geschiedenis kunnen doen’.

De Brit Davies erkent zowel de behoefte aan een dergelijke canonisering als het gevaar ervan: ‘Want een mislukt museum zou erger zijn dan het huidige vacuüm.’ Ook moet volgens Davies niet de politiek maar de cultuur de rode draad vormen bij het bepalen van de programmatische inhoud van de museumzalen. Een aantal zalen zag hij al voor zich. De eerste zou aan het vooroorlogse Warschau moeten worden gewijd. Dit om de mensen direct te confronteren met het grote verschil tussen verleden en heden. Davies: ‘Het naoorlogse Polen was een kunstmatig product. Door Hitlers moord op de Joden, de latere verdrijving van de Duitsers, het afsnijden, met een nieuwe oostgrens, van de weg voor Oekraïners, Litouwers en Wit-Russen, bleven de Polen alleen achter. Terwijl Polen nooit een homogeen land is geweest. Het is belangrijk dit meteen aan het begin van de tentoonstelling te vertellen.’

De volgende zaal zou de Tweede Wereldoorlog moeten behandelen, met veel aandacht voor de sleutelrol van het Poolse verzet, het trauma van de holocaust en het uitroeien van de Poolse intellectuele elite door zowel Russen als Duitsers. In deze zaal zullen behoorlijk veel leugens en controversen moeten worden aangepakt. Daarna is het de beurt aan de negentiende eeuw, toen Polen voor 123 jaar van de Europese kaart verdween, verdeeld als het was tussen Rusland, Pruisen en Oostenrijk. In deze zaal veel aandacht voor de onafhankelijkheidsstrijd van de multiculturele samenleving. Vervolgens mag de Poolse Gouden Eeuw alle aandacht opeisen. Een periode zonder godsdienstoorlogen en brandstapels, maar wél met een bijzondere vorm van democratie: de adelsrepubliek (op grond van een verdrag tussen Polen en Litouwen, 1569) met haar duidelijke machtsverdeling, beperkte bevoegdheden, onderlinge controle en beperkte macht van de koning. Tegelijk bloeide ook de kunst, én de economie, in dit multiculturele, tolerante en verlichte land.

De laatste zaal mag worden gewijd aan de geschiedenis van de Volksrepubliek. Davies: ‘Je zou die kunnen laten zien door zowel de ogen van de natie als die van de autoriteiten. Twee totaal verschillende beelden. En de twist is nog steeds niet opgedroogd. De geschiedenis blijft stromen. Over de Poolse vlakte trokken ooit alle Europese stammen. Ook mijn voorouders, de Kelten, zijn er geweest. Nu nog kom je in de buurt van Krakow namen van dorpen tegen in het Welsh.’