
Mogelijk dacht de Britse premier Theresa May aan de herfst van 1900 toen ze een paar weken geleden na een weekendje wandelen in Wales iedereen, inclusief haar eigen partij, verraste met het uitschrijven van snap elections. Ruim een eeuw geleden resulteerde een vervroegde stembusgang in een overweldigende meerderheid voor de Conservative Party. De zogenoemde ‘khaki verkiezingen’ van 1900 (een verwijzingen naar de kleur van de uniformen uit de Boerenoorlog die de politiek van dat moment bepaalde) waren het politieke debuut van zowel de Labour Party als van Winston Churchill en brachten de Tories de luxe van vijf jaar regeren tegenover een minimale oppositie.
Of misschien was het te verleidelijk voor May om haar belofte – ‘There should be no general election until 2020’ – te breken. Verleidelijk, omdat de populariteit van Labour zich tot voor kort op een dieptepunt bevond als gevolg van een onberekenbare radicaal-linkse partijleider die grote delen van de achterban wegjaagt. Sla toe wanneer je tegenstander op z’n zwakst is, lijkt May’s strategie (inmiddels is Jeremy Corbyn in de peilingen bezig met een inhaalrace).
Verleidelijk was het ook omdat het voor de Conservatieven steeds lastiger wordt de woorden ‘take back control’ met optimisme uit te spreken. In het eerste kwartaal van dit jaar groeide de Britse economie, gemeten per hoofd van de bevolking, niet. De prijzen stijgen en de consumentenbestedingen dalen (zorgelijk in een land dat shoppen als voornaamste economische motor heeft). Gesprekken tussen May en de andere Europese leiders over de Brexit verlopen in loopgravensfeer. Dit wordt geen pijnloze scheiding, zeker niet met een EU die niet geneigd lijkt om de wegloper veel te gunnen. May kan nu nog campagne voeren zonder dat de Brexit een wapen in de handen van haar opponenten is. Het is onzeker of dat in 2020 ook nog het geval zou zijn geweest.
En zo belandt het Verenigd Koninkrijk van de ene politieke dollemansrit in de andere. Eerst was er een historisch referendum dat de spelregels van de Britse politiek herschreef. Daarna een machtsstrijd van shakespeariaanse allure bij zowel de Conservatieven (waarbij à la Hamlet bijna alle protagonisten aan het einde sterven) als Labour (met Corbyn als dwaze Koning Lear). Op 8 juni staan er gehaaste verkiezingen gepland in een land dat nog niet bekomen is van de diepe tweespalt over de vraag of zijn toekomst binnen of buiten de EU ligt. De vraag is hoe de Britse kiezer daaronder gedijt.
één antwoord werd gegeven door een zekere Brenda uit Bristol, een krasse dame die een internetberoemdheid werd toen de bbc haar mening vroeg over de tussentijdse verkiezingen: ‘General election? Not another one! For God’s sake. I can’t stand this, there is too much politics going on at the moment.’ Brenda’s gevoel is dat van velen. Weinig Britten lopen op dit moment warm voor het politieke spel. Een groot contingent kiezers voelt zich dakloos met een hard Brexit Conservative Party en een hard left Labour Party die algemene diensten wil hernationaliseren en de belastingen wil verhogen voor iedereen die meer verdient dan tachtigduizend pond per jaar. Wie wil dat Engeland alsnog in de EU blijft (bijna een kwart van de kiezers) heeft weinig mogelijkheden buiten een onzeker tweede referendum dat de Liberal Democrats beloven in hun verkiezingsprogramma.
Vorig jaar verkocht het leave-kamp de Brexit als een shot steroïden voor de nationale politiek. Brusselse technocratie zou plaatsmaken voor een levendige nationale democratie. De werkelijkheid is dat veel Britten in een staat van politieke ontgoocheling verkeren. Klein maar veelzeggend voorbeeld: een van de experts aangeschreven voor dit artikel, een directeur van een politieke denktank, liet weten niks zinnigs te kunnen zeggen. ‘Ik ben te gedesillusioneerd en te apathisch over deze verkiezingen.’
Deze woorden onderstrepen de algehele verwachting dat de opkomst op 8 juni laag zal zijn, mogelijk historisch laag. ‘Een grote groep kiezers heeft het idee dat geen enkele keuze een passende uitdrukking van hun stem is’, zegt Sophie Gaston, onderzoeker bij Demos, een denktank voor politieke vraagstukken. ‘Er zijn veel Labour-stemmers die absoluut geen Jeremy Corbyn willen en Tory-stemmers die tegen de Brexit zijn. Ik reken op veel thuisblijvers.’
Politieke vermoeidheid valt ook af te lezen aan het partijlidmaatschap in Groot-Brittannië. Bij Labour staat de teller op nog geen vijfhonderdduizend leden, waarvan ongeveer de helft voor minder dan de prijs van een pint bier flitslid werd om Jeremy Corbyn leider te maken. Vergeleken met de miljoen leden (plus nog een miljoen via de vakbond) die deze partij vijftig jaar geleden in de kaartenbakken had, illustreert dit de afkeer van de gevestigde partijpolitiek.
De Tories op hun beurt hebben naar schatting nog geen 150.000 inschrijvingen. De lokale Conservative Associations, de basis waaruit de partij haar kandidaten werft, zijn krap bemand. Vanwege May’s onverwachte draai moesten de kieslijsten halsoverkop worden samengesteld. De premier zelf heeft al afstand genomen van de partij als noodzakelijk politiek vehikel en spreekt liever over ‘ik en mijn team’.
De partij die een sleutelrol speelde bij het mobiliseren van de leave-stemmers een jaar geleden is ondertussen van het toneel verdwenen. Ukip is bezig ten onder te gaan aan interne strubbelingen, een organisatorische janboel en financiële tekorten. Tijdens recente lokale verkiezen verloor Ukip alle zetels op één na. Hun huidige leider Paul Nuttall, die het stokje overnam toen Nigel Farage er na het Brexit-referendum de brui aan gaf, is een weinig overtuigende figuur die bovendien een verleden als profvoetballer verzon.
En bij de Liberal Democrats spat de energie er evenmin vanaf. Met maar negen parlementariërs speelt de partij een bijrol in de verkiezingscampagne. Ook de ‘lib dems’ verloren flink bij de lokale verkiezingen, en hun leider, de kleurloze carrièrepoliticus Will Farron, bestempelde zichzelf eerder als een ‘euroscepticus’, wat nogal vloekt met de partijboodschap dat Groot-Brittannië beter af is door in de EU te blijven. Voorzover gedag zeggen tegen Brussel een manier was om de nationale democratie vitaler te maken, vertaalt zich dat niet in enthousiasme voor politieke partijen klein en groot.
De diepe kloof tussen het politieke bedrijf en de samenleving bestond al voor de Brexit. Hoe is het anders te verklaren dat het referendum een resultaat opleverde waar driekwart van de parlementariërs tegen was? Uit de reconstructies van hoe Groot-Brittannië met de EU brak blijkt dat de politieke elites over het hele spectrum er op geen enkele manier rekening mee hielden dat het referendum wel eens tot een breuk met de EU kon leiden. Het gevolg was dat de remain-campagne haar taak onvoldoende serieus nam, ervan uitgaande dat de Britten toch wel zouden luisteren naar de experts die voorspelden dat een Brexit tot chaos zou leiden. In All Out War: The Full Story of How Brexit Sank Britain’s Political Class beschrijft de journalist Tim Shipman hoe de toenmalige Conservatieve premier David Cameron er tot op het laatste moment van uitging dat de volksraadpleging in zijn voordeel zou uitpakken. ‘We could still pull this back’, waren zijn woorden toen op de referendumavond het ene na het andere bericht binnenkwam van districten waar leave de meerderheid haalde.
Het uiteindelijke verschil tussen leave en remain bedroeg zeshonderdduizend stemmen, maar zoals Shipman terecht opmerkt bestaat er bij een referendum geen halve waarheid. Er is alleen victorie of de totale en onomkeerbare nederlaag. Die uitkomst, zo laat Shipman zien, lag eigenlijk in het begin besloten. Het Brexit-referendum werd niet ingegeven door oprechte interesse om de volkswil te leren kennen. Het was een partijpolitieke manoeuvre. Cameron hoopte op deze manier de verdeeldheid binnen zijn eigen partij over Europa te kunnen bezweren en de politieke concurrentie van Ukip te neutraliseren. Waarschuwingen dat dit echte politiek was en dus ook wel eens in zijn eigen gezicht zou kunnen exploderen, wuifde Cameron weg. ‘Don’t worry, I know what I am doing.’
Voor de kiezer gold dat hij met heel andere motieven dan het Britse EU-lidmaatschap in het hoofd het stempotlood ter hand nam. Op basis van grondige analyse van enquête-data laten Harold Clarke, Matthew Goodwin en Paul Whiteley in Brexit: Why Britain Voted to Leave the European Union zien wat de keuze voor leave of remain bepaalde. Veel leave-stemmers maken zich zorgen over migratie en over hun bestaanszekerheid. Ook wijzen de onderzoekers op een sterke ‘Boris-factor’. Sympathie voor Boris Johnson, de oud-burgemeester van Londen die zich tot het leave-kamp bekeerde, was een belangrijke verklarende factor voor de uitslag. En ook Clarke, Goodwin en Whiteley constateren een brede afkeer van het establishment, wat zich vertaalde in de wens om tegen de heersende consensus te stemmen.
De meest opvallende statistiek in Brexit: Why Britain Voted to Leave the European Union is dat veel leavers denken dat een breuk met de Europese Unie negatieve gevolgen heeft voor de Britse economie en hun eigen portemonnee. Aan de ene kant wijst dit erop dat kiezers niet varen bij brood alleen en bereid zijn zichzelf economisch in de voet te schieten als ze daar wat anders voor terugkrijgen (soevereiniteit, de kans om een middelvinger op te steken naar de elites). Tegelijk is het een indicatie dat veel leave-stemmers er niet van uitgingen dat hun keuze ook tot een daadwerkelijk vertrek uit de EU zou leiden. In die zin vormde het electoraat het spiegelbeeld van de politieke elite die voor remain was: zonder overtuiging dat er daadwerkelijk een alternatief bestond.
Ten slotte was de Brexit-campagne een spektakel van halve waarheden, desinformatie en speculaties die verkocht werden als absolute zekerheden. Het remain-kamp koos voor project fear: het dreigen met rampen die de Britten over zichzelf zouden afroepen met een Brexit, zoals baanvernietiging, gederfde inkomsten en verlies van internationale invloed. De brexiteers deden geloven dat met nieuwe handelsverdragen en een ‘even goede vrienden’ met Europa een glorieuze post-EU-toekomst kon beginnen. Beide scenario’s blijken bezijden de waarheid. Geen wonder dat de jaarlijkse barometer voor het politieke vertrouwen in het Verenigd Koninkrijk dit jaar een diepe daling vertoonde.
De Brexit, kortom, heeft de Britse democratie eerder dof dan glimmend gemaakt. Dat is ook te zien aan de invloed van de Brexit op de partij die er aanleiding toe gaf. Het referendum heeft een monochrome Conservative Party opgeleverd met parlementariërs die zich enbloc achter Theresa May’s pleonasme ‘Brexit means Brexit’ scharen. May hoeft niet te vrezen voor het soort interne verdeeldheid dat Cameron uiteindelijk fataal werd. Als haar equipe nog eurofielen bevat, lijken die te denken aan de woorden van de negentiende-eeuwse Conservatief Benjamin Disraeli, die tweemaal premier was: ‘Damn your principles, stick to your party.’ Voorzover een parlementaire democratie baat heeft bij botsende meningen, ook binnen partijen, bewijzen de Conservatieven hiermee het systeem geen dienst.
Onder normale omstandigheden moet een premier zich ook nog druk maken over de oppositie. Alleen zijn de omstandigheden waarin de grootste oppositiepartij verkeert op dit moment alles behalve doorsnee. Doordat ook Corbyn maar één type kiezer bedient (die van het oud-linkse slag dat nu weer nieuw is geworden) heeft Labour zijn kracht als brede oppositiepartij verloren. Tegelijk biedt ook deze partij geen plek meer voor de Brit die graag onderdeel van de EU wil zijn.
Op 2 februari, de dag dat het House of Commons stemde over het in werking zetten van Artikel 50 dat in uittreding uit de EU voorziet, organiseerde Jeremy Corbyn een manifestatie buiten het parlementsgebouw tegen de Brexit. Hij kwam zelf niet opdagen, terwijl binnen driekwart van de Labour-parlementariërs onder druk van Corbyn vóór stemde. Het is tekenend voor de onnavolgbare oppositie die Labour onder Corbyn voert. Met zulke vijanden heeft May niet eens vrienden nodig.
Toen Theresa May deze verkiezingen aankondigde, leek het erop dat haar partij cricket kon gaan spelen tot en met 8 juni. Winst zou verzekerd zijn omdat de tegenstander al in de touwen hing. Ukip had zijn unique selling point als anti-EU-partij verloren en die kiezers lagen voor het oprapen. De dreigende verdere implosie van Labour speelde May verder in de kaart en het Britse first past the post-systeem deed de rest: omdat hun rivalen in alle districten een deel van hun kiezers verliezen, groeit de kans dat de Tories die zetels binnenhalen. Het zou een overwinning by default worden. Niet op de kracht van de Conservatieven, maar op de zwakte van de anderen. Sommige peilingen voorspelden dat de Conservatieven zouden eindigen met tweehonderd zetels meer dan Labour. Theresa May zelf haalde betere populariteitscijfers dan Thatcher en Blair op hun hoogtepunt.
Maar in de politiek zijn onverwachte wendingen mogelijk totdat de stembussen sluiten. Tot die tijd doen zich events voor die, zoals de Conservatieve premier Harold Macmillan ooit opmerkte, de grootste obstakels voor een politicus vormen. Bij deze verkiezingen is de aanslag in Manchester op 22 mei een event dat de electorale strijd een nieuwe wending geeft. Veiligheid en de dreiging van terrorisme zijn daardoor belangrijke verkiezingsonderwerpen geworden. Opeens wist het publiek zich te herinneren dat Theresa May ook zeven jaar minister van Binnenlandse Zaken was en in die rol flink bezuinigde op de politie. Corbyn nam de gelegenheid te baat om een van zijn stokpaardjes te berijden, door de aanslagen in verband te brengen met Britse militaire interventies in het buitenland waar de Labour-leider niets van moet hebben.
En tot 8 juni is er gelegenheid voor zowel May als Corbyn om onverwacht sterk – of zwak – uit de hoek te komen. In een eerste tv-optreden van beide partijleiders was het de Labour-voorman die het vragenvuur van het publiek en meester-interviewer Jeremy Paxman het meest ongeschonden wist te doorstaan. Aan May bleef kleven dat ze vóór het referendum nog meende dat een Brexit onverstandig was, en zich nu presenteert als de kartrekker van een harde Brexit. Als zittend premier moest ze bovendien huidig beleid verdedigen. Corbyn kon de rol van uitdager spelen en doen wat hij al zijn hele politieke carrière lang volhoudt: tegen zijn.
In de peilingen is de ruime voorsprong van May aan het slinken tot een voorzichtige meerderheid. Het is niet voldoende om plots Corbyn richting Downing Street 10 te zien gaan, maar het kan zomaar gebeuren dat May eindigt met ongeveer het mandaat dat ze nu al heeft. Deze hele verkiezingen zijn dan in zekere zin voor niets geweest en zullen laten zien wat ze zijn: een gok van een premier die het democratisch stelsel gebruikt als persoonlijk instrument. Het reeds gebutste politieke vertrouwen van de Britse kiezer loopt op die manier een volgende deuk op.